28
Als iets niet werkt
Er kan soms een kleine storing optreden, die u zelf kunt verhelpen. In de tabel
vindt u informatie m.b.t. het opheffen van zulke kleine storingen.
Als het apparaat aanstaat, is er soms wat geluid te horen (compressor, circu-
latie). Dan is er geen sprake van een storing.
Wij willen u er nogmaals op wijzen dat het apparaat met onderbrekingen
werkt. Als de compressor stopt, wil dat niet zeggen dat het apparaat niet
werkt. Daarom moet u altijd eerst de stekker uit het stopcontact trekken,
voordat u elektrische onderdelen aanraakt.
Probleem
Het is te warm in de
koelruimte.
Het is te warm in de
vriesruimte.
Er loopt water langs
de achterwand van
de koelruimte.
Er loopt water in de
koelruimte.
Er loopt water op de
vloer.
Er zijn te veel rijp en
ijs.
Mogelijke oorzaak
De temperatuurregelaar is te laag
ingesteld.
De levensmiddelen zijn niet koud
genoeg of staan op een verkeerde plek.
De deur gaat niet goed dicht of is niet
goed gesloten.
De temperatuurregelaar is te laag
ingesteld.
De deur gaat niet goed dicht of is niet
goed gesloten.
U wilt te veel levensmiddelen tegelijk
invriezen.
De in te vriezen levensmiddelen staan
te dicht op elkaar.
Dat is normaal. Tijdens het automatis-
che ontdooien smelt het ijs op de
achterwand.
De afvoer van de koelruimte kan ver-
stopt zijn.
Levensmiddelen kunnen de lekbak
blokkeren zodat er geen water in kan
stromen.
Het afvoergootje loopt niet in de con-
densbak boven de compressor.
De levensmiddelen zijn niet goed
ingepakt.
De deuren gaan niet goed dicht of zijn
niet goed gesloten.
De temperatuurregelaar is niet goed
ingesteld.
Oplossing
Op een hogere stand instellen.
De levensmiddelen op de juiste plek
zetten.
Controleren of de deur goed dicht kan
en of het deurrubber onbeschadigd en
schoon is.
Op een hogere stand instellen.
Controleren of de deur goed dicht kan
en of het deurrubber onbeschadigd en
schoon is.
Een paar uur wachten en de temper-
atuur nog eens controleren.
De levensmiddelen zodanig neerzetten
dat de koude lucht goed kan cir-
culeren.
Maak de afvoer schoon.
Zet de levensmiddelen zodanig neer dat
ze de achterwand niet direct raken.
Plaats het de afvoergootje in de con-
densbak.
De levensmiddelen beter inpakken.
Controleren of de deuren goed dicht
kunnen en of de deurrubbers
onbeschadigd en schoon zijn.
De temperatuurregelaar op een lagere
stand instellen.