16
-
NL
De lage tonen instellen
U kunt de klemtoon van de frequentie van de lage tonen wijzigen om
uw eigen klankbeeld te scheppen.
Druk op de MENU-toets om BASS te kiezen.
De middenfrequentie van de lage tonen
instellen:
Druk op de toets of om de gewenste
middenfrequentie voor de lage tonen te selecteren.
60Hz↔ 80Hz ↔100Hz ↔120Hz ↔60Hz
De weergegeven frequentie voor de lage tonen wordt
extra beklemtoond.
De bandbreedte van de lage tonen (Q-factor)
instellen:
Druk op de BAND-toets om de gewenste
frequentieband voor de lage tonen te selecteren.
Verandert de bandbreedte voor de versterking van de lage
tonen naar breed of smal. Een brede instelling versterkt een
ruim frequentiebereik boven en onder de middenfrequentie.
Een smalle instelling versterkt alleen de frequenties nabij de
middenfrequentie.
Het niveau van de lage tonen instellen:
Draai aan de encoder-draaiknop om het
gewenste niveau voor de lage tonen (-7~+10) te
selecteren.
U kunt het niveau van de lage tonen beklemtonen of
afzwakken.
Houd de MENU-toets minstens 2 seconden
ingedrukt om terug te keren naar de normale
modus.
• Als u binnen 60 seconden geen toets indrukt, keert het toestel terug
naar de normale modus.
• De instellingen van het niveau van de lage tonen worden
afzonderlijk opgeslagen voor elke bron tot de instelling wordt
gewijzigd. De instellingen voor de frequentie en de bandbreedte
van de lage tonen voor één bron, gelden ook voor alle andere
bronnen.
• Afhankelijk van de aangesloten toestellen kan het zijn dat
bepaalde functies en indicatoren op het display niet werken. De
lage tonen kunnen echter nog wel worden ingesteld als een
audioprocessor met lagetonenregeling wordt aangesloten.
• Deze functie kan niet worden gebruikt als de DEFEAT-functie
ingeschakeld is.
De hoge tonen instellen
U kunt de klemtoon van de frequentie van de hoge tonen wijzigen om
uw eigen klankbeeld te scheppen.
Druk op de MENU-toets om TREBLE te kiezen.
De middenfrequentie van de hoge tonen
instellen:
Druk op of om de gewenste
middenfrequentie voor de hoge tonen te
selecteren.
7,5kHz↔ 10,0Hz ↔12,5kHz ↔15,0kHz ↔7,5kHz
De weergegeven frequentie voor de hoge tonen wordt
extra beklemtoond.
Het niveau van de hoge tonen instellen:
Draai aan de encoder-draaiknop om het
gewenste niveau voor de hoge tonen (-7~+7) te
selecteren.
2-2
2-1
1
3
2-3
2-2
2-1
1
Houd de MENU-toets minstens 2 seconden
ingedrukt om terug te keren naar de normale
modus.
• Als u binnen 60 seconden geen toets indrukt, keert het toestel terug
naar de normale modus.
• De instellingen van het niveau van de hoge tonen worden
afzonderlijk opgeslagen voor elke bron tot de instelling wordt
gewijzigd. De frequentie-instellingen voor de hoge tonen die zijn
ingesteld voor één bron gelden ook voor alle andere bronnen.
• Afhankelijk van de aangesloten toestellen kan het zijn dat
bepaalde functies en indicatoren op het display niet werken. De
hoge tonen kunnen echter nog wel worden ingesteld als een
audioprocessor met hogetonenregeling wordt aangesloten.
• Deze functie kan niet worden gebruikt als de DEFEAT-functie
ingeschakeld is.
3
Weergave van titel/tekst
De titel van een CD/zender kan worden weergegeven als de titel
voordien werd ingegeven (zie “Disks/zenders benoemen” pagina 17).
Tekstinformatie, zoals de naam van de disk en de track, wordt
weergegeven als u een disk afspeelt die compatibel is met CD-tekst.
Het is ook mogelijk om de mapnaam, de bestandsnaam, de tag, enz.
weer te geven tijdens het afspelen van MP3/WMA-bestanden.
Druk op de TITLE-toets.
Telkens als u op de toets drukt, verandert het display.
CD-tekst weergeven in radiomodus:
PS (programmadienstnaam) → Radiotekst →
ZENDERTITEL → FREQUENTIE →
PS (programmadienstnaam)
CD-tekst weergeven in CD-modus:
TRACKNR./VERSTREKEN TIJD → TEKST (NAAM VAN
DISK)
*
1
→ TEKST (NAAM VAN TRACK)*
1
→ TITEL →
TRACKNR./VERSTREKEN TIJD
CD-tekst weergeven in MP3/WMA-modus:
BESTANDSNR./VERSTREKEN TIJD →
MAPNR./BESTANDSNR. → BESTANDSNAAM →→
ARTIESTNAAM*
2
→ ALBUMNAAM*
2
→ TRACKNAAM*
2
→ BESTANDSNR./VERSTREKEN TIJD
*
1
Weergegeven tijdens het afspelen van een disk met CD-tekst.
“NO TEXT” wordt weergegeven als de CD geen tekstgegevens
bevat.
*
2
ID3-tag/WMA-tag
Als een MP3/WMA-bestand ID3/WMA-taginformatie bevat, wordt
de ID3/WMA-taginformatie afgebeeld (bijv. naam van de track,
naam van de artiest en naam van het album). Alle andere
taggegevens worden genegeerd. “NO DATA” wordt weergegeven
als een MP3/WMA-bestand geen ID3-tag/WMA-tag bevat.
*
3
“ROOT” wordt weergegeven als een map geen mapnaam heeft.
Andere functies