Pagina 4
5.2 Maanstand
De maanstand hangt af van de actuele datu m, wordt automatisch
berekend en met de volgend en symbolen weergegeven:
Volle maan Afnemende m aan Nieuwe maan
Nieuwe maan Wassende m aan Volle maan
5.3 Alarm
Het basisstation beschikt over twee instelbare alarmtijden. Druk 1 keer
op de „ALARM“-toets om de 1
ste
alarmtijd af te l ezen (naast de alarm tijd
verschijnt A1) en nog een keer om de 2
de
alarmtijd af te lezen (naast de
alarmtijd verschijnt A2). Druk nog een keer op de „ALARM“-toets om
naar de tijd t erug te gaan.
Weergave alarmtijd 1 Weergave alar mtijd 2
5.3.1 Alarmtijde n instellen
Voor het instellen van de alarmtijd drukt u op de „ALARM“-toets om de
1
ste
of de 2
de
alarmtijd te kiezen (A1 of A2 verschijnt naast de tijd) . Als u
de gewenste alarmtijd 1 of 2 bereikt hebt , houdt u de „ALARM“-toets
ingedrukt, het uur van de al armtijd begint te knipperen . Stel het uur in
met de „+
“- of „– “- toets. Ter bevestiging drukt u op de
„ALARM“-toets, de minuten van de alarmtijd knipperen nu. Stel de
minuten ook in met de „+
“- of „– “-toets. Ter bevestiging drukt u op
de „ALARM“-toets, de alarm tijd is ingesteld.
5.3.2 Alarm aan-/uitz etten
Om het alarm aan resp. uit te zetten, drukt u zo vaak op de „+ “-t oets,
totdat de gewenste alarmtijd ingeschakeld is:
- Eén k eer indrukken: kloks ymbool 1 verschijnt: alleen de 1
ste
alarmtijd is ingeschakeld.
- Nog een keer indrukken: kloksymbool 2 verschijnt: alleen d e 2
de
alarmtijd is ingeschakeld.
- Nog een k eer indrukken: kloksymbool 1 en 2 verschijnen: beide
alarmtijden zijn ingeschakeld.
- Nog een k eer indrukken: beide kloksymbolen verdwijnen: beide
alarmtijden zijn uitgesch akeld.
5.3.3 Wekherhaling
Als het alarm klinkt, kunt u de alarmherhaling (= Snooze) van 5 minuten
activeren door de „SNOOZE/LIGHT“-toets in te drukken.
5.3.4 Alarm afz etten
Door op de „ALARM“-, „SET/ZONE“-, „+ “- of
„–
“-toets te drukken kunt u de alarmtoon afzetten, het alarm blijft
echter geactiveerd, dat wil zeggen dat het de volgende dag w eer op
dezelfde tijd af gaat. Om het alarm uit t e zetten, gaat u te werk zoals
beschreven in punt 5.3 .2 „Alarm aan-/uitzett en“.
5.4 Temperatuur en luchtvochtigheid
5.4.1 Weergave van de temp eratuur en
luchtvochtigheid
Na het inleggen van de batterijen worden direct d e binnentemperatuur en
de luchtvochtigheid binn en weergegeven. De buitentemperatuur en
luchtvochtigheid buiten worden na ontvangst van het eerste signaal v an
de buitensensor weergegeven.
Buitentemperatuur °C / °F m et trendweergave
Luchtvochtigheid buiten met trendweergave
Binnentemperatuur °C / °F me t trendweergave
Luchtvochtigheid binnen met trendweergave
Minteken bij temperaturen onder nul
5.4.2 Min./Max. geheugen van de temp eratuur en
luchtvochtigheid
Om de maximale en minimale waard en van de temperatuur en
luchtvochtigheid af te lezen, drukt u op de „MIN/MAX“-toets
- één keer om de maximale waarden af te lezen
- nog een keer om de minimale waarden af te lezen en
- nog een keer om naar d e normale weergave teru g te gaan.
Met deze toetsfunctie worden gelijk tijdig de opgeslagen waarden voor de
min./max. luchtdruk weergegeven (zie punt 5.5.1 .c „Min./Max.
geheugen van de luchtdruk“).
5.4.3 Wissen van het min./max. geheugen
Om de opgeslagen maximale en minimale waarden te wissen, drukt u
één keer op de „M IN/MAX“-toets, de MAX-waarde wordt weerg egeven.
Wis deze door de „SET BARO“-toets direct kort in te drukken . Druk nu
twee keer op de „MIN/MAX“-toets, de MIN-waarde wordt
weergegeven. Wis deze door de „SET BARO“-toets direct kort in te
drukken.
5.4.4 Keuz e °Celsius / °Fahrenheit
Druk op de „MIN/MAX“-toets en houd deze ingedrukt om te kiezen
tussen °C en °F voor de weergave van de binnentemperatuur en de
buitentemperatuur.
5.4.5 Trendw eergave van de binnen- en
buitentemperatuur en de luchtvochtigheid
binnen en buiten
In het veld van de binnen- en buitentemperatuur resp. de
luchtvochtigheid binnen en bu iten wordt rechtsboven met een pij l telkens
de ontwikkeling van de actuele waarden weergegeven. Als de waarde
binnen een uur meer dan 1 graad resp. 1% verandert, wordt dit door een
naar boven resp. naar beneden w ijzende pijl weergegeven. Anders wordt
dit getoond met een hor izontale pijl.
5.4.6 Buitensensor
Voor de overdracht van het zendsignaal v an de buitensensor naar het
basisstation is geen kabelverbin ding nodig. De buitensensor zendt met
een zendfrequentie van 433 MHz. De overdrachtafstand van de
buitensensor naar het basisstation kan bij optimale omstandigheden in
open terrein tot 100 m bedragen. De overdracht kan beïnvloed worden
door objecten zoals bijv. metselwerk, betonstaal en metalen vensters
evenals door mist tussen de buitensensor en het basisstation, opstelling
van de buitensensor en het basisstation op d e grond, enz.
5.4.6.a Weergave buitensensor
Na het inleggen van de batterijen in de buitensensor (zie punt 4
„Ingebruikneming“) verschijnt in het display van de buitensensor de
weergave van de buitentemperatuur en van de luch tvochtigheid buiten.
5.4.6.b Keuze °Celsius / °Fahrenheit
Om de temperatuurweergave op de buitensensor te veranderen , drukt u
op de „C/F“-toets aan de achterkant van de buitensensor (v erwijder
hiervoor het klepje van het batterijvak). Door iedere druk op de toets
wordt de weergave in °C resp. °F veranderd.
5.4.6.c Registratie van een tweede resp. derde
buitensensor
Een tweede en derde buitensensor zijn niet bij de levering inbegrepen.
Neem contact op met ons s erviceadres resp. onze W ebshop
(http://www.produktservice.info/shop/ - Artikelnummer ASENSOR4),
als u meerdere buitensensoren aan wilt schaffen.
Voer de registratie van een tweede resp. derde buitensensor op een tafel
uit, waar u het basisstation en de buitensensor(en) naast elkaar kunt
leggen resp. op kunt stellen. Verw ijder het klepje van het batterijvak van
de buitensensor. Zet de kana alkiezer aan de achterkant van de
buitensensor op het gewenste kanaal waarop de buitentemperatuur en de
luchtvochtigheid buiten v an deze buitensensor op het b asisstation
weergegeven moet worden (d e eerste buitens ensor wordt normaal
gesproken op kanaal 1 weergegeven. Kies daar om voor extra sensoren
kanaal 2 of 3).
Vervolgens doet u de batterijen in de buitensensor, zoals beschreven in
punt 4 „Ingebruikneming“.
Het gekozen kanaalnummer wordt linksboven in het d isplay van de
buitensensor weergegeven.
Houd de „CH“-toets op het basisstation enkele seconde n lang ingedrukt.
Druk nu kort op de „TX“-toets in het batterijvak van de buitensensor.
Het signaal wordt daardoor overgedragen . Dit wordt weergegeve n door
het knipperen van de rode indicator aan de voorkant van de buitensensor
en door een signaaltoon van het basisstation.
5.4.6.d Handmatig en automatisch vervangen van
de kanaalweergave op het basisstation
Als u 2 of 3 buitensensoren geregistreerd hebt, drukt u op d e „CH“-toets
om van het ene kanaal naar het volgende te switchen. Als er een ronde
pijl in het display weerg egeven wordt, worden de kanalen steeds weer
automatisch na e lkaar weergegeven.
Automatisch switchen van de kanaalweergav e
Aanwijzing:
Als het om bouwtechnische of andere redenen niet mogelijk is om de
buitensensor op de vensterbank of aan de huismuur te zetten resp.
hangen, kan men een sensorkabel gebruiken, die aan de aansluitbus van
de buitensensor aangesloten wordt. Zet de buitensensor bijv. op de
vensterbank in de woonkamer en leid de sensorkabel onder het venster
door enkele centimeters naar buiten. Via de sensorkabel kan de
temperatuur nu gemeten worden. Deze sensorkabel is niet bij de levering
inbegrepen. Neem contact op met ons servicead res resp. onze Webshop
(http://www.produktservice.info/shop/), als u een sensorkabel aan wilt
schaffen.
5.4.7 Technische gegevens temperatuur en
luchtvochtigheid
Temperatuur basisstation
Meetbereik: 0 °C to t + 50 °C
Resolutie: 0,1 °C
Nauwkeurigheid: +/- 1 °C
Temperatuur buitensensor
Meetbereik: - 25 °C tot + 60 °C
Resolutie: 0,1 °C
Nauwkeurigheid: +/- 1 °C
Kanaal
1
2
3
Kanaal-
weergave
1
2
3
4
1
3
2
4