66 / NL
P7
TMAX HP Maximale watertemperatuur die kan worden bereikt
met alleen de warmtepomp. Dit kan door de installa-
teur binnen het bereik [40/62 °C] worden ingesteld.
P8
TMINAIR
Minimale luchttemperatuur die de werking van de
warmtepomp verzekert; indien de luchttemperatuur
onder deze waarde zakt, wordt de compressor afge-
remd. Dit kan door de installateur binnen het bereik
[-10 , 10 °C] worden ingesteld.
P9
HYST HP
Hysteresewaarde die ervoor zorgt dat de warmte-
pomp opnieuw start nadat de gewenste temperatuur is
bereikt. Dit kan door de installateur binnen het bereik
[3/12 °C] worden ingesteld.
P10
T ANKVOL Deze parameter geeft de capaciteit van de tank aan en
is nuttig in geval van individuele aanpassing van een
reserveonderdeel.
P11
PV MODE
W erking met PV:
0 . OFF (PV standaard UIT)
1. PV_HP (PV modus met alleen HP)
2. PV_HE (PV modus met HP en HE1)
3. PV_HEHP (PV modus met HP en HE1 + HE2)
P12
PV TSET Deze parameter geeft de te bereiken temperatuur in
PV -modus aan. Dit kan door de installateur binnen het
bereik [55/75 °C] worden ingesteld.
P13
SG MODE W erking met SG:
0 . OFF (SG standaard UIT)
1. HP_ON (SG modus met alleen HP)
P14
SY SMODE
W erking van het systeem:
0 . STD (standaard installatie)
1. OUT (het product is geconfigureerd om te werken
met een hulpbelasting op de spiraal, bestuurd vanaf
het directe contact AUX)
2. PRHE (het product is geconfigureerd als generator in
voorverwarming om te werken met een hulpbelasting
en de parameters voor sanitair water te delen)
3. SYS (het product is geconfigureerd om te werken
met een hulpbelasting op de spiraal, bestuurd via
Bus)
P15
BUZZER Akoestisch signaal bij het indrukken van de knoppen
P16
SILENT De functie SILENT kan worden ingesteld:
ON (functie ingeschakeld)
OFF (functie uitgeschakeld - standaardinstelling)
P18
F ACT RS
Dit commando moet worden ingesteld als de instal-
lateur de fabrieksinstellingen wil herstellen; alle in-
stellingen van de gebruiker worden terug op hun
standaardwaarde ingesteld, met uitzondering van
energiestatistieken, tankinhoud en wifi (indien aanwe-
zig).
P19
MB SW HP -TOP -MB-softwareversie in als MM.mm.bb.
P20
HMI S HP -MED-HMI-softwareversie in als MM.mm.bb
P21
T LOW
Deze parameter geeft de watertemperatuur in °C aan die
werd afgelezen door de op het laagste punt in de water-
tank geïnstalleerde NT C.
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P22
T HIGH
Deze parameter geeft de watertemperatuur in °C aan
die werd afgelezen door de op het hoogste punt in de
watertank geïnstalleerde NT C.
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P23
T DOME
Deze parameter geeft de watertemperatuur in °C aan
die werd afgelezen door de in de koepel van de water-
tank geïnstalleerde NT C.
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P24
T AIR
Deze parameter geeft de luchttemperatuur in °C aan
die werd afgelezen door de op de externe unit geïn-
stalleerde NT C.
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P25
T EV AP
Deze parameter geeft de gastemperatuur in °C aan die
werd afgelezen door de vóór de verdamper op de ex-
terne unit geïnstalleerde NT C.
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P26
T SUCT
Deze parameter geeft de gastemperatuur in °C aan die
werd afgelezen door de vóór de compressor op de
externe unit geïnstalleerde NT C.
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P27
T COND
Deze parameter geeft de gastemperatuur in °C aan die
werd afgelezen door de na de condensor op de exter-
ne unit geïnstalleerde NT C.
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P28
T DISC
Deze parameter geeft de gastemperatuur in °C aan die
werd afgelezen door de na de compressor op de ex-
terne unit geïnstalleerde N
Als de NT C een fout aangeeft, wordt “--” weergegeven.
P29
T SH
Deze parameter geeft de temperatuur voor overver-
hitting in °C aan. Als de NT C verdamping of aanzuiging
een fout aangeeft, wordt “-” weergegeven.
P30
ERRORS Deze parameter laat toe om de laatste 10 fouten die
zich hebben voorgedaan te doorlopen.
P31
WI-FISET
De functie Wi-Fi (indien beschikbaar)
kan worden ingesteld:
ON (functie ingeschakeld)
OFF (functie uitgeschakeld)
P32
F ANTB
Herhaling op dag [1-30] van de antibacteriële cyclus, in-
dien actief
P33
EBUS POWER
ON (functie ingeschakeld) - OFF (functie uitgeschakeld)
P34
HP -TYPE Instelling cascadesysteem [Master-Slave1,……Slave7]
• P ARAMETER P11 - FOT OV OL T AÏSCHE MODUS " "
Beschikt u over een fotovoltaïsch systeem, dan kunt u het product instellen
voor optimaal gebruik van de geproduceerde stroom. Na uitvoering van de
elektrische aansluitingen, stelt u parameter P11 in op een andere waarde dan
«0». Moet het signaal gedurende minstens 5 minuten ontvangen worden (zo-
dra het apparaat een cyclus start, zal deze gedurende minstens 30 minuten
werken).
Na detectie van het signaal werkt de bedrijfsmodus als volgt:
- OFF (waarde 0 – default)
PV -modus gedeactiveerd.
- PV_HP (waarde 1)
bij aanwezig signaal van de omvormer . Het apparaat bereikt de ingestel-
de temperatuur (maximaal tussen T SET POINT en PV TSET) met alleen de
warmtepomp (max 62°C).
- PV HE (waarde 2)
Het apparaat bereikt de ingestelde temperatuur (maximaal tussen T SET
POINT en PV TSET) door alleen de warmtepomp te laten draaien tot 62 °C
en indien nodig het verwarmingselement (1500 W) .
- PV_HEHP (waarde 3)
de ingestelde temperatuur (maximaal tussen T SET POINT en T W PV) lwordt
bereikt met de warmtepomp en het verwarmingselement (1000 W) tot 62 °C.
V oor hogere temperaturen dan 62 °C wordt het tweede verwarmingsele-
ment (1500 W) geactiveerd.
• P ARAMETER P13 - SMART GRID-MODUS
Als u een SG-signaal heeft, kunt u de signaalkabel aansluiten zoals beschreven
in het hoofdstuk «Elektrische aansluitingen»; als functie P13 is geactiveerd, ver-
schijnt het SG-symbool. Zodra het apparaat het signaal gedurende minimaal
5 minuten ontvangt (zodra het apparaat een cyclus start, werkt het minimaal
30 minuten), worden de naam van de geselecteerde modus en het bericht SG
ON afwisselend weergegeven; de huidige bedrijfsmodus wordt automatisch
gewijzigd door het apparaat in te stellen op de temperatuur ingesteld door
de thermostaat (maximum tussen T SET POINT en PV TSET), terwijl alleen de
warmtepomp in bedrijf is (max. 62 ° C).
• P ARAMETER P16 - SILENT -MODUS
Deze functie vermindert het geluidsniveau (prestaties kunnen verschillen van
de opgegeven waarden). Ze kan worden geactiveerd met de parameter P6 in
het installatiemenu. " ".
VORS TBEVEILIGING
Als de temperatuur van het water in de tank onder 5°C zakt terwijl het apparaat
ingeschakeld is, zal het verwarmingselement (1000 W) automatisch worden geac-
tiveerd om het water op te warmen tot 16 °C.
DEFROST " "
De Defrost-functie wordt geactiveerd wanneer de warmtepomp al minstens 20
minuten functioneert, de waargenomen luchttemperatuur onder 15°C ligt en de
verdampertemperatuur snel afneemt. W anneer de defrost-cyclus in werking is,
wordt op het display het hiernaast afgebeelde pictogram weergegeven.