60
In gebruik nemen en temperatuurregeling
U steekt de steker van de koelkast in een kontaktdoos met randaarde.
Als u de koelkastdeur opent, wordt de binnenverlichting ingeschakeld.
De draaiknop voor de temperatuur-
keuze bevindt zich rechts in de koel-
ruimte.
Stand „0“ betekent: uit.
Draaien in de richting van „1“ (met de
wijzers van de klok mee): koelaggre-
gaat aan, dit werkt dan automatisch.
Stand „1“ betekent:
hoogste binnentemperatuur,
warmste instelling.
Stand „6“ betekent:
laagste binnentemperatuur, koudste instelling.
De temperaturen in koelruimte en vriesvak kunnen niet gescheiden
geregeld worden.
Bij een lage omgevingstemperatuur van ca. 16°C bevelen wij stand „1“
aan. Bij een omgevingstemperatuur van ca. 25°C stand „2“. Als u een
lagere temperatuur wenst stand „3“ o „4“. Bij deze instelling kunt u er
zeker van zijn dat verse levensmiddelen op de juiste wijze kunnen wor-
den ingevroren en dat de bewaartemperatuur in het vriesvak ca. -18°C
is. Als verse levensmiddelen snel moeten worden ingevroren, kunt u
stand „6“ kiezen. Let u erop, dat de temperatuur in de koelruimte niet
beneden 0°C komt en zet de temperatuurregelaar tijding op stand „3“
of „4“ terug.
Belangrijk!
Hoge omgevingstemperatuur (bijv. op hete zomerdagen) en koude
instelling van de temperatuurregelaar (stand “5” tot “6”) kunnen er
voor zorgen dat de compressor continue werkt.
Reden: De compressor dient ononderbroken te lopen om bij een hoge-
re omgevingstemperatuur de lage temperatuur van het apparaat te
kunnen handhaven. De koelruimte ontdooit dan niet meer – automa-
tisch ontdooien van de koelruimte is alleen bij stilstaande compressor
mogelijk (zie hoofdstuk “Ontdooien”). Sterke rijpvorming aan de ach-
terwand van de koelruimte is dan het gevolg.
Zet in dat geval de temperatuurregelaar op een warmere stand (stand
“3” tot “4”). Bij deze instelling wordt de compressor geregeld en begint
het ontdooien weer automatisch.
☞