66
Bellfi res
Nederlands
Installatievoorschrift
3 STORINGEN
3.1 MOGELIJKE OORZAKEN
Mogelijke oorzaken dat het toestel uitgaat kunnen zijn:
• Wanneer het concentrische kanalensysteem niet volgens één van de voorbeelden
in Hoofdstuk 1.6 is gemonteerd.
• Een verkeerd stuwplaatje is gemonteerd.
• Waakvlam dooft, als de rookgassen niet of onvoldoende worden afgevoerd.
• Waakvlam is vervuild of defect.
• Onvoldoende gasdruk.
• (Interne) lekkage van het concentrische kanalensysteem.
• Spanning van thermokoppel is te laag. Dit wordt meestal veroorzaakt doordat de
tip van het thermokoppel onvoldoende wordt verwarmd door de waakvlam.
• Vervuiling van elektrische contacten in het thermo elektrische systeem; o.a.
aansluiting thermokoppel.
• Batterijen in ontvanger of handzender zijn leeg.
3.2 BEVEILIGINGEN VAN HET TOESTEL
3.2.1 Thermo-elektrische waakvlambeveiliging
Het toestel is beveiligd door middel van een thermo-elektrische waakvlambeveiliging
ter voorkoming van het onvoorzien uitstromen van gas uit de hoofdbrander.
3.2.2 Overdrukveiligheidssysteem
Het toestel is voorzien van een gepatenteerd overdrukveiligheidssysteem waarbij de
deur, een eventueel ontstane overdruk, gecontroleerd zal afvoeren. Hierbij kantelt de
deur, door middel van een veersysteem, enkele centimeters, kort naar voren. Hierbij
kan een luid geluid ontstaan.
De maximale kanteling van de deur wordt begrenst door een veiligheidsstrip.
Mocht een overdruksituatie zijn voorgekomen dan dient het toestel door de installateur
volledig nagekeken te worden.