NL 17GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.3.3 B
IJVULLEN VAN OLIE EN BENZINE
Het bijvullen van olie en benzine dient steeds te gebeuren met
de motor uit, en in open lucht of een goed geventileerde ruimte. Denk eraan dat
benzinedampen ontvlambaar zijn! GEEN NAAKTE VLAMMEN BIJ DE BRAND-
STOFTANK BRENGEN OM DE INHOUD ERVAN TE CONTROLEREN EN NIET
ROKEN TIJDENS HET BIJVULLEN.
Het te gebruiken type olie en benzine staat aangegeven in de hand-
leiding van de motor.
Controleer het peil van de motorolie bij stilstaan-
de motor:
1. om toegang te hebben tot de dop (1), verwij-
der het inspectielid van de motor (2) met
behulp van een schroevendraaier;
2. volgens de handleiding van de motor, dient het
oliepeil begrepen te zijn tussen de inkepingen
MIN. en MAX van de peilstok (3);
3. herplaats steeds de dop (1) en het motorlid (2).
Om brandstof bij te vullen (bij stilstaande motor):
1. schroef de dop (4) van de brandstoftank achter
de stoel los;
2. vul brandstof bij met behulp van een trechter,
en let er hierbij op de tank niet volledig te vul-
len. De inhoud van de tank bedraagt ongeveer
3,5 liter;
3. draai de dop (4) weer vast.
Vermijden benzine op de plastic gedeelten te gieten zodanig dat ze
niet beschadigd worden; bij toevallige lekken onmiddellijk spoelen met water.
BELANGRIJK
OPMERKING
̆
!
GEVAAR!