64
“EOBD-systeem“ in dit hoofdstuk).
Als het lampje knippert, moet het gas-
pedaal worden losgelaten zodat de motor
met lage toerentallen draait en het lamp-
je niet meer knippert; u kunt met matige
snelheid doorrijden waarbij rij-omstandig-
heden moeten worden vermeden die kun-
nen leiden tot het opnieuw gaan knippe-
ren van het lampje. U dient zo snel mo-
gelijk contact op te nemen met de Alfa
Romeo-dealer.
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na het starten van
de motor moet het lampje doven. Het
lampje gaat eerst branden om de juiste
werking ervan aan te geven.
Als het lampje blijft branden of tijdens
het rijden gaat branden:
1) constant branden: duidt op een
defect in het inspuit-/ontstekingssys-
teem. Dit kan tot gevolg hebben dat
schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,
de prestaties verminderen, de auto slech-
ter gaat rijden en het brandstofverbruik
toeneemt.
U kunt onder deze omstandigheden door-
rijden zonder te veel van de motor te eisen
of met hoge snelheid te rijden. Als lang
met een brandend waarschuwingslampje
wordt doorgereden, kunnen beschadigin-
gen ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk
tot de Alfa Romeo-dealer. Het lampje dooft
als de storing verdwijnt. De storing wordt
door het systeem in het geheugen opgesla-
gen.
2) Knipperend: mogelijke beschadi-
ging van de katalysator (zie de paragraaf
Storing in motormanage-
mentsysteem (EOBD)
U
Als u de contactsleutel
in stand MAR draait en
het lampje
U
gaat niet
branden of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden, dan
dient u zo snel mogelijk contact
op te nemen met de Alfa Romeo-
dealer.
Als u de contactsleutel in stand MAR
zet, dan gaat het lampje op het instru-
mentenpaneel branden. Het moet doven
direct nadat de motor is gestart (als de
motor draait met stationair toerental, dan
kan dit iets langer duren).
Als het lampje blijft branden, dan moet
u zich onmiddellijk tot de Alfa Romeo-
dealer wenden.
Te lage laadstroom
w