• Sluit nu het netsnoer en de aansluitkabels naar de verbruiker
aan. Op de schroefklemmen zijn de nummers van de contact-
bezetting aangegeven.
Op klem 1 en 5 wordt de spanningsvoorziening voor de
besturingselektronica van de thermostaat aangesloten (L =
fase, N = nulleiding).
De klemmen 2, 3 en 4 zijn bedoeld voor het aansluiten van de
elektrische verbruikers. Hier is het wisselcontact van het
relais uitgevoerd (2 = “NC” = “normally closed” = gesloten in
ruststand; 3 = “NO” = “normally open” = geopend in ruststand,
4 = “COM” = gezamenlijk contact).
• De aansluiting is afhankelijk van het type verbruiker of van de
plaats van de beide steekbruggen J1 en J2.
Als de steekbruggen J1/J2 naar rechts zijn gestoken (A), kan
een verwarming worden aangesloten. Bij het overschrijden
van de via de draairegelaar ingestelde temperatuur schakelt
het relais (de groene LED gaat uit) en klemmen 3 en 4 zijn
verbonden.
Als de steekbruggen J1/J2 naar links zijn gestoken (B), kan
een koeling/airco worden aangesloten. Bij het onderschrij-
den van de via de draairegelaar ingestelde temperatuur
schakelt het relais (de groene LED gaat uit) en klemmen 3 en
4 zijn verbonden.
Bij aansluiting van een koeling/airco moet deze over een geschikte veiligheids-
schakeling beschikken, om te vaak of te snel na elkaar volgende schakelingen te
voorkomen.
• Plaats de afdekking er weer correct op en fixeer hem met de eerder verwijderde bevestigings-
schroeven.
• Schakel de netspanning in.
Bediening
• Met de schuifschakelaar kan de thermostaat worden ingeschakeld. Bij een ingeschakelde
thermostaat brandt de rode power-LED; de thermostaat is gebruiksklaar en bestuurt de
aangesloten verbruiker afhankelijk van de instelling van de temperatuur .
• Kies de gewenste temperatuur met de instelknop, afhankelijk hiervan wordt de aangesloten
verbruiker overeenkomstig aan- of uitgeschakeld. Bij ingeschakeld(e) relais/verbruiker brandt
de groene LED.
V erhelpen van storingen
De temperatuurinstelling op de thermostaat wijkt af van de daadwerkelijke kamertempe-
ratuur (bijv . gemeten met een thermometer)
• De verwarmingscapaciteit van uw kamerverwarming is onvoldoende (of de koelcapaciteit van
een airconditioning is onvoldoende).
• De thermostaat wordt door externe warmte-inwerking (bijv . door zonnestraling, nabijheid van
verwarmingselementen of elektrische apparatuur) beïnvloed.
• De thermostaat is naast een deur of een raam gemonteerd, waardoor tocht de kamertempe-
ratuur beïnvloedt.
• De thermostaat is op een ongunstige plaats gemonteerd, bijv. achter een gordijn, of op een
buitenmuur van een gebouw .
• De kamertemperatuur is niet overal in de kamer gelijk.
Afhankelijk van de aanwezige verwarming (bijv . vloerverwarming), de luchtcirculatie, de
montagehoogte alsmede de muurtemperatuur , ontstaan soms grote afwijkingen tussen de
ingestelde stand op de thermostaat en de met een thermometer gemeten kamertemperatuur .
Langzame reactie van de kamertemperatuur op de temperatuurinstelling op de thermo-
staat
• Bij goed geïsoleerde gebouwen duurt het evt. zeer lang, tot de kamertemperatuur zakt.
Daarentegen duurt het bij slecht geïsoleerde gebouwen en koude buitenmuren zeer lang, tot
de kamertemperatuur stijgt.
• Vloerverwarmingen reageren eveneens zeer langzaam op de temperatuurinstelling op de
thermostaat.
Onderhoud en schoonmaken
Het product vergt geen onderhoud. Laat het product uitsluitend door een vakman repareren
en onderhouden.
Maak het schoon met een schone, droge, zachte doek. Stof kan gemakkelijk worden verwijderd
met een stofzuiger .
Gebruik geen agressieve, chemische of schurende reinigingsmiddelen, want deze kunnen
verkleuringen of zelfs materiaalveranderingen van het oppervlak veroorzaken.
1 2 3 4 5
°C
ON
OFF
NO
NC
COM
d) Bediening, gebruik
• Overbelast het product niet. Raadpleeg het maximale aansluitvermogen in het
hoofdstuk „T echnische gegevens“.
• Zorg dat uw handen droog zijn wanneer u het product vastpakt of bedient. Er
bestaat levensgevaar door een elektrische schok!
• Giet nooit vloeistoffen op of naast het product. Dit kan tot brand of een levensge-
vaarlijke elektrische schok leiden!
Mocht er toch nog vloeistof in het binnenste van het apparaat komen, schakel
dan onmiddellijk het netsnoer op alle polen uit (bijbehorende zekeringsauto-
maat uitschakelen resp. de zekering er uitdraaien, aansluitend de bijbehorende
FI-aardlekschakelaar uitschakelen). Neem contact op met een vakman. Gebruik
het product niet meer .
• Gebruik het product uitsluitend in een gematigd klimaat, niet in een tropisch
klimaat.
• Gebruik het product niet als het beschadigd is. Er bestaat levensgevaar door een
elektrische schok!
• Stel - als aannemelijk is dat veilig gebruik niet langer mogelijk is - het product
buiten bedrijf en bescherm het tegen onbedoeld gebruik. Raak noch het product
noch de hierop aangesloten verbruikers aan.
Schakel eerst de voeding op alle polen uit (bijbehorende zekeringsautomaat
uitschakelen resp. de zekering eruit draaien, vervolgens de bijbehorende aardlek-
schakelaar uitschakelen).
• Het is aan te nemen dat een veilige werking niet meer mogelijk is, als:
- het product zichtbare beschadigingen vertoont
- het product niet of niet langer correct werkt (vrijkomende rook resp. brandlucht,
hoorbaar geknetter , verkleuring van het product of aangrenzende vlakken)
- het product onder ongunstige omstandigheden werd opgeslagen
- het apparaat aan zware transportbelastingen onderhevig is geweest
V oorbereidingen voor het aansluiten en monteren
• Uitsluitend in spanningsloze staat aansluiten en monteren.
Schakel het netsnoer op alle polen uit door de zekering van de desbetreffende groep te
verwijderen, respectievelijk door de zekeringautomaat uit te schakelen. Schakel ook de
bijbehorende aardlekschakelaar (FI) uit. Zorg ervoor dat deze niet door onbevoegden weer
kan worden ingeschakeld, bijv . met een waarschuwingsbordje.
• Controleer of het netsnoer volledig spanningsvrij is, bijv . met behulp van een geschikt meet-
instrument.
• Kies een geschikte montageplaats.
Om een probleemloze werking van de thermostaat te garanderen moet deze zoda-
nig gemonteerd worden, dat ze zich niet in de nabijheid van verwarmingen, ramen,
deuren, ventilatieopeningen enz. bevindt. Houd de thermostaat ook ver van tocht.
Monteer de thermostaat niet achter meubels of gordijnen.
Omdat de buitenmuren van een gebouw doorgaans kouder zijn dan de binnenmuren
van het gebouw (afhankelijk van de isolatie van het gebouw), moet de thermostaat
ook niet daar worden gemonteerd.
Muurradiatoren werken met luchtconvectie. Daarbij stijgt warme lucht van de radi-
ator , koelt langzaam af en daalt aan de andere kant van de kamer. Daarom is de
ideale plek voor de montage van de thermostaat de muur die tegenover de muur met
de radiator ligt.
Aansluiten en monteren
Lees het hoofdstuk “V eiligheidsinstructies” en het hoofdstuk “Voorbereidingen voor
het aansluiten en monteren ”.
• Schakel vervolgens alle polen van de netspanningkabel uit.
• Draai nu de enkele kleine kruiskopschroef eruit met een geschikte schroevendraaier . Haal
daarna de behuizingsdeksel van de thermostaat.
• De bodemplaat met de elektronica kan via de beide bevestigingsopeningen met geschikte
schroeven (en evt. pluggen) worden gemonteerd.
Zorg er bij het boren resp. het vastschroeven voor geen kabels of leidingen te
beschadigen!