WEGWIJS IN UW AUTO
44
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat
het lampje
F
(met de
schakelaar voor uitschakeling van
airbag voor aan passagierszijde
in stand ON) ongeveer 4 secon-
den branden en ver volgens 4
seconden knipperen, om aan te
geven dat de airbag voor aan
passagierszijde en de zij-airbags
bij een ongeval worden geacti-
veerd. Hierna moet het lampje
doven.
Bedenk dat als de con-
tactsleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette
motor de airbags geactiveerd
kunnen worden als de auto wordt
aangereden door een andere
auto. Ook bij stilstaande auto
mogen dus absoluut geen kinde-
ren op de voorstoel zitten. Als de
contactsleutel echter in stand
STOP staat, wordt bij een onge-
val geen enkel beveiligingssys-
teem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet
in werking treedt, betekent dit
niet dat het systeem niet goed
werkt.
De stoelen mogen niet
met water worden afge-
nomen of met stoom wor-
den gereinigd (met de hand of in
een automatisch wasapparaat).
De airbag voor treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een bot-
sing waarbij alleen de gordel-
spanners worden geactiveerd. Bij
aanrijdingen die tussen die twee
drempelwaarden in liggen, treden
alleen de gordelspanners in wer-
king.
Haak geen harde voor-
werpen aan de kleding-
haakjes en aan de steun-
handgrepen.
De airbag is geen ver-
vanging voor de veilig-
heidsgordels, maar een
aanvulling. De inzittenden wor-
den uitsluitend door de veilig-
heidsgordels beschermd bij fron-
tale botsingen bij lage snelheid,
bij zijdelingse aanrijdingen en als
de auto over de kop slaat. De
gordels moeten dus altijd gedra-
gen worden.