c. De jury bepaalt welke schijven in de vakken mogen blijven en geeft de resterende
schijven terug, evenals de schijven die tot de uitzonderingen behoorden volgens art.
3.2.d.
d. De jury stapelt vervolgens de schijven en geeft hierna toestemming met de resterende
schijven te spelen. Het stapelen geschiedt volgens het spelreglement. De speler
controleert de terug te ontvangen schijven en start met de 2e onderbeurt.
e. Na de 2e onderbeurt volgt de behandeling volgens c. en d.
f. De speler werpt daarna voor de laatste maal met de dan overgebleven schijven, de 3e
onderbeurt.
g. De jury bepaalt vervolgens weer welke schijven in de vakken mogen blijven en gaat
dan tot de puntentelling over. De jury zegt aan de speler de score en na instemming van
de speler wordt het resultaat genoteerd op de wedstrijdkaart, welke daarna desgewenst
aan de speler wordt getoond.
h. Als een speler in twee onderbeurten 148 heeft geworpen, dan krijgt hij één schijf
terug om te proberen nog maximaal 4 bonuspunten te behalen zoals is beschreven in art.
4.
Wordt in één onderbeurt 148 gescoord, dan krijgt de speler twee keer één schijf terug
om te proberen nog maximaal 8 bonuspunten te behalen zoals is beschreven in art. 4.
i. Zijn na de 1e of 2e onderbeurt reeds alle schijven in de vakken, maar is er geen 148
gescoord, dan gaat de jury over tot de puntentelling.
6 BEPALINGEN
a. Een speler mag naar eigen keuze zittend of staand sjoelen, maar blijft tijdens en na
het spel te allen tijde achter de bak.
b. Een speler mag op verzoek 5 schijven op proef spelen.
c. Na aanvang van een beurt, dus na het werpen van de eventuele 5 proefschijven, mag
niet meer aan de sjoelbak geschoven worden. Iedere speler draagt er zorg voor dat de
bak in de oorspronkelijke stand terug geplaatst wordt. Een speler mag geen
veranderingen aan het spelmateriaal aanbrengen door glijmiddelen of tussentijds
poetsen.
d. Als tijdens het spelen een schijf breekt dan moet de gehele beurt opnieuw gespeeld
worden.
e. Als een spel met meer dan 30 schijven is gespeeld dan vervalt de beurt en moet
opnieuw gespeeld worden.
f. Is het spel met minder dan 30 schijven gespeeld dan is geen correctie mogelijk.
g. Tijdens het sjoelen mag de jury niet praten en/of andere handelingen verrichten die de
speler kunnen beïnvloeden. Alleen op verzoek van de speler mag de jury aangeven
hoeveel schijven in de vakken zijn.
h. Op de afzetbalk mogen geen schijven geplaatst worden.
7 REGELS BIJ BONDSWEDSTRIJDEN
a. Tijdens het jureren mag het jurylid zijn eigen wedstrijdkaart niet op de tafel hebben.
b. Indien de jury fout schrijft, dient het juiste getal ingevuld en geparafeerd te worden
door de ringleider voor het baknummer.
c. Bij doorhalingen, welke dan ook, telt automatisch het laagste, leesbare getal.
d. De jury geeft de wedstrijdkaart door aan het jurylid van de volgende bak.
e. Na de 10e beurt genoteerd te hebben moet het jurylid de kopie van de wedstrijdkaart
aan de speler geven en het origineel aan de ringleider. In geen geval mag de complete
kaart aan de speler worden gegeven.
f. Indien ter plaatse aangetoond kan worden dat de speler toch ten voordele van zichzelf
wijzigingen heeft aangebracht, zal de wedstrijdleider onmiddellijk strafmaatregelen
nemen. Deze kunnen bestaan uit het aftrekken van een beurt tot het aftrekken van de
totale 10 beurten.
g. Tijdens het sjoelen en jureren mag niet gerookt, gedronken of gegeten worden.
8 SLOTBEPALINGEN
In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist de wedstrijdleiding.