28
Ne
Voorbereidingen
Om storende invloeden van andere draadloze Canon-
afstandsbedieningen te voorkomen zijn er twee
afstandsbedieningssensorfuncties en een uit-stand. De
draadloze afstandsbediening en de camcorder dienen
ingesteld te zijn op dezelfde functie om met elkaar te
kunnen communiceren.
Om de sensor uit te schakelen:
Open het menu en kies SYSTEM. Kies vervolgens WL.REMOTE, zet dit op OFF B
en sluit het menu.
•In het display verschijnt B.
Om van functie te veranderen…
...bij de camcorder:
Open het menu en kies SYSTEM. Kies vervolgens WL.REMOTE, zet dit op A 1 of
A 2 en sluit het menu.
•Na 4 seconden verschijnt de ingestelde functie in het display.
...bij de draadloze afstandsbediening:
Houd de toets REMOTE SET van de draadloze afstandsbediening ingedrukt.
Druk tegelijkertijd op toets ZOOM W voor functie 1 of toets ZOOM T voor functie
2. Blijf de toetsen tegelijkertijd langer dan 2 seconden ingedrukt houden.
•Zorg er voor dat de functie op de draadloze afstandsbediening dezelfde is als op de camcorder.
Mocht de draadloze afstandsbediening niet juist werken:
Zorg ervoor dat dezelfde functie ingesteld staat bij de camcorder en de draadloze
afstandsbediening. Controleer welke functie in de camcorder staat ingeschakeld door op een
andere toets te drukken dan op de toets REMOTE SET van de draadloze afstandsbediening. De bij
de camcorder ingestelde functie verschijnt in paars na ongeveer 4 seconden. Stel nu de functie van
de draadloze afstandsbediening op dezelfde wijze in door op de eerder genoemde toetscombinaties
te drukken. Vervang de batterijen mocht de draadloze afstandsbediening nog steeds niet werken.
Opmerkingen:
• De functie van de camcorder verschijnt ook 4 seconden lang nadat u de camcorder heeft
ingeschakeld.
• Als u de batterijen vervangt, keert de draadloze afstandsbediening terug naar functie 1. Wijzig de
functie, indien nodig, opnieuw.
A 1 : Functie 1
A 2 : Functie 2
OFFB : Sensor uitgeschakeld