nl
82
Kamertemperatuur,
ventilatie en nisdiepte
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd.
Afhankelijk van de klimaatklasse kan
het apparaat bij de volgende
omgevingstemperaturen gebruikt
worden.
De klimaatklasse staat op
het typeplaatje, afb. /.
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel
binnen de binnentemperatuurgrenzen
van de aangegeven klimaatklasse.
Wanneer een apparaat uit
klimaatklasse SN wordt gebruikt bij een
lagere binnentemperatuur, kunnen
beschadigingen aan het apparaat
worden uitgesloten tot een temperatuur
van +5 °C.
Beluchting
De lucht aan de achterzijde van het
apparaat wordt warm. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de
koelmachine meer presteren.
Waardoor het energieverbruik toeneemt.
De be en ontluchtingsopeningen mogen
dan ook nooit worden afgedekt!
Nisdiepte
Voor het apparaat wordt een nisdiepte
van 560 mm aanbevolen. Bij een
kleinere nisdiepte – minstens 550 mm –
wordt het energieverbruik iets hoger.
De juiste plaats
Geschikt voor het opstellen zijn droge,
ventileerbare vertrekken. Het apparaat
liefst niet in de zon of naast een fornuis,
verwarmingsradiator of een andere
warmtebron plaatsen. Is plaatsing naast
een warmtebron niet te vermijden, maak
dan gebruik van een isolerende plaat of
neem de volgende minimumafstanden in
acht:
■ Naast elektrische of gasfornuizen
3cm.
■ Naast een CV-installatie 30 cm.
Apparaat aansluiten
Na het plaatsen van het apparaat moet
u minimaal 1 uur wachten voordat u het
apparaat in gebruik neemt. Tijdens het
transport kan het gebeuren dat de olie
van de compressor in het koelsysteem
terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte
van het apparaat schoonmaken
(zie hoofdstuk „Schoonmaken van het
apparaat”).
Klimaatklasse Toelaatbare
omgevingstemperatuur
SN +10 °C tot 32 °C
N +16 °C tot 32 °C
ST +16 °C tot 38 °C
T +16 °C tot 43 °C