Aansluitingen 17
De gewenste beeldgrootte van de projectie
instellen
De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstelling (indien
beschikbaar) en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het
geprojecteerde beeld bepalen.
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een
tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm.
Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of
wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het
beeld in een hoek licht omlaag wordt geprojecteerd.
Op het schema op pagina 18 ziet u dat dit type projectie de onderste rand van het
geprojecteerde beeld verticaal verschuift ten opzichte van het horizontale vlak van de
projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde
beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter.
Ook de verticale verschuiving verhoogt verhoudingsgewijs.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te
houden met de grootte van het geprojecteerde beeld en met de afmeting van de
verticale verschuiving. Deze zijn beide in verhouding met de projectie-afstand.
BenQ heeft een tabel voorzien met beeldschermformaten om u te helpen bij het
bepalen van de ideale locatie voor uw projector. U dient rekening te houden met de
loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en
met de verticale verschuivingshoogte van de projector ten opzichte van de
horizontale rand van het scherm (verschuiving).