36
INDICATIES
1. Algemene fysieke training
2.
Ontwikkeling va atletische vermogens
CONTRA-INDICATIES
1. De AbTronicX2 mag NIET worden gebruikt door personen met een pacemaker.
2. De AbTronicX2 mag NIET worden gebruikt door personen met kanker.
WAARSCHUWINGEN
1. Er zijn geen effecten van chronische elektrische stimulansen op lange termijn
bekend.
2. De veiligheid is niet vastgesteld tijdens de zwangerschap.
3.
Hartpatiënten: GEBRUIK DIT APPARAAT NIET.
4. Personen met vermoedelijke of vastgestelde epilepsie: GEBRUIK DIT
APPARAAT NIET.
5.
Stimuleer de halsslagaderzenuwen (of om het even welk ander deel ter hoogte
van de keel)
NIET overmatig, in het bijzonder bij personen van wie bekend is dat
overgevoelig zijn voor
carotid sinusreflex.
6.
Breng de gordel NIET aan op de keel of over de mond. Dat kan leiden tot ernstige
spasmen van de laryngale en faryngale spieren. De contracties kunnen zodanig
hevig zijn dat de luchtwegen worden afgesloten wat een ademhalingsstilstand kan
veroorzaken.
7. Leg de gordel ook NIET over de hersenen (over het hoofd).
8.
Voer ook GEEN stroom door de borst (transthoracaal) aangezien deze
elektrische stroom tot hartritmestoornissen kan leiden.
9.
De AbTronicX2 mag NIET worden gebruikt op gezwollen, geïnfecteerde of
ontstoken lichaamsdelen of op huiduitslag, zoals flebitis, tromboflebitis,
flebothrombosis en spataders. Een embolie in de kuiten of elders kan een
longembolie of beroerte veroorzaken.
10.
Bewaar de AbTronicX2 altijd buiten het bereik van kinderen.
VOORZORGSMAATREGELEN:
GEBRUIK DE GORDEL NIET
1. wanneer u aanleg hebt voor bloedingen (acute trauma of breuk).
2. wanneer u recent een heelkundige ingreep hebt ondergaan en het samentrekken
van de spieren het helingsproces kan verstoren.
3. ter hoogte van de baarmoeder wanneer u menstrueert.
4. op plaatsen waar de huid is verwijderd en de gevoelszenuwen schade hebben
opgelopen, ervaren sommige personen huidirritatie of overgevoeligheid als gevolg
van de elektrische stimulatie of het gebruikte elektriciteitsgeleidende middel.
De
irritatie kan gewoonlijk worden verminderd door het gebruik van een alternatief
geleidend middel of het aanbrengen van een elektrode.