6
Bevestiging van het kookplaat
Elk kookplaat wordt geleverd met een speciale
pakking. Verder wordt een reeks haakjes gele-
verd die gebruikt moeten worden voor de be-
vestiging van het kookplaat.
Voor de installatie moet als volgt te werk wor-
den gegaan:
– Neem de roosters en branders van het kook-
plaat.
– Kantel het apparaat ondersteboven en leg de
pakking S langs de buitenrand (afb. 3).
– Breng het kookplaat in de opening van het
meubel en blokkeer het met de schroeven V
van de fi xatiehaakjes G (afb. 4).
Installatieplaats
Dit apparaat is niet voorzien van een uitlaat
voor de brandstofproducten, daarom moet de
rook ervan naar buiten kunnen via een kap of
een elektroventilator, die elke keer in functie
treedt wanneer het apparaat wordt gebruikt.
De ruimte waar het kookplaat wordt geïnstal-
leerd moet een natuurlijke luchtafvoer hebben
om de verbranding van het gas te reguleren
en voor de ventilatie van de ruimte; het nood-
zakelijke luchtvolume mag niet minder zijn dan
20 m
3
. De luchttoevoer moet plaatsvinden uit
permanente openingen, gemaakt in de buiten-
muren van de ruimte.De ventilatie kan ook uit
een aangrenzende ruimte komen, waarbij de
voorschriften in de normen UNI-CIG 7129 en
7131 nageleefd moeten worden. De openingen
moeten een minimale doorsnede hebben van
200 cm
2
.
Aansluiting gas
Zorg ervoor dat het apparaat geschikt is voor
het beschikbare type gas (zie het etiket onder
het apparaat).
Ga volgens de aanwijzingen te werk die be-
schreven staan in paragraaf “transformaties
gas en afstellingen” voor eventuele aanpassing
aan andere gassen. Het toestel moet worden
aangesloten op de gasinstallatie met gebruik
van harde metalen leidingen, conform aan de
norm UNI-CIG 7129 of met stalen fl exibele lei-
dingen met continue wand, conform de norm
UNI-CIG 9891. Bij sommige modellen zijn twee
koppelingen meegeleverd:
Een cilindrische A en een conische B (afb. 5).
Kies de juiste koppeling al naargelang het land
van installatie.De aansluiting mag geen belas-
ting vormen voor de gasinlaatbuis. Als de in-
stallatie voltooid is moet de afdichting van de
koppelingen gecontroleerd worden met een
zeepsopoplossing.
afb. 3
afb. 4
afb. 5