4. Batterijen
Trek indien aanwezig de isoleerstroken van het batterijencompartiment en/of haal de beschermfolie van de
batterijen en plaats de batterij in overeenstemming met de polen. Verwijder de batterij in zijn geheel als de
weegschaal geen functie toont en plaats deze opnieuw.
Uw weegschaal is voorzien van een „batterijvervangingsindicator”. Bij gebruik van de weegschaal met een
UF[XBLLFCBUUFSJKWFSTDIJKOUv-PwJOEFEJTQMBZFOTDIBLFMUEFXFFHTDIBBM[JDIBVUPNBUJTDIVJU
%FCBUUFSJKNPFUJOEBUHFWBMXPSEFOWFSWBOHFOY7-JUIJVN$3
5. Gebruik
5.1 Gewicht meten
;FUEFXFFHJOTUBMMBUJFBBO
BG39: Tik met uw voet snel en krachtig op het pedaal van uw weeginstallatie.
BG42: Druk op de “On”-toets.
Er verschijnt als zelftest de volledige displayweergave
tot „0.0” wordt weergegeven. Nu is de weegschaal
klaar voor het meten van uw gewicht.
Ga op de weegschaal staan. Blijf rustig op de weegschaal staan met uw gewicht gelijkmatig verdeeld over
beide benen. De weegschaal begint meteen met de meting. Kort daarna wordt het meetresultaat weerge-
geven.
"MTVIFUXFFHPQQFSWMBLWFSMBBUTDIBLFMUEFXFFHTDIBBM[JDIOBFOLFMFTFDPOEFOVJU
5.2 Gebruikersgegevens instellen
Om uw percentage lichaamsvet en andere lichaamswaarden te berekenen, moet u de persoonlijke gebrui-
kersgegevens invoeren.
De weegschaal beschikt over 10 geheugenlocaties voor gebruikers waarin u en uw familieleden de
persoonlijke instellingen op kunnen slaan en deze weer op kunnen roepen.
;FUEFXFFHJOTUBMMBUJFBBO8BDIUUPUvwJOEFEJTQMBZWFSTDIJKOU
%SVLWFSWPMHFOTPQv4&5w*OEFEJTQMBZWFSTDIJKOUOVLOJQQFSFOEEFFFSTUF
geheugenlocatie. U kunt nu de volgende instellingen bewerken:
Geheugenlocatie 1 tot 10
-FOHUF 100 tot 220 cm (3‘-03“ tot 7‘-03“)
-FFGUJKE 10 tot 100 jaar
Geslacht man ( ), vrouw ( )
"LUJWJUÊUTHSBE 1 tot 5
Door kort of lang op de toetsen op of neer te drukken kunt u de betreffende waarden instellen.
Bevestig de waarden steeds met „SET“.
Daarna is de weegschaal klaar voor gebruik. Wanneer er niet wordt gewogen, gaat de weegschaal
na enkele seconden automatisch uit.
Activiteitsgraad
Bij het selecteren van de activiteitsgraad is de gemiddelde en langdurige benadering beslissend.
– Activiteitsgraad 1: Geen lichamelijke activiteit.
– Activiteitsgraad 2: Weinig lichamelijke activiteit.
Weinig en lichte lichamelijke inspanningen (bijv. wandelen, lichte werkzaamheden in de tuin, gymnas-
tiekoefeningen).
– Activiteitsgraad 3: Gemiddelde lichamelijke activiteit.
Minimaal 2 tot 4 maal per week en telkens 30 minuten lichamelijke inspanning.
– Activiteitsgraad 4: Grote lichamelijke activiteit.
Minimaal 4 tot 6 maal per week en telkens 30 minuten lichamelijke inspanning.