4
INST
ALLATIE
ATTENTIE
Zorg eroor dat de ventilatieopeningen aan de boven- en onderzijde van de versterker
vrijblijven om een gelijkmatige warmteafvloeiing te garanderen.
Pas nadat alle in- en uitgangen zijn aangesloten, mag de voeding worden aangesloten.
Zet veiligheidshalve de POWER schakelaar van de versterker op uit (0) en draai alle
regelaars op minimaal (0).
INGANGEN
MICROFOON:
De microfooningangen zijn voorzien van een XLR-, en een jack-ingang en zijn geba-
lanceerd uitgevoerd. Microfoon 1 is tevens voorzien van een DIN ingang.
XLR aansluiting Pin 1 = afscherming (GND)
Pin 2 = signaal +
Pin 3 = signaal -
Jack aansluitingPin 1 = afscherming (GND)
(achterzijde)* Pin 2 = signaal -
Pin 3 = signaal +
DIN aansluiting Pin 1 = Signaal +
Pin 2 = afscherming (GND)
Pin 3 = Signaal -
Pin 4 = CHIME
Pin 5 = GND
*: de jackaansluiting aan de voorzijde is een standaard 6.3mm mono uitvoering
Fantoomvoeding:
Via een jumpertje kan de fantoomvoeding,
welke voor bepaalde condensatormicrofoons
nodig zijn, worden geactiveerd. Dit jumpertje
zit op de printplaat, binnen in de PAX-30/120.
BIJ HET VERWIJDEREN VAN DE KAP VAN
DE VERSTERKER, ALTIJD DE STEKKER
UIT HET STOPCONTACT NEMEN.
Plaats eerst de kap terug op de versterker alvo-
rens de voeding weer in te schakelen.