9
Voor installatie van de AquaSol 3 dient er rekening te
worden gehouden met de volgende voorschriften:
a. Het bouwbesluit 680 waarin naar de volgende
normen wordt verwezen:
b. NEN 1010 veiligheidsbepalingen voor
laagspanningsinstallaties;
c. NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwater-
installaties AVWI met bijbehorende werkbladen;
d. NEN 3215 de norm voor binnenriolering in woningen
en woongebouwen;
e. Brandweervoorschriften.
• Voor alle voorschriften geldt dat aanvullingen op
normen of voorschriften of latere voorschriften op het
moment van installeren van toepassing zijn.
• De installatie van het toestel mag alleen geschieden
door daartoe erkende personen. Erkenningen
worden afgegeven door de energiebedrijven, elektri-
citeit en waterdistributieorganisaties.
• Uitdrukkelijk wordt gesteld dat deze technische
montagehandleiding als aanvulling op de bovenge-
noemde voorschriften moet worden gezien en dat
deze voorschriften prevaleren boven de informatie in
deze handleiding.
• Raadpleeg de handleiding van uw
naverwarmingstoestel.
Voor u overgaat tot montage van het toestel is het
belangrijk een aantal mogelijkheden, met bijbehorende
aspecten, vooraf te bekijken.
• Thermostatisch mengventiel
Op zonnige dagen kan de temperatuur in de boiler tot
90°C oplopen. Om een te hoge tapwatertemperatuur
te voorkomen, wordt een thermostatisch mengventiel
dringend geadviseerd.
• Gewicht toestel
Bij het ophangen van het toestel dient u rekening te
houden met het gewicht van de gevulde zonneboiler.
Voor het gewicht zie hoofdstuk 12.3:
“TECHNISCHE GEGEVENS”.
• Leidingen
Om tot een snelle warm water levering te komen
wordt geadviseerd om de afstand tussen het toestel
en het tappunt zo kort mogelijk te houden. Daarnaast
adviseert AGPO om voor de tapwaterleidingen 12 of
15 mm leiding te gebruiken.
• Leidingafschot
Monteer de collector aanvoer en retourleidingen altijd
onder afschot naar de boiler toe. Er mogen geen
leidingstukken zijn waarin water kan blijven staan.
• Leidingisolatie
Om tot een zo hoog mogelijk rendement te komen
wordt geadviseerd alle warmtevoerende leidingen te
isoleren, met daartoe bestemd isolatie materiaal.
• Dakdoorvoer
(bij collector plaatsing in een schuin dak)
Er mag na montage van de zonneboiler installatie
geen open verbinding zijn tussen de collector en de
woning. Gebruik hiervoor glaswol, steenwol, minerale
wol, of een gelijkwaardig product, en sluit de gaten af
met daarvoor bestemd materiaal.
• Opstellingsruimte
De ruimte waarin de boiler staat opgesteld dient vorst
vrij te zijn.
• Voeding van de zonneboiler
Zowel de boiler als de naverwarmer hebben een 230V
voeding nodig.
• Rioolaansluiting
Tijdens het opwarmen van de zonneboiler zal er altijd
een beetje water geloosd worden via de inlaat
combinatie in de koudwater aanvoerleiding.
Indien u van een HR toestel, zoals de Econpact 125C,
127C of de Econpact 135C, gebruik maakt als
naverwarmer, zal deze altijd condenswater produce-
ren.
Voorkom de afvoer van het water uit de inlaat combi-
natie van de boiler en de condenswaterafvoer van de
naverwarmer nooit. Zorg ervoor dat het water op een
correcte manier naar het riool afgevoerd wordt.
6. VOORSCHRIFTEN 7. AANDACHTSPUNTEN
VOOR MONTAGE