20
21
21
COMFORTABEL KOKEN
Gebruik de middelste standen voor:
– doorkoken van grote hoeveelheden;
– ontdooien van harde groenten, bijvoorbeeld sperziebonen.
Gebruik de laagste standen voor:
– trekken van bouillon;
– rood koken van stoofperen;
– bereiden van stoofvlees;
– doorkoken van gerechten;
– smoren van groenten.
kooktabel
20
De onderstaande tabel is uitsluitend bedoeld als leidraad, omdat de
instelwaarde afhankelijk is van de hoeveelheid en samenstelling van het
gerecht en de pan.
Gebruik de hoogste stand voor:
– snel aan de kook brengen;
– slinken van bladgroenten;
– blancheren van groenten;
– verhitten van olie en vet;
– bakken van biefstuk (saignant, rood);
– onder druk brengen van een snelkookpan;
– koken van glad gebonden pudding en vla.
Gebruik een iets lagere stand voor:
– aanbraden van vlees;
– bakken van platvis, dunne moten of filet;
– bakken van gare aardappelen;
– bereiden van glad gebonden soepen en sauzen;
– bakken van omeletten;
– bakken van biefstuk (medium, rozerood);
– frituren (afhankelijk van de temperatuur en de hoeveelheid).
Gebruik een stand iets boven de middelste stand voor:
– bakken van dikke pannenkoeken;
– bakken van dik, gepaneerd vlees;
– gaar bakken van dun vlees;
– doorbraden van groot vlees;
– uitbakken van spek of bacon;
– bakken van rauwe aardappelen;
– bakken van wentelteefjes;
– bakken van gepaneerde vis;
– bakken van dun, gepaneerd vlees;
– bakken van omeletten.
COMFORTABEL KOKEN kooktabel