Gebruiksaanwijzing
16
3.3. Gesloten verbranding
3.3.1. Dakdoorvoer voor A8M, A19M en A19ME
3.3.1.1. WANNEER GEBRUIKEN?
Dit type wordt gebruikt wanneer de rookgasafvoer uitmondt op een hellend dak.
Deze dakdoorvoeren zijn geschikt als gecombineerde doorvoeren voor de afvoer van verbrandingsgassen en de
toevoer van verbrandingslucht voor gesloten gasgestookte toestellen, met of zonder ventilator. De aansluiting
gebeurt met concentrische buizen Ø 100 – Ø 150.
3.3.1.2.AFMETINGEN
Afmetingen loden indekstuk: 500 mm × 500 mm
3.3.1.3.PLAATSING DAKDOORVOER
De dakdoorvoer, als onderdeel van de totale installatie, moet worden aan-
gebracht volgens de nationale regelgeving.
1. Controleer eerst de dakdoorvoer op beschadigingen;
2. Bepaal de plaats van de dakdoorvoerconstructie. Bij een pannen-
dak moet rekening gehouden worden met de pansoort;
3. Maak van buitenaf een gat voor de dakdoorvoer. Zorg ervoor dat
er geen zaagsel of stof in het toestel kan komen;
4. Plaats het indekstuk;
5. Plaats de dakdoorvoer voorzichtig van buitenaf door het dak;
6. Zet de dakdoorvoer met behulp van een waterpas recht;
7. Plaats de meegeleverde bevestigingsbeugel om de dakdoorvoer;
8. Bevestig deze aan het dakbeschot. De beugel nog niet vastzetten;
9. Bouw het concentrisch systeem op beginnende bij het gastoestel;
10. Zet als laatste de dakbeschotbeugel vast en controleer alle werk-
zaamheden op juiste uitvoering.