48
nl
Uw nieuwe apparaat
Afhankelijk van het model zijn kleine
afwijkingen mogelijk – vooral wat betreft
de uitvoering van het interieur.
Afb. Q
A Koelruimte
B Diepvriesruimte
1–9 Bedieningspaneel
10 Binnenverlichting
11 Legrooster/plateau
12 Groentelade
13 Voorraadvakken
14 Boter- en kaasvak
15 Eierrekje
16 Flessenvak
17 Diepvrieslade
18 Ventilator (niet bij alle modellen)
19 Sensor koelruimte
Bedieningspaneel
Afd. W
1 Toests Aan/Uit
Wanneer het apparaat in gebruik is,
brandt of knippert een van de
temperatuurindicatielampjes
Afb. W/3a.
2 Temperatuurinsteltoets koelruimte
De koelruimtetemperatuur kan in
stappen van +2ºC worden ingesteld
tussen +8ºC en +2ºC.
De toest net zo vaak indrukken of
ingedrukt houden tot het gewenste
temperatuurlampje Afb. W/3a
brandt.
De vriesruimtetemperatuur kan
niet afzonderlijk worden igesteld.
Lagere koelruimtetemperaturen
veroorzaken okk lagere
vriesruimtetemperaturen.
3a Temperatuurlampjes.
De cijfers bij de
temperatuurindicatielampjes geven
de temperatuur in de koelruimte in
ºC aan. Het brandende lampje geeft
de ingestelde temperatuur aan.
Het lampje knippert als de ingestelde
temperatuur nog niet is bereikt.