Bijlage A Voorzieningen voor mensen met een beperking 114
Rotoropties instellen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' > 'VoiceOver' >
'Rotor' en selecteer de opties die beschikbaar moeten zijn in de rotor.
Welke rotorposities en -eecten beschikbaar zijn, is afhankelijk van de taak die u uitvoert. Als
u bijvoorbeeld een e-mail laat voorlezen, kunt u de rotor gebruiken om te schakelen tussen
het woord voor woord of teken voor teken weergeven van gesproken tekst wanneer u met uw
vinger omhoog of omlaag veegt. Als u door een webpagina bladert, kunt u de rotor gebruiken
om alle tekst (woord voor woord of teken voor teken) voor te lezen of om achtereenvolgens
naar onderdelen van een bepaald type te springen, zoals van kopje naar kopje of van koppeling
naar koppeling.
Wanneer u VoiceOver bedient met een Apple Wireless Keyboard, kunt u met de rotor
instellingen aanpassen, zoals het volume, de spreeksnelheid, de toonhoogte, het gebruik van het
spellingsalfabet, de echo bij typen en het voorlezen van leestekens. Zie VoiceOver gebruiken met
een Apple Wireless Keyboard op pagina 117.
Het schermtoetsenbord gebruiken
Wanneer u een bewerkbaar tekstveld activeert, wordt het schermtoetsenbord weergegeven
(tenzij u een Apple Wireless Keyboard hebt aangesloten).
Een tekstveld activeren: Selecteer het tekstveld en tik tweemaal. Het invoegpunt en het
schermtoetsenbord worden weergegeven.
Tekst invoeren: Tekens typen met het schermtoetsenbord:
•
Normaal typen: Om tekst te typen, selecteert u een toets op het toetsenbord door naar links
of naar rechts te vegen en tikt u vervolgens tweemaal om het teken in te voeren. U kunt ook
met uw vinger een toets selecteren op het toetsenbord. Houd vervolgens de toets met één
vinger vast terwijl u met uw andere vinger op het scherm tikt. VoiceOver spreekt de toets uit
wanneer deze wordt geselecteerd, en nogmaals wanneer het teken wordt ingevoerd.
•
Blind typen: Raak met uw vinger de gewenste toets op het toetsenbord aan en til vervolgens
uw vinger op om het teken in te voeren. Als u de verkeerde toets aanraakt, plaatst u uw vinger
op de gewenste toets. VoiceOver spreekt het teken uit voor elke toets die u aanraakt, maar
voert het teken pas in wanneer u uw vinger optilt.
•
De typemethode instellen: Gebruik de rotor om 'Typemethode' te selecteren en veeg
vervolgens omhoog of omlaag terwijl VoiceOver is ingeschakeld en een toets op het
toetsenbord is geselecteerd.
Het invoegpunt verplaatsen: Veeg omhoog of omlaag om het invoegpunt in de tekst naar voren
of naar achteren te verplaatsen. Gebruik de rotor om aan te geven of het invoegpunt per teken,
per woord of per regel moet worden verplaatst.
VoiceOver geeft een geluidssignaal weer wanneer het invoegpunt wordt verplaatst en spreekt
de tekens, woorden of regels uit die worden gepasseerd. Wanneer u het invoegpunt per woord
naar voren verplaatst, wordt het aan het einde van elk woord geplaatst, maar vóór de spatie
of interpunctie die erop volgt. Wanneer u het invoegpunt naar achteren verplaatst, wordt het
aan het einde van het voorafgaande woord geplaatst, maar vóór de spatie of interpunctie die
erop volgt.
Het invoegpunt achter de interpunctie aan het einde van een woord of zin plaatsen: Gebruik
de rotor om terug te gaan naar de tekenmodus.