26CS-175-275-575 series • LCD-gebruikersgids
Verklarende woordenlijst
Alarm Centrale Locatie waarnaar gegevens over alarmsituaties
worden verzonden.
Brand-LED Als de brand-LED continu aan is (niet knippert),
betekent dit dat een brandzone geactiveerd is. Als de
brand-LED snel knippert, betekent dit dat er in de
brandzone sprake is van een storing.
Brandmelders resetten Een brandmelder, eenmaal
geactiveerd, moet expliciet gereset worden om
vervolgens weer een brandalarm te kunnen detecteren.
De brandmelder is pas na een reset weer operationeel.
U kunt het systeem na een brandalarm pas weer
inschakelen als de brandmelder is gereset.
Deurbel Een optie waarmee u via het bediendeel een bel
(dingdong) hoort als ergens een geprogrammeerde in-
of uitgang wordt geopend.
Functietoets Een toets die toegewezen is aan een specifieke
taak.
Gebeurtenissenbestand Een tijdelijk bestand wordt in het
geheugen van het beveiligingssysteem opgeslagen, met
vermelding van alle alarmen en storingen die zich
hebben voorgedaan op het moment waarop u het
systeem in- en uitschakelt.
Gebruikerscode Een 4- of 6-cijferige code waarmee u het
systeem kunt in- of uitschakelen.
Geforceerd inschakelen Een optie waarmee u het systeem
kunt inschakelen als één of meer zones open zijn. Als het
systeem klaar is om geforceerd te worden ingeschakeld,
knippert de LED OK. Zones die niet zijn gesloten, kunnen
geen alarmsignaal geven.
Gepartitioneerd systeem Een systeem dat in meerdere
gebieden is onderverdeeld. Elk gebied wordt bewaakt
door de eigen gebruiker of gebruikers.
Hoofdgebruikerscode Een hoofdcode voor het in- en
uitschakelen van het systeem. Met deze code kunt u ook
delen van het systeem programmeren.