9
267
Aanbevelen van bloedglucosemetingen op alternatieve prikplaatsen aan patiënten
Bij het aanbevelen van het meten van bloed, dat op een alternatieve prikplaats is afgenomen (AST), moet
men rekening houden met de motivatie en het kennisniveau van de patiënt en met zijn of haar vermogen om
deze afweging met betrekking tot diabetes en AST te kunnen maken. Als u overweegt AST aan te bevelen bij
uw patiënten, moet u er wel rekening mee houden, dat de glucosewaarden gemeten in bloed, dat is
afgenomen op alternatieve prikplaatsen, aanzienlijk kunnen afwijken van de waarden verkregen met bloed
uit de vingertop/handpalm. Het verschil in de capillaire bed-concentratie en de doorstroming van het bloed
naar en door de weefsels op allerlei plaatsen in het lichaam kan leiden tot verschillen in
bloedglucosewaarden tussen de plaatsen, waar het monster is afgenomen. Deze fysiologische effecten
verschillen niet alleen tussen individuen, maar kunnen zelfs per individu verschillen, afhankelijk van zijn of
haar psychische en fysieke toestand. Onze studies met betrekking tot AST bij volwassen mensen met
diabetes laten zien, dat de meeste mensen veranderingen in hun glucosespiegel sneller vaststellen met
bloed afgenomen van de vingertop/handpalm dan met bloed van alternatieve prikplaatsen1. Dit is vooral van
belang, als de glucosespiegel snel daalt of stijgt. Als uw patiënt gewend is om zijn dosering in te stellen op
basis van metingen van bloed verkregen uit de vingertop/handpalm, moet hij of zij goed rekening houden
met de vertraging (lag-time), die van invloed is op de resultaten van metingen van bloed afgenomen op
alternatieve plaatsen.
¹Interne gegevens.