A. netcontrole-indicatie (groen)
B. toets ON/OFF van de diepvriezer
C. toets voor temperatuurinstelling (+)
D. temperatuurindicatie van de diepvriezer
E toets voor temperatuurinstelling (-)
F. indicatie voor ingeschakelde FROSTMATIC-functie (geel)
G. Toets FROSTMATIC
H. Alarmcontrolelampje
I. Toets om het alarm uit te schakelen
Toetsen voor temperatuurinstelling
De temperatuur wordt ingesteld via de toetsen „C“ en „E“ De toetsen staan
in verbinding met de temperatuurindicatie.
• Door te drukken op één van de twee toetsen „C“ of „E“ wordt de tempera-
tuurindicatie van de WERKELIJKE temperatuur (temperatuurindicatie
brandt) op de GEWENSTE temperatuur (temperatuurindicatie knippert)
omgeschakeld.
• Met elke verdere druk op één van beide toetsen wordt de GEWENSTE tem-
peratuur 1 °C verder gesteld. De GEWENSTE temperatur dient binnen 24 uur
te worden bereikt.
Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuurindicatie na korte
tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE temperatuur terug.
GEWENSTE temperatuur betekent:
De temperatuur die in de diepvriezer moet heersen. De GEWENSTE tempe-
ratuur wordt met knipperende cijfers aangegeven.
WERKELIJKE temperatuur betekent:
De temperatuurindicatie geeft de temperatuur aan die op dat moment
werkelijk in de diepvriezer heerst. De WERKELIJKE temperatuur wordt met
brandende cijfers aangegeven.