5
5 INSTALLATIE
Let op aanbevelingen in hoofdstuk 5.2 t/m 5.4 alvorens
met installatie aan te vangen.
Ter bescherming van de aluminium warmtewisselaar
is alleen toegestaan om in overleg met AWB aan het
cv-water toevoegmiddelen toe te dienen.
- Monteer vul- en aftapkraan.
- Monteer de leidingen, ter voorkoming van geluid,
spanningvrij.
- Neergaande leidingen moeten worden voorzien van een
ontluchtingsmogelijkheid op het hoogste punt van de
installatie.
- De pH-waarde van het cv-water dient tussen de 6,5 en
de 8,5 te liggen.
- Installeer expantievat in installatie (retour).
- Er kan wat water uit het toestel lopen.
- Monteer in de aanvoerleiding zo dicht mogelijk bij het
toestel een overstortventiel.
5.1 Plaatsen toestel
Houd rekening met de plaatselijk geldende voorwaarden
van de Nutsbedrijven. De installatie moet voldoen aan de
eisen zoals omschreven in de meest recente uitgave van
GAVO NEN 1078, NEN 3028, NEN 1010, Bouwbesluit NPR
3378 en AVWI NEN 1006, of de meest recente van toepas-
sing zijnde normen.
Het toestel dient geplaatst te worden op onderstaande
wijze.
1. Monteer de ophangstrip waterpas tegen de muur
(zie maatschetsen figuur 2 blz. 3). Zorg er voor dat aan
weerszijden van het toestel minimaal 10 cm vrije ruimte
ter beschikking blijft ten behoeve van onderhoud aan
het toestel. Bij een zachte muur dienen keilbouten
gebruikt te worden.
2. Hang de boiler (het rechter gedeelte) met de omzetting
die aan de bovenkant zit rechts in de ophangstrip.
Schuif dit gedeelte zover mogelijk naar rechts.
3. Hang de warmtewisselaar (het linker gedeelte) met de
omzetting die aan de bovenkant zit links in de
ophangstrip.
4. Schuif nu beide delen tegen elkaar aan zodat de
bovenpanelen aan elkaar aansluiten.
5. Monteer de automatische ontluchter.
Figuur 5.1-3
Figuur 5.1-2
Figuur 5.1-1