53
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
veiligheidsgordel de inzittende op zijn
plaats houdt), wordt de airbag niet geac-
tiveerd.
Bij botsingen tegen snel vervormbare of
beweegbare objecten (zoals verkeerspa-
len, sneeuw- of ijs-ophopingen, gepar-
keerde auto’s, enz), bij aanrijdingen van
achteren (zoals een aanrijding door een
andere auto) en bij zijdelingse aanrijdin-
gen met andere auto’s of veiligheidsbar-
rières (bijvoorbeeld tegen de onderkant
van de auto of de vangrail), wordt de air-
bag niet geactiveerd omdat geen enkele
aanvullende bescherming wordt geboden
ten opzichte van de veiligheidsgordels.
Als de airbag in deze gevallen niet geac-
tiveerd wordt, betekent dit niet dat het
systeem niet goed functioneert.
AIRBAG VOOR AAN
PASSAGIERSZIJDE
(indien aanwezig)
De airbag voor aan passagierszijde is
ontwikkeld om de bescherming te verbe-
teren van een inzittende voor met omge-
legde veiligheidsgordel.
Als de airbag volledig opgeblazen is,
vult deze het grootste deel van de ruimte
tussen het dashboard en de voorpassa-
gier.
Airbag voor aan passagierszijde
uitschakelen
Als het absoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoel voor te vervoe-
ren, kan de airbag voor aan passagierszij-
de worden uitgeschakeld.
U schakelt de airbag uit door de contact-
sleutel in de daarvoor bestemde sleutel-
schakelaar op de rechter zijde van de
middenconsole te steken (fig. 40).
ZEER GE-
VAARLIJK Bij
auto’s die zijn
uitgerust met een airbag voor
aan passagierszijde mag geen
kinderzitje op de voorstoel wor-
den gemonteerd. Als er geen an-
dere mogelijkheid is, moet in ie-
der geval de airbag aan passa-
gierszijde (indien aanwezig) uit-
geschakeld worden als het kin-
derzitje op de passagiersstoel
voor wordt geplaatst. Ook als
het niet wettelijk verplicht is, ra-
den wij u aan, voor een optimale
bescherming van de volwasse-
nen, de airbag onmiddellijk weer
in te schakelen zodra u geen kin-
deren meer vervoert.
Bedien de schakelaar
alleen als de motor uit
staat en de contactsleu-
tel is uitgenomen.
P4Z00051
fig. 40