15
Gefrierkalender
• Die Symbole auf den Schubladen zeigen unterschiedliche Arten von
Tiefkühlgut.
• Die Zahlen geben für die jeweilige Art von Tiefkühlgut die Lagerzeit in
Monaten an. Ob der obere oder der untere Wert der angegebenen Lager-
zeiten gültig ist, hängt von der Qualität der Lebensmittel und deren Vor-
behandlung vor dem Einfrieren ab. Für Lebensmittel mit hohem Fettanteil
gilt immer der untere Wert.
Abtauen
Kühlraum
Die Rückwand des Kühlraums bereift, während der Kompressor läuft, und
taut vollautomatisch ab, wärend der Kompressor stillsteht.
Das Tauwasser wird in der Ablaufrin-
ne an der Rückwand des Kühlraumes
aufgefangen, durch das Ablaufloch
in die Auffangschale am Kompressor
geleitet und dort verdunstet.
Wir empfehlen, das in der Mitte der
Abtauwasserrinne des Kühlraumes
befindliche Ablaufloch für das
Abtauwasser regelmäßig zu reinigen,
um zu vermeiden, daß das
Abtauwasser auf Lebensmittel tropft.
Verwenden Sie den dafür vorgesehe-
nen Reiniger, der sich schon im
Ablaufloch befindet.
Gefrierraum
Im Gefrierraum schlägt sich während des Betriebs und beim Öffnen der Tür
Feuchtigkeit als Reif nieder. Entfernen Sie diesen Reif von Zeit zu Zeit mit
dem beiliegenden Kunststoffschaber.
26
Klimaatklasse voor een omgevingstemperatuur van
SN +10 tot +32 °C
N +16 tot +32 °C
ST +18 tot +38 °C
T +18 tot +43 °C
Opstellen
Opstelplaats
Het apparaat in een goed geventileerde en droge ruimte neerzetten.
De omgevingstemperatuur heeft invloed op het stroomverbruik.
Het apparaat daarom
– niet aan directe straling van de zon blootstellen;
– niet bij radiatoren, naast een kachel of andere warmtebronnen plaatsen;
– alleen op een plaats neerzetten waarvan de omgevingstemperatuur over-
eenkomt met de klimaatklasse waarvoor het apparaat is ontworpen.
De klimaatklassees staan op het typeplaatje dat zich links aan de binnenkant
van het apparaat bevindt.
De volgende tabel geeft aan welke omgevingstemperatuur bij welke kli-
maatklasse behoort:
Als het onvermijdelijk is het apparaat naast een warmtebron te plaat-sen,
aan weerszijden minimaal de volgende afstanden aanhouden:
– tot elektrische fornuizen 3 cm;
– tot olie- en kolenfornuizen 30 cm.
Als men zich niet aan deze afstanden kan houden, is een warmte-isoleren-
deplaat tussen fornuis en koelapparaat aan te bevelen.
Als het koelapparaat naast een ander koel- of diepvriesapparaat staat, is een
afstand van 5 cm aan weerszijden aan te bevelen, zodat zich geen condens
vormt aan de buitenkant van de apparaten.