14
BRANDERKARAKTERISTIEKEN
WERKINGSPRINCIPE VAN DE BRANDER
Regeling LUCHT/GAS-mengsel (fig. 12)
De ventilator zuigt lucht aan via de venturi. Dat zorgt voor
een onderdruk P1 ter hoogte van de hals van deze laatste. De
gasklepregelaar zal bijgevolg proberen een verschil in stand te houden
dat gelijk is aan de offsetregeling tussen de druk aan de uitgang van
de gasklep P2 en de atmosferische druk P3: P2 – P3 = offset.
Als de luchtstroom vermindert, neemt P1 toe, net als P2, wat
resulteert in P2>P3; de regelaar R wordt naar boven verplaatst om
de gelijkheid P2 – offset = P3te herstellen. De druk P4 vermindert
en het ventiel C zakt naar beneden: de gasstroom vermindert.
Op basis van de regeling van de offset hebben we dus een
drukverhouding lucht/gas die gelijk is aan 1, ongeacht het toerental
van de ventilator.
Door het drukverschil tussen de hals van de venturi en de uitgang van
de gasklep wordt het gas in de venturi gezogen.
De gasstroomregelschroef biedt de mogelijkheid het te injecteren
gasvolume bij een bepaalde luchtstroom te regelen, waardoor het
percentage CO
2 in de rookgassen kan worden bepaald. Het
brandervermogen kan bijgevolg erg gemakkelijk worden geregeld
door de ventilatorsnelheid en het percentage CO
2 af te stellen op
vooraf ingestelde waarden.
Ontsteking en regeling van de vlam
De branderautomaat zorgt voor de ontsteking van de brander door
de productie van vonken ter hoogte van de ontstekingselektrode en
controleert tegelijk op de effectieve aanwezigheid van een vlam bij
geopende gasklep (meting van de ionisatiestroom).
Startverloop: (fig. 13)
Zodra de thermostaat / potentiometer van de ketel een vraag naar
warmte detecteert, wordt de ventilator gestart. Na 15 seconden
voorbeluchting gaat tegelijk met de ontstekingsvonk de gasklep
open. Als er binnen 5 seconden een ionisatiestroom wordt
gedetecteerd, houdt de verbranding aan tot het einde van de vraag.
In het tegenovergestelde geval wordt de gasklep gesloten en de
ventilateur stilgelegd: de branderbeveiliging wordt geactiveerd.
Bij inschakeling van de branderbeveiliging:
1. De branderverklikkerlamp licht op op het bedieningsbord en op
de brander.
2. Druk de herinschakelingsknop van de brander op het
bedieningsbord in. Schakel de ketel dan enkele seconden uit
met de hoofdschakelaar en start hem vervolgens opnieuw.
Gasbranderstaaf (fig. 14)
Het lucht-gasmengsel van de gasklep-venturicombinatie wordt naar
de branderstaaf gestuwd. De branderstaaf is bekleed met
metaalvezels (NIT). Dat leidt tot een betere vlamverdeling, zodat hij
langer meegaat en aanzienlijk minder verontreinigende emissies
produceert. Bovendien is de verbranding van het lucht-gasmengsel
uniform verdeeld over de staafomtrek. Deze branderstaaf is
eveneens bestand tegen de verbranding van propaan.
1. Lucht
2. Gas
3. Venturi
4. Ventilator
5. Offsetregelschroef
6. Gasstroomregelschroef
(CO2)
7. Lucht-gasmengsel
fig. 12: Regeling van het lucht-gasmengsel
fig. 13: Startverloop
fig. 14: NIT-gasbranderstaaf in werking
1 7
2
5
R
3 4
6
P1
P2
P3
P4
C
Ionisatie
Thermostaat
Ventilator
Opening gasklep
Ontstekingsvonk
15s
5s