NL 19NL 18
beveiligingen
oververhittingsbeveiligingen
In het toestel zijn drie beveiligingen tegen oververhitting
ingebouwd.
De eerste beveiliging beschermt de elektronica.
Als de temperatuur van de elektronica te hoog oploopt grijpt
deze beveiliging in.
Het toestel wordt uitgeschakeld.
De ventilator blijft doordraaien om het toestel af te
koelen.
In het display verschijnt de foutmelding F7
(zie pag. 19 "storingen").
1 Druk op een willekeurige toets en de melding verdwijnt.
2 Schakel het toestel opnieuw in.
3 Kies een lager vermogen.
De tweede beveiliging beschermt uw pannen.
Deze beveiliging controleert de temperatuur van de glasplaat.
Voor deze beveiliging is het van belang dat de panbodem vlak
is.
Als de temperatuur van de glasplaat te hoog wordt
schakelt het toestel automatisch terug naar een lager
vermogen.
Wanneer deze beveiliging defect is verschijnen in het
display de foutmeldingen F1 en F2 (voor de voorste
zones) of F3 en F4 (voor de achterste zones).
Bel de servicedienst als de foutmeldingen F1, F2, F3, F4, F5,
F6, F8 of F9 in het display verschijnen.
De derde beveiliging beschermt tegen "vlam in de pan".
Als u een pan leeg opzet of met weinig olie erin, meet de
kookplaat dat het verwarmingsproces te snel verloopt.
Het toestel schakelt automatisch terug naar een lager
vermogen.
Dit lagere vermogen is niet zichtbaar in het display.
Zodra de plaat de maximumtemperatuur bereikt, wordt
het toestel uitgeschakeld om uw pannen te beschermen.
Bescherming van de
elektronica.
Bescherming van de
pannen.
Bescherming tegen
vlam in de pan.
Wanneer het toestel niet goed werkt, betekent dit niet altijd dat het defect is. Probeer
het euvel eerst zelf te verhelpen. Bel de servicedienst wanneer onderstaande adviezen
niet helpen.
storingen
wat moet ik doen als...
storing
Het toestel werkt niet en de
lampjes branden niet.
De kookplaat werkt niet.
F9 verschijnt in het display.
De kookplaat werkt niet.
F0 verschijnt in het display.
De ventilator schakelt
spontaan in.
Het kookvlak schakelt
plotseling uit.
De melding F7 verschijnt.
Na het inschakelen blijven de
lampjes knipperen.
Toestel werkt niet.
Het toestel schakelt uit.
Het aan de kook brengen
duurt langer dan verwacht.
oorzaak
Geen elektriciteit.
Het toestel is verkeerd
aangesloten.
Omgevingstemperatuur te
laag (5 °C) toen de plaat niet
op het elektriciteitsnet was
aangesloten.
Het toestel controleert
zichzelf nadat de spanning is
weggevallen.
Ventilatie is onvoldoende.
Oververhitting van de
elektronica in de kookplaat.
Ongeschikte pannen.
Slecht elektrisch contact.
Toestel staat op slot.
Twee pannen raken elkaar of
een pan maakt contact met
de wand.
Kleine pan gebruikt.
oplossing
Elektrische installatie
controleren (hoofd-
zekering(en), aansluiting).
Laat de installateur het
toestel opnieuw aansluiten
volgens het aansluitschema.
Na het aansluiten een minuut
of tien wachten. De
meldingen verdwijnen.
De ventilator schakelt vanzelf
uit.
Controleer de ventilatie-
openingen.
Laat het toestel afkoelen.
Druk op een willekeurige
toets en de melding ver-
dwijnt. Opnieuw beginnen op
een lagere stand.
Geschikte pan gebruiken (zie
de pagina 21).
Controleer of de kabel wordt
aangestoten door de lade. In
dat geval de aansluiting laten
wijzigen door de installateur.
Druk drie seconden
onafgebroken op het
sleutelsymbool .
Zorg ervoor dat de pannen
"vrij" staan.
Gebruik een pan die ongeveer
gelijk is aan de diameter van
de kookzone.