53
N
N
A
A
V
V
I
I
G
G
A
A
T
T
I
I
E
E
S
S
Y
Y
S
S
T
T
E
E
E
E
M
M
S
S
T
T
A
A
R
R
T
T
E
E
N
N
NAVIGATIE STARTEN‹
Voor het inschakelen van de navigatie
moeten de bestemming (zie “Bestem-
ming invoeren” in het hoofdstuk “Satel-
liet-navigatiesysteem”) en de opties voor
het traject zijn ingevoerd.
Ga als volgt te werk:
1) Druk op de toets NAV (12); op het
display verschijnt het hoofdmenu van het
navigatiesysteem (fig. 77 ).
2) Selecteer met de draaiknop/toets
(11) het onderdeel NAV. STARTEN.
3) Druk de draaiknop/toets (11) in;
op het display verschijnt het menu navi-
gatie naar bestemming (fig. 78).
Het traject wordt berekend. De bereke-
ning kan enkele seconden duren afhanke-
lijk van de afstand tot de bestemming; op
het display wordt gedurende deze periode
BEREKENING of HERBEREKENING (als de
bestemming daarvoor al was ingevoerd)
weergegeven. Onder de tijdsindicatie
wordt de afstand tot de bestemming
weergegeven.
Op de bovenste regel van het menu na-
vigatie naar bestemming verschijnt de
naam van de straat waarin u op dat mo-
ment rijdt of de naam van de straat waar
moet worden afgeslagen.
BELANGRIJK Als het door het naviga-
tiesysteem aangegeven traject wordt ver-
laten, verschijnt op het display OFF ROAD
of OFF MAP (onvoldoende positiegege-
vens).
Op het display worden de route-aanwij-
zingen naar de bestemming weergege-
ven.
Er kan gekozen worden tussen een
tweedimensionale (fig. 78) of driedi-
mensionale (fig. 79) weergave.
Voor het maken van een keuze moet
ongeveer 3 seconden de draaiknop/toets
(11) worden ingedrukt totdat de weer-
gave wijzigt.
fig. 77
A0B3053i
fig. 78
A0B30547i
fig. 79
A0B3055i