110
IN HET DONKER RIJDEN
Rijden in het donker vergt veel meer con-
centratie, zowel fysiek als psychisch. Hier-
na volgen enkele tips voor het rijden in het
donker:
– Rijd extra voorzichtig, beperk zonodig
de snelheid, vooral op onverlichte wegen.
– Bewaar een veilige afstand, groter dan
overdag, van de auto’s die voor u rijden.
Het is moeilijk om de snelheid van andere
auto’s te schatten als alleen de lichten te
zien zijn.
– Stop bij de eerste tekenen van slape-
righeid: doorrijden levert gevaar op voor
uzelf en voor anderen. Ga pas weer rijden
na voldoende rust.
– Controleer of de koplampen goed
staan afgesteld: als ze te laag staan,
wordt uw zicht beperkt en raakt u sneller
vermoeid. Als ze te hoog staan, kunnen ze
andere weggebruikers hinderen.
– Gebruik het grootlicht alleen buiten de
bebouwde kom en als u zeker weet dat u
andere weggebruikers niet hindert.
– Doof het grootlicht (indien ingescha-
keld) als u een tegenligger ziet en passeer
met dimlicht.
– Zorg dat de koplampen en de achter-
lichten altijd schoon zijn.
ONDER SLECHTE WEERSOM-
STANDIGHEDEN
Regen en mist kunnen gevaarlijk zijn als
de rijstijl niet wordt aangepast aan de
weersomstandigheden. Hierna volgen en-
kele tips voor het rijden onder slechte
weersomstandigheden:
– Op natte wegen is de wrijving tussen
de banden en het wegdek aanzienlijk
minder. Hierdoor is de remweg aanmerke-
lijk langer en de grip in de bochten min-
der.Beperk de snelheid en bewaar een
grotere afstand van de auto’s die voor u
rijden.
– Zware regenval en mist beperken het
zicht. Schakel daarom ook overdag, over-
eenkomstig de wettelijke voorschriften, het
dimlicht in, vooral om uzelf beter zichtbaar
te maken.
– Rijd niet met hoge snelheid door plas-
sen: u kunt de controle over de auto ver-
liezen (“aquaplaning“).
– Zorg dat bij een beperkt zicht de ruiten
niet beslaan. Stel de bedieningsknoppen
van het ventilatiesysteem in, zoals is be-
schreven in het hoofdstuk “Wegwijs in uw
auto“.
– Controleer regelmatig de conditie van
de ruitenwisserbladen.
– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in
dichte mist. Mocht u toch de weg op moe-
ten, rijd dan uiterst voorzichtig en met
aangepaste snelheid. Vermijd inhalen.
– Als u plotseling moet stoppen (bij een
defect, door sterke vermindering van het
zicht enz.), tracht dan toch buiten de rij-
strook te stoppen. Zet vervolgens de waar-
schuwingsknipperlichten aan en, zo moge-
lijk, de dimlichten.
IN DE BERGEN RIJDEN
Het rijden in de bergen vereist extra aan-
dacht. Hierna volgen enkele tips voor het
rijden in de bergen:
– Controleer voordat u vertrekt de vloei-
stofniveaus (motorolie,remvloeistof, koel-
vloeistof) en de conditie van de banden.
– Rem zoveel mogelijk op de motor af
en rijd in een lage versnelling bergaf-
waarts. Daarmee voorkomt u dat de rem-
men oververhit raken.
– Rijd nooit naar beneden met afgezette
motor of met de versnellingspook in de
vrijstand, en absoluut nooit met uitgeno-
men contactsleutel.