Nederlands - 6
1 609 929 B76 • TMS • 30.11.00
Let op de netspanning: De spanning van de
stroombron moet overeenkomen met de gege-
vens op het typeplaatje. Met 230 V aangeduide
machines kunnen ook worden gebruikt met een
spanning van 220 V.
Inschakelen: Duw de aan/uit-schakelaar 3
zonder druk naar voren.
Aan/uit schakelaar 3 indrukken.
Uitschakelen: Laat de aan/uit-schakelaar 3
los.
Blokkeren: Duw de aan/uit-schakelaar 3 in
ingedrukte toestand verder naar
voren.
Uitschakelen: Aan/uit schakelaar 3 indrukken
en loslaten.
Schakelaar zonder vergrendeling
(per land verschillend):
Inschakelen: Duw de aan/uit-schakelaar 3
zonder druk naar voren.
Aan/uit schakelaar 3 indrukken.
Uitschakelen: Laat de aan/uit-schakelaar 3
los.
☞
Proefdraaien!
Controleer het slijpgereedschap voor het
gebruik. Het slijpgereedschap moet op de
juiste wijze gemonteerd zijn en vrij kunnen
draaien. Laat het slijpgereedschap min-
stens 30 seconden onbelast proefdraaien.
Gebruik geen beschadigde, niet-ronde of
trillende slijpgereedschappen.
Aanloopstroombegrenzing
(Type J)
Dankzij het zacht aanlopen van de ma-
chine is een zekering van 16 A vol-
doende.
Voor een machine zonder aanloop-
stroom-begrenzing is een grotere zeke-
ring nodig.
■ Span het werkstuk in als het niet door het
eigen gewicht stabiel ligt.
■ Belast de machine niet zo sterk dat deze tot
stilstand komt.
■ Afbraam- en doorslijpschijven worden tij-
dens de werkzaamheden zeer heet. Raak
deze niet aan voordat ze zijn afgekoeld.
Afbramen
Met aanzethoeken van 30 tot 40°
bereikt u bij het afbramen het beste
resultaat. Beweeg de machine met
matige druk heen en weer. Het
werkstuk wordt dan niet te heet,
verkleurt niet en krijgt geen groe-
ven.
Gebruik doorslijpschijven nooit om af te
bramen.
Lamellenschijf
Met de lamellenschijf (toebehoren) kunnen ook
gebogen oppervlakken en profielen (contour-
schuren) worden bewerkt.
Lamellenschijven hebben een veel langere le-
vensduur dan schuurbladen, een lager geluidsni-
veau en lagere schuurtemperaturen.
Doorslijpen
Niet duwen, machine niet schuin
houden en niet oscilleren tijdens
het doorslijpen. Werk met een ma-
tige, aan het te bewerken materiaal
aangepaste voorwaartse bewe-
ging.
Rem uitlopende doorslijpschijven
niet af door er aan de zijkant tegen
te duwen.
Belangrijk is de rich-
ting van de doorslijp-
werkzaamheden.
De machine moet al-
tijd tegenlopend wer-
ken. Beweeg de ma-
chine daarom niet in
de andere richting.
Anders bestaat het
gevaar dat de ma-
chine ongecontro-
leerd uit de snede
wordt geduwd.
Doorslijpstandaard
Met de doorslijpstandaard (toebehoren) kunnen
werkstukken van gelijke lengte in een hoek van 0
tot 45° op maat worden gemaakt.
Profielen en vierkantbuizen kunnen het best bij
de kleinste diameter worden doorgeslepen.
Voor het afstellen van de machine in de doorslijp-
standaard is afhankelijk van de uitvoering van de
doorslijpstandaard een kap of een klauw nodig.
Ingebruikneming
Aanwijzingen voor het gebruik