709360
99
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/129
Nächste Seite
CEL-SX7HA280
4K Camcorder
Gebruiksaanwijzing
2
WAARSCHUWING MET BETREKKING TOT AUTEURSRECHTEN
Als u zonder toestemming opnamen maakt van materialen waarop auteursrechten rusten, wordt mogelijk inbreuk gemaakt
op de rechten van de houders van de auteursrechten en op auteursrechtwetten.
Informatie over handelsmerken
Het SD-, SDHC- en SDXC-logo zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de VS en/of andere landen.
macOS is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en andere landen.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing
Administrator, Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.
Overige namen en producten die hierboven niet zijn vermeld, kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken zijn van de
betreffende ondernemingen.
Dit apparaat omvat exFAT-technologie onder licentie van Microsoft.
‘Full HD 1080’ heeft betrekking op Canon-camcorders die in overeenstemming zijn met High-Definition Video
die is samengesteld uit 1.080 verticale pixels (scanlijnen).
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and may be used for encoding MPEG-4
compliant video and/or decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-
commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video. No license is granted
or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in het Engels weergegeven, zoals vereist.
3
Belangrijkste punten van de camcorder
De Canon LEGRIA HF G50 4K Camcorder is een camcorder die krachtige prestaties levert. Het
compacte formaat maakt deze camcorder bovendien geschikt voor een groot aantal opnamesituaties.
De functies hieronder zijn slechts een paar voorbeelden van de vele mogelijkheden van deze
camcorder.
4K-opname
CMOS-sensor en DIGIC DV 6-
beeldprocessor
De camcorder is uitgerust met een CMOS-
sensor van het type 1/2.3 die video vastlegt
met een effectief aantal pixels van circa
8,29 megapixel (3840x2160). De video wordt
vervolgens verwerkt door de DIGIC DV 6-
beeldprocessor. Naast video-opnamen in 4K
maakt de camcorder gebruik van oversampling
voor video-opnamen in Full HD.
Groothoekzoomlens en diafragma met
8 lamellen
De zoomlens is uitgerust met 20x optische zoom
en heeft een brandpuntsafstand van 29,3 mm*
bij maximale groothoek (35 mm-equivalent),
wat de camcorder erg veelzijdig maakt in
uiteenlopende opnameomstandigheden. Het
diafragma met 8 lamellen biedt een aangenaam
vervagingseffect (‘bokeh’) voor uw opnamen.
* Wanneer de resolutie 3840x2160 is en de
beeldstabilisatie niet op Dynamic IS is ingesteld.
De brandpuntsafstand is 30,6 mm bij gebruik
van Dynamic IS.
4K-opname bij 25.00P en HD-opname
bij 50.00P
De camcorder kan clips opnemen in MP4-
indeling met een resolutie van 3840x2160
en een beeldsnelheid van 25.00P of met een
resolutie van 1920x1080 en een beeldsnelheid
van 50.00P. Zo hebt u de vrijheid om de
videoconfiguratie te kiezen die het meest
geschikt is voor uw project.
Gemak en functionaliteit
Langdurig opnemen
Doordat de camcorder twee SD-kaartsleuven
heeft, kunt u dubbelopname (A 30) gebruiken
om dezelfde clip op twee SD-kaarten op te
nemen, of Relay Recording om automatisch
naar de andere SD-kaart over te schakelen
als de SD-kaart die in gebruik is, vol raakt.
Dubbelopname is een handige manier om
een back-up van uw opnamen te maken,
terwijl Relay Recording de beschikbare
opnametijd aanzienlijk vergroot.
Uiterst veelzijdig
Deze camcorder is niet alleen uitstekend
geschikt voor al het camerawerk, maar is
door het compacte formaat bovendien uiterst
draagbaar. De geavanceerde beeldstabilisatie
(A 60), die het beeld langs 5 assen stabiliseert,
maakt het mogelijk om overal in allerlei situaties
opnamen te maken. Het LCD-scherm met
touch panel en de zoeker kunnen in diverse
hoeken en posities worden gedraaid, zodat
u opnamen kunt maken op plaatsen met
weinig ruimte.
Gemakkelijk met de hand te bedienen
Met de scherpstel-/zoomring krijgt u de
scherpstelling die u wilt hebben. U kunt de
functies van de ring gemakkelijk wijzigen,
zodat u de zoom kunt bedienen. Ook kunt
u vaak gebruikte functies toewijzen aan een
voorkeuzeknop en deze functies instellen met
de bijbehorende regelaar (A 79). Verder bevat
de camcorder ook 5 toewijzingsknoppen op
de camcorderbehuizing en één toewijzingsknop
op het touch panel, waaraan u een groot
aantal functies kunt toewijzen zodat u deze
snel kunt activeren (A 80).
4
Gezichtsdetectie en volgen (A 58)
Nadat het gezicht van een onderwerp wordt
gedetecteerd, dan kan de camcorder hierop
scherpstellen. De camcorder kan het gezicht
zelfs volgen. U kunt de camcorder bovendien zo
gebruiken in de handmatige scherpstellingsstand
dat op autofocus wordt overgegaan als een
gezicht wordt gedetecteerd. Zo kunt u erop
vertrouwen dat belangrijke onderwerpen
scherp in beeld zijn.
Creativiteit en artistieke expressie
Speciale opnamestanden (A 36, 74)
Bij het maken van opnamen kunt u de
beeldsnelheid wijzigen om een fast motion-
of slow motion-effect te creëren. U kunt ook
gebruikmaken van vooropname om de opname
3 seconden voordat u hiertoe besluit, te starten,
zodat u die lastig vast te leggen momenten
niet mist.
Stijlen (A 49)
Om de gewenste ‘look’ te creëren, kunt u
diverse aspecten van het beeld aanpassen,
zoals de kleurdiepte, scherpte en helderheid.
Overige functies
• Accu’s die compatibel zijn met Intelligent
System bieden u een schatting (in minuten)
van de resterende opnametijd.
• Compatibiliteit met de optionele
GPS-ontvanger GP-E2 om geotags toe
te voegen aan uw opnamen (A 77).
• Compatibiliteit met de optionele
afstandsbediening RC-V100 (A 76)
voor een professionele methode voor
afstandsbediening.
5
1 Inleiding 7
Over deze handleiding 7
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt 7
Bijgeleverde accessoires 9
Namen van onderdelen 10
2 Voorbereidingen 14
Bevestiging van de ferrietkern 14
De accu opladen 14
De camcorder voorbereiden 17
De zonnekap gebruiken 17
Het LCD-scherm instellen 18
De zoeker gebruiken 19
Handgreepriem en overige riemen 19
Basisbediening van de camcorder 21
De camcorder aan- en uitzetten 21
De cameramodus instellen 22
De MENU-knop en de joystick
gebruiken 22
Eerste instellingen 23
De datum en tijd instellen 23
De taal wijzigen 24
De tijdzone wijzigen 24
Gebruik van de menu’s 25
Instellingsmenu’s 25
FUNC-menu 26
SD-kaarten gebruiken 28
Compatibele SD-kaarten 28
Een SD-kaart plaatsen en
verwijderen 29
Een SD-kaart initialiseren 30
De SD-kaart voor opnamen
selecteren 30
Dubbele opname en Relay
Recording 30
Clips herstellen 31
3Opname32
Clips en foto’s vastleggen 32
Basisfuncties voor opnemen 32
De laatst opgenomen clip bekijken 34
Videoconfiguratie: resolutie,
bitsnelheid en beeldsnelheid 35
De resolutie en bitsnelheid
selecteren 35
De beeldsnelheid selecteren 35
Opnemen in slow motion
en fast motion 36
Filmmodi 37
Speciale scènestanden 38
Belichtingsinstelling 40
Handmatige belichting (n)40
Automatische belichting 41
Aanraakbelichting 42
Belichtingsvergrendeling
(AE-vergrendeling) 43
Belichtingscompensatie 43
ND-filter 44
Gebruik van het zebrapatroon 44
Tegenlichtcorrectie 45
AGC-limiet (Automatic Gain Control) 46
Witbalans 47
Stijlen gebruiken 49
Zoomen 50
Gebruik van de scherpstel-/
zoomring 50
De zoomtuimelschakelaar gebruiken 51
Gebruik van de zoomregelaars
op het touchscreen 52
Een optionele afstandsbediening
gebruiken 52
Zachte zoombediening 53
Digitale teleconverter 53
Scherpstelling 54
Handmatige scherpstelling 54
Autofocus 57
Gezichtsdetectie en volgen 58
Beeldstabilisatie 60
Dynamic IS of Standaard IS 60
De tijdcode instellen 61
De tijdcodemodus selecteren 61
De gebruikersbit (User Bit) instellen 63
Gebruik van de geavanceerde
mini-accessoireschoen 64
Audio opnemen 65
Gebruik van een externe microfoon 65
Audioscènes 66
Audio-opnameniveau (ingebouwde
microfoon/MIC-aansluitpunt) 67
Microfoondemper (ingebouwde
microfoon of externe microfoon) 68
Lage-tonenfilter (MIC-aansluitpunt) 68
Windscherm (ingebouwde
microfoon) 69
Inhoudsopgave
6
Microfoonrichting (ingebouwde
microfoon) 69
Audio-equalizer (ingebouwde
microfoon) 70
Audio-limiter 70
Audio-compressor 71
Gebruik van een koptelefoon 72
Kleurenbalken/audioreferentiesignaal 73
Kleurenbalken opnemen 73
Een audioreferentiesignaal opnemen 73
Vooropname 74
Schermdisplay 75
De optionele afstandsbediening
RC-V100 gebruiken 76
Gebruik van de GPS-ontvanger
GP-E2 77
De GPS-ontvanger aansluiten 77
4 Aanpassen aan persoonlijke
wensen 79
CUSTOM-knop/regelaar 79
Toewijzingsknoppen 80
Menu-instellingen opslaan en laden 82
Camcorderinstellingen opslaan 82
Camcorderinstellingen laden 82
5Afspelen83
Basisfuncties voor afspelen 83
Afspeelknoppen 85
Het volume aanpassen 86
Clipinformatie weergeven 86
Clip- en fotobewerkingen 87
Clips en foto’s verwijderen 87
Clipssnijden 88
6 Externe aansluitingen 89
Video-uitvoerconfiguratie 89
De camcorder aansluiten op een extern
scherm 91
Aansluitschema 91
Het HDMI OUT-aansluitpunt
gebruiken 91
7 Clips opslaan 93
Werken met clips op een computer 93
Clips en foto’s kopiëren naar
SD-kaarten 94
8 Overige informatie 95
Menuopties 95
FUNC-menu 95
Instellingsmenu’s 96
Bijlage: Schermdisplays en
pictogrammen 104
Problemen oplossen 108
Overzicht van berichten 112
Veiligheidsmaatregelen en hoe u de
camera moet behandelen 114
Camcorder 115
Accu 116
SD-kaart 117
Interne oplaadbare lithiumbatterij 117
Afdanken 117
Onderhoud/overig 118
Reinigen 118
Condens 118
Het certificaatlogo bekijken 119
Gebruik van de camcorder in het
buitenland 119
Optionele accessoires 120
Specificaties 123
Referentietabellen 126
Geschatte opnametijden 126
Oplaad-, opname- en afspeeltijden 126
Index 127
Over deze handleiding
7
Inleiding
Over deze handleiding
Bedankt dat u hebt gekozen voor de Canon LEGRIA HF G50. Lees deze handleiding zorgvuldig
door voordat u de camcorder gebruikt en bewaar deze zodat u de handleiding later na kunt slaan.
Mocht uw camcorder niet goed werken, raadpleeg dan Problemen oplossen (A 108).
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
BELANGRIJK: voorzorgsmaatregelen die betrekking hebben op de bediening van
de camcorder.
OPMERKINGEN: aanvullende onderwerpen die de elementaire bedieningsprocedures
completeren.
A: paginanummer ter referentie.
In deze handleiding worden de volgende termen gebruikt:
‘SD-kaart’ verwijst naar een SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart.
‘Scherm’ heeft betrekking op het LCD-scherm en het zoekerscherm.
‘Clip’ heeft betrekking op één filmeenheid vanaf het moment waarop u op de START/STOP-knop
drukt om met opnemen te beginnen totdat u nog een keer op deze knop drukt om de opname
te onderbreken.
De termen ‘foto’ en ‘stilbeeld’ worden afwisselend gebruikt, maar hebben dezelfde betekenis.
De foto’s in deze handleiding zijn gesimuleerde foto’s die zijn gemaakt met een fotocamera.
Sommige schermafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing zijn vereenvoudigd om alleen relevante
pictogrammen te laten zien.
BELANGRIJK
Neem de onderstaande voorschriften in acht wanneer de ACCESS-indicator (status geheugenkaart)
brandt of knippert. Als u dat niet doet, kunt u uw gegevens voorgoed kwijtraken of raakt het
geheugen mogelijk beschadigd.
- Verwijder de stroombron niet en zet de camcorder niet uit.
- Open het SD-kaartcompartimentklepje niet.
- Wijzig de cameramodus van de camcorder niet.
- Zet de camcorder niet in de MEDIA-stand.
- Verwijder de USB-kabel niet indien een USB-kabel op de camcorder is aangesloten.
1
Inleiding
Over deze handleiding
8
Vierkante haakjes [ ] worden
gebruikt om te verwijzen naar
knoppen en menu-opties die
u selecteert op het scherm
en naar andere berichten en
gegevens op het scherm.
Deze pictogrammen geven de bedieningsstand van de camcorder aan en of een functie
in die stand beschikbaar is.
: geeft aan of de camcorder in
de opnamestand (CAMERA) of afspeelstand
(MEDIA) staat. In dit voorbeeld is de functie
alleen beschikbaar in de stand .
Raadpleeg De camcorder aan- en uitzetten
(A 21) voor meer informatie.
: geeft de cameramodus aan.
Raadpleeg De cameramodus instellen
(A 22) voor meer informatie.
De pijl > wordt gebruikt om menukeuzes af
te korten. Raadpleeg Gebruik van de menu’s
(A 25) voor meer informatie over het
gebruik van de menu’s. Raadpleeg de bijlage
Menuopties (A 95) voor een overzicht van
de beschikbare menuopties en instellingen.
Bijgeleverde accessoires
9
Bijgeleverde accessoires
De volgende accessoires worden bij de camcorder geleverd:
Compacte netadapter CA-570
(inclusief netsnoer)
Ferrietkern Accu BP-820
Zonnekap met lensbescherming Lenskap Beknopte handleiding
Namen van onderdelen
10
Namen van onderdelen
1 Schakelaar lensbescherming (A 32)
2 SD-kaartsleuf 2 (A 28)
3 SD-kaartsleuf 3 (A 28)
4 u-knop (opname bekijken) (A 34)/
toewijzingsknop 5 (A 80)
5 Zonnekap (A 17)
6 Scherpstel-/zoomring (A 50, 54)
7 CUSTOM-regelaar
(voorkeuzefuncties) (A 79)
8 CUSTOM-knop (voorkeuzefuncties)
(A 79)
9 SD-kaartcompartimentklepje
10 DISP-knop (schermdisplay) (A 75)/
BATT. INFO-knop (accustatus)
(A 16)
4
108765
1
32
9
Aanzicht linkerzijde
Namen van onderdelen
11
1 Ingebouwde luidspreker (A 86)
2 MIC-aansluitpunt (microfoon) (A 65)
3 HDMI OUT-aansluitpunt (A 91, 91)
4 REMOTE-aansluitpunt
(afstandsbediening) (A 76)
Voor aansluiting van commercieel
verkrijgbare afstandsbedieningen.
5 ×-aansluitpunt (koptelefoon) (A 72)
6 USB-aansluitpunt (A 77)
7 DC IN-aansluitpunt (A 14)
8 Handgreepriem (A 19)
25
6
3
4
87
1
Aanzicht rechterzijde
Namen van onderdelen
12
1Instant AF-sensor (A 57, 118)
2 AF/MF-knop (A 54)/
toewijzingsknop 1 (A 80)
3 PRE REC-knop (vooropname)
(A 74)/
toewijzingsknop 2 (A 80)
4 LCD-touchscreen (A 18)
5 Scherpstel-/zoomringschakelaar
(A 50, 54)
6 Zoeker (A 19)
7 Oogcorrectieregelaar (A 19)
8 Joystick/SET-knop (A 22)
9 Riembevestigingspunt (A 19)
10 Toewijzingsknop 3 (A 80)
11 Toewijzingsknop 4 (A 80)
12 Accuaansluitpunt (A 14)
13 START/STOP-knop (A 32)
14 MENU-knop (menu) (A 25)
15 Serienummer
45
6
7
8
9
14
15
13121110
3
2
Vooraanzicht
Achteraanzicht
Namen van onderdelen
13
1 Aan/uit-schakelaar (A 21)
2 POWER/CHG-indicator (opladen accu)
(A 14)
3 Ingebouwde stereomicrofoon (A 65)
4 Accessoireschoen
5 Cameramodusschakelaar (A 22)
6 Zoomtuimelschakelaar op handgreep
(A 51)
7 ACCESS-indicator (status SD-kaart)
(A 32)
8 Geavanceerde mini-
accessoireschoen (A 64)
9 Bevestigingsindexmarkering
van zonnekap
10 Statiefbevestiging
Voor het bevestigen van de
camcorder op een statief met een
bevestigingsschroef van 6,5 mm
of korter.
11 BATTERY RELEASE-schakelaar
(ontgrendeling accu) (A 15)
12 Oogschelp (A 19)
3
4
5
6
7
8
1
2
9
10
11
12
Bovenaanzicht Onderaanzicht
Bevestiging van de ferrietkern
14
Voorbereidingen
Bevestiging van de ferrietkern
Bevestig de bijgeleverde ferrietkern voordat u de compacte netadapter op de camcorder aansluit.
Bevestig de ferrietkern op de kabel en houd hierbij een afstand
van circa 6 cm aan tot de DC-stekker (de stekker die wordt
aangesloten op het DC IN-aansluitpunt).
Leid de kabel door het midden van de kern en wikkel de kabel rondom
de kern (zie de afbeelding). Sluit vervolgens de unit totdat deze dicht
klikt.
De accu opladen
De camcorder kan van stroom worden voorzien met een accu of rechtstreeks met de bijgeleverde
compacte netadapter CA-570.
1 Sluit de compacte netadapter aan op de camcorder
en steek het netsnoer in het stopcontact.
2 Plaats de accu in de camcorder.
Druk de accu zachtjes in het accu-aansluitpunt
en schuif de accu naar voren totdat deze vast klikt.
DC IN-aansluitpunt
2
Voorbereidingen
De accu opladen
15
3 Het laden begint zodra de camcorder is uitgeschakeld.
Als de camcorder ingeschakeld was, zal de groene
POWER/CHG-indicator uitgaan zodra u de camcorder
uitzet. Na korte tijd gaat de POWER/CHG-indicator
branden in een rode kleur (accu bezig met opladen).
De rode POWER/CHG-indicator gaat uit zodra de accu
volledig is opgeladen.
Knippert de indicator snel, raadpleeg dan Problemen
oplossen (A 110).
De accu verwijderen
1 Schuif de BATTERY RELEASE-schakelaar in de richting
van de pijl en houd deze schakelaar ingedrukt (
~).
2 Verschuif de accu en trek deze naar buiten (
Ä).
BELANGRIJK
Zet de camcorder uit voordat u de compacte netadapter aansluit of verwijdert. Nadat u de camcorder
hebt uitgezet, worden belangrijke gegevens opgeslagen op de SD-kaart. Wacht totdat de groene
POWER/CHG-indicator uitgaat.
Gebruikt u de compacte netadapter, bevestig deze dan deze niet permanent op één plaats omdat
dit een storing kan veroorzaken.
Sluit op het DC IN-aansluitpunt van de camcorder of op de compacte netadapter geen elektrische
apparatuur aan die niet uitdrukkelijk is aanbevolen voor gebruik met deze camcorder.
Sluit de bijgeleverde compacte netadapter niet aan op spanningsomzetters bij reizen naar andere
continenten of op speciale stroombronnen zoals die in vliegtuigen en schepen, DC-AC-omzetters,
etc. Anders kan het apparaat uitvallen of te heet worden.
OPMERKINGEN
We raden aan de accu op te laden bij temperaturen tussen 10 °C en 30 °C. De accu zal niet worden
opgeladen als de omgevingstemperatuur of de temperatuur van de accu lager is dan circa 0 °C
en hoger dan circa 40 °C.
De accu wordt alleen opgeladen als de camcorder uit staat.
Als tijdens het opladen van de accu de stroombron werd losgekoppeld, controleert u eerst of de
POWER/CHG-indicator is uitgegaan voordat u de stroombron weer aansluit.
POWER / CHG-indicator (opladen accu)
BATTERY
RELEASE-
schakelaar
De accu opladen
16
Als resterende accucapaciteit een probleem vormt, kunt u de camcorder van stroom voorzien
met de compacte netadapter, zodat de accustroom niet wordt verbruikt.
Opgeladen accu’s ontladen zich op natuurlijke wijze. Zorg er daarom voor dat u de accu op de
dag van gebruik, of de dag ervoor, oplaadt. U bent dan verzekerd van een volle accu.
De accu moet de eerste keer volledig worden opgeladen en u dient de camcorder vervolgens te
gebruiken totdat de accu helemaal leeg is. Hiermee zorgt u ervoor dat de resterende opnametijd
nauwkeurig wordt weergegeven.
Wij raden u aan twee- tot driemaal zoveel opgeladen accu’s bij de hand te houden dan u nodig
denkt te hebben.
•Raadpleeg Veiligheidsinstructies en hoe u de camera moet behandelen (A 114) voor
bijzonderheden over hoe u de accu moet behandelen.
Raadpleeg de referentietabellen (A 126) voor oplaadtijden en geschatte gebruikstijden.
De resterende acculading controleren
Zorg dat de camcorder is uitgeschakeld en druk op de BATT. INFO-knop om gedurende circa
5 seconden een scherm weer te geven dat de geschatte acculading toont. Als de acculading
te laag is, wordt het accu-informatiescherm mogelijk niet weergegeven.
De camcorder voorbereiden
17
De camcorder voorbereiden
In dit gedeelte worden de basisvoorbereidingen voor de camcorder beschreven, zoals het bevestigen
van de zonnekap, het verstellen van de handgreepriem en het instellen van de zoeker en het
LCD-scherm.
BELANGRIJK
Let erop dat u de camcorder niet laat vallen als u de verschillende accessoires bevestigt, verwijdert
of afstelt. Het gebruik van een tafel of ander stabiel oppervlak wordt aanbevolen.
De zonnekap gebruiken
Tijdens het maken van opnamen is de bijgeleverde zonnekap
een handig hulpmiddel voor vermindering van strooilicht
dat de oorzaak kan zijn van reflecties in het optiek en van
spookbeelden. Sluiting van de lensbescherming voorkomt
bovendien vingerafdrukken en opeenhoping van vuil.
1 Verwijder de lenskap.
2 Breng de markering op de zonnekap op één lijn met
de bevestigingsindexmarkering op de onderzijde van
de camcorder (
~) en draai de zonnekap vervolgens
rechtsom totdat deze niet verder kan en u een klik
hoort
(Ä).
Let erop dat u de zonnekap niet vervormt.
Zorg ervoor dat de zonnekap goed op de schroefdraad aansluit.
Draai de zonnekap linksom als u deze wilt verwijderen.
OPMERKINGEN
Over de lenskap:
Gebruik de bijgeleverde lenskap als u de camcorder vervoert of na gebruik opbergt.
Houd er rekening mee dat de lenskap en de zonnekap met lensbescherming niet tegelijkertijd
kunnen worden gebruikt.
De camcorder voorbereiden
18
Het LCD-scherm instellen
Open het LCD-paneel 90 graden.
U kunt het paneel 180 graden omlaag of richting de lens draaien.
Het LCD-paneel naar de lens draaien kan handig zijn om het onderwerp in staat te stellen
het LCD-scherm te bekijken terwijl u de zoeker gebruikt.
OPMERKINGEN
U kunt de helderheid van het LCD-scherm wijzigen met de optie > [£ Schermconfiguratie]
> [Helderheid] of [LCD Backlight]. U kunt ook de knop DISP minstens 2 seconden ingedrukt
houden om de optie [LCD Backlight] op helder of normaal in te stellen of om het dimmen van
het scherm op te heffen.
De helderheid van het scherm wijzigen heeft geen invloed op de helderheid van de opnamen.
Gebruik van een meer heldere instelling bekort de effectieve gebruiksduur van de accu.
Als u het LCD-paneel 180 graden naar het onderwerp draait, kunt u de optie >
[£ Schermconfiguratie] > [LCD Spiegelbeeld] gebruiken om het beeld van het scherm
horizontaal te draaien zodat u een spiegelbeeld van het onderwerp ziet.
•Raadpleeg Hoe u de camera moet behandelen (A 115), Reinigen (A 118) voor bijzonderheden
over hoe u het LCD-scherm moet behandelen.
Over het LCD-scherm en het zoekerscherm: de schermen zijn geproduceerd met uiterst verfijnde
technieken. Meer dan 99,99% van de pixels functioneert correct. In zeer zeldzame gevallen kan het
voorkomen dat pixels niet goed werken of permanent als witte punten worden getoond. Dit heeft
geen gevolgen voor het opgenomen beeld en duidt niet op een defect.
Het onderwerp kan het LCD-scherm bekijken
De camcorder voorbereiden
19
De zoeker gebruiken
Als het moeilijk is om het LCD-scherm te zien, dan kunt u gebruikmaken van de zoeker, die 45 graden
omhoog kan worden gekanteld.
1 Gebruik de aan/uit-schakelaar om de camcorder aan
te zetten. (A 21).
2 Sluit het LCD-paneel (
~).
3 Trek de zoeker naar buiten en wijzig de beeldhoek (
Ä).
4 Stel de zoeker bij met de oogcorrectieregelaar (
Å).
OPMERKINGEN
U kunt de helderheid van de zoeker wijzigen met de optie > [£ Schermconfiguratie] >
[Acht.gr.verl. zoeker].
De helderheid van het scherm wijzigen heeft geen invloed op de helderheid van de opnamen.
Gebruik van een meer heldere instelling bekort de effectieve gebruiksduur van de accu.
U kunt het LCD-scherm en de zoeker niet tegelijk gebruiken.
Zorg ervoor dat u de oogschelp aangesloten laat wanneer
u de camcorder gebruikt.
Als u een bril draagt, is het gebruik van de zoeker wellicht
makkelijker als u de buitenste rand van de oogschelp
omklapt tegen de camcorderbehuizing.
Raadpleeg Hoe u de camera moet behandelen (A 115),
Reinigen (A 118) voor bijzonderheden over behandeling
van de zoeker.
Handgreepriem en overige riemen
Maak de handgreepriem vast.
Stel de handgreepriem zo af dat u met uw wijsvinger
de zoomtuimelschakelaar op de handgreep en met
uw duim de START/STOP-knop kunt bereiken.
Oogcorrectie-
regelaar
De camcorder voorbereiden
20
Een optionele polsriem bevestigen
Bevestig de polsriem op het riembevestigingspunt van de
handgreepriem, stel de lengte bij en maak de polsriem vast.
U kunt beide gebruiken voor extra gebruiksgemak
en bescherming.
Een optionele schouderriem bevestigen
Voer de uiteinden van de schouderriem
door het riembevestigingspunt op de
handgreepriem en stel de lengte van
de riem bij.
Basisbediening van de camcorder
21
Basisbediening van de camcorder
De camcorder aan- en uitzetten
U kunt de camcorder aanzetten in de stand CAMERA ( ) om opnamen te maken of in de
stand MEDIA ( ) om opnamen af te spelen. Selecteer de stand met de aan/uit-schakelaar.
De camcorder aanzetten
Zet de aan/uit-schakelaar op CAMERA voor de stand
(A
32) of MEDIA voor de stand (A 83).
De POWER/CHG-indicator gaat groen branden.
De camcorder uitzetten
Zet de aan/uit-schakelaar op OFF.
De POWER/CHG-indicator gaat uit.
OPMERKINGEN
U kunt de optie > [B Systeeminstelling] > [POWER-led] gebruiken om te voorkomen
dat de POWER-indicator gaat branden.
POWER/CHG-indicator
stand stand
Basisbediening van de camcorder
22
De cameramodus instellen
Bij het maken van opnamen kunt u de cameramodus
kiezen die het beste past bij uw opnamestijl.
Auto-stand
Zet de cameramodusschakelaar op N. In deze stand verzorgt de camcorder
alle instellingen terwijl u zich kunt concentreren op het maken van de opnamen
(A 33). Deze bedieningsstand is geschikt als u zich niet wilt bekommeren om
gedetailleerde camcorderinstellingen.
Handmatige stand
Stel de cameramodusschakelaar in op n. In deze stand kunt u volledig
gebruikmaken van alle menu’s, instellingen en geavanceerde functies.
De MENU-knop en de joystick gebruiken
In sommige menu’s en schermen kunt u navigeren met de MENU-knop en de joystick in plaats van
het touchscreen.
Joystick/SET-knop
Druk bij het maken van een menukeuze op
de pijlknoppen van de joystick om het oranje
selectiekader in het menu te verplaatsen.
Druk vervolgens de joystick zelf in (in de handleiding:
‘druk op SET’) om de menuopdracht te selecteren
die wordt gemarkeerd door het oranje selectiekader.
MENU-knop
Druk op de knop om de instellingsmenu’s te openen.
Druk nogmaals op deze knop om het menu te sluiten
nadat u de gewenste instellingen hebt aangepast.
Eerste instellingen
23
Eerste instellingen
De datum en tijd instellen
U dient de datum en tijd van de camcorder in te stellen voordat
u de camcorder kunt gebruiken. Het scherm [Date/Time/Datum/
Tijd] (scherm voor het instellen van datum en tijd) verschijnt
automatisch als de klok van de camcorder niet is ingesteld.
1 Gebruik de aan/uit-schakelaar om de camcorder aan te zetten.
Het scherm [Date/Time/Datum/Tijd] verschijnt.
2 Raak een veld aan dat u wilt wijzigen (jaar, maand, dag, uren of minuten).
U kunt ook tegen de joystick duwen (ÏÐ) om van het ene naar het andere veld te gaan.
3 Raak [Í] of [Î] aan om het veld desgewenst te wijzigen.
U kunt ook tegen de joystick duwen (ÍÎ) om het veld te wijzigen.
4 Stel de juiste datum en tijd in door alle velden op dezelfde wijze te wijzigen.
5 Raak [J.M.D], [M.D.J] of [D.M.J] aan om de door u gewenste datumindeling te selecteren.
Op sommige schermen wordt de datum weergegeven in verkorte vorm (getallen in plaats van
namen van maanden of alleen de dag en maand), maar hierbij wordt wel de volgorde aangehouden
die u hebt geselecteerd.
6 Raak [24H] aan om de 24-uurs klok te gebruiken of laat de optie ongeselecteerd om
de 12-uurs klok (AM/PM) te gebruiken.
7 Raak [OK] aan om de klok te starten en het instellingsscherm te sluiten.
OPMERKINGEN
Met de volgende instellingen kunt u de tijdzone, de datum en de tijd ook na de oorspronkelijke
instellingen wijzigen. U kunt de datumindeling en de kloknotatie (12 of 24 uur) wijzigen.
- > [B Systeeminstelling] > [Tijdzone/DST]
- > [B Systeeminstelling] > [Datum/Tijd]
Als u de camcorder circa 3 maanden niet gebruikt, raakt de ingebouwde oplaadbare lithiumbatterij
mogelijk geheel leeg en verliest u daardoor de datum- en tijdinstelling. Laad in dat geval de ingebouwde
lithiumbatterij op (A 117) en stel opnieuw de tijdzone, datum en tijd in.
Met behulp van de optionele GPS-ontvanger GP-E2 kunt u de camcorder automatisch instellingen
laten aanpassen op basis van de UTC-datum/-tijdinformatie die wordt verkregen van het GPS-signaal
(A 77).
Bedieningsstanden:
Eerste instellingen
24
De taal wijzigen
De standaardtaal van de camcorder is Engels.
U kunt 27 andere talen kiezen.
Raadpleeg Instellingsmenu’s (A 25) voor meer informatie
over het doorbladeren van het menu voor deze procedure.
1 Open het scherm [Language/Taal ].
> [B ! System Setup/Systeeminstelling] > [Taal ]
2 Selecteer de gewenste taal en selecteer vervolgens [OK].
3 Selecteer [X] om het menu te sluiten.
OPMERKINGEN
Sommige knoppen op het scherm, zoals [ZOOM], [FUNC] en [MENU], worden getoond in het Engels,
ongeacht de geselecteerde taal.
De tijdzone wijzigen
Kies de tijdzone die bij uw locatie past. De standaardinstelling is Parijs. De camcorder kan bovendien
de datum en tijd van een extra locatie onthouden. Dit is handig als u op reis bent, zodat u de camcorder
kunt afstemmen op de tijd van uw thuislocatie of die van uw reisbestemming.
Raadpleeg Instellingsmenu’s (A 25) voor meer informatie over het doorbladeren van het menu voor
deze procedure.
1 Open het scherm [Tijdzone/DST].
> [B ! Systeeminstelling] > [Tijdzone/DST]
2 Selecteer ["] om de tijdzone thuis in te stellen of [#] om de tijdzone van uw bestemming
in te stellen wanneer u op reis bent.
3 Selecteer [Ï] of [Ð] om de gewenste tijdzone in te stellen. Selecteer indien nodig [$]
om de zomertijd in te stellen.
4 Selecteer [X] om het menu te sluiten.
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
Gebruik van de menu’s
25
Gebruik van de menu’s
De camcorderfuncties kunnen worden ingesteld met de instellingsmenu’s. U kunt ze openen door
op de MENU-knop te drukken of via het FUNC-menu. Dit FUNC-menu is toegankelijk door de [FUNC]-
knop op het scherm aan te raken of te selecteren. Raadpleeg Menuopties (A 95) voor meer
informatie over de beschikbare menuopties en instellingen.
Instellingsmenu’s
Hierna wordt stapsgewijs beschreven hoe u een optie selecteert in de instellingsmenu’s. Voor sommige
menuopdrachten zijn aanvullende stappen vereist. Dergelijke handelingen worden uitgelegd in het
bijbehorende hoofdstuk van de handleiding.
Voor de overzichtelijkheid worden verwijzingen naar menu-instellingen in de handleiding mogelijk als
volgt afgekort:
> [B ! Systeeminstelling] > [Taal ] > Gewenste optie
Het touch panel gebruiken
1 Druk op de MENU-knop.
2 Raak het pictogram van het gewenste instellingsmenu aan in de bovenste rij.
In het voorbeeld komt het pictogram B overeen met het menu [Systeeminstelling].
3 Raak de gewenste menuopdracht aan ([Taal ] in het voorbeeld).
Als de gewenste menuopdracht niet wordt weergegeven op de menupagina die verschijnt,
sleept u uw vinger naar links/rechts om door andere menupagina’s te bladeren.
Voor hoofdprocedures wordt mogelijk het paginanummer vermeld in de handleiding (! in het
voorbeeld). Als u het paginanummer kent, kunt u het nummerpictogram in de linkerbovenhoek
van het scherm aanraken om direct de gewenste menupagina te openen.
Het paginanummer kan afwijken, afhankelijk van of de camcorder in de stand of in de
stand staat. In de volledige handleiding vermelden procedures voor functies die in beide
standen kunnen worden gebruikt, het paginanummer in de stand .
4 Raak de gewenste insteloptie aan en raak vervolgens [X] aan om het menu te sluiten.
U kunt [L] aanraken om terug te keren naar de vorige menupagina.
Gebruik van de menu’s
26
De joystick gebruiken
1 Druk op de MENU-knop.
2 Druk op de joystick (Þ) om het pictogram van het gewenste instellingsmenu te selecteren.
In het voorbeeld komt het pictogram B overeen met het menu [Systeeminstelling].
Als een van de pictogrammen in de bovenste rij niet is geselecteerd wanneer u het menu opent,
drukt u eerst op de joystick (
Ý) om het oranje selectiekader naar een van de pictogrammen
te verplaatsen.
3 Druk op de joystick (Ý) om de gewenste menuopdracht ([Taal ] in het voorbeeld)
te selecteren en druk vervolgens op SET.
Als de gewenste menuopdracht niet wordt weergegeven op de menupagina die verschijnt,
drukt u op de joystick (
Þ) om door andere menupagina’s te bladeren.
Voor hoofdprocedures wordt het paginanummer mogelijk vermeld in de handleiding (! in het
voorbeeld) zodat u de gewenste menupagina gemakkelijker kunt vinden.
4 Druk op de joystick (Ý) om de gewenste insteloptie te selecteren en druk vervolgens
op SET.
5 Druk op de MENU-knop om het menu te sluiten.
U kunt op de joystick drukken om de [L]-knop te selecteren en op SET drukken om terug
te keren naar de vorige menupagina. U kunt ook de [X]-knop markeren en op SET drukken
om het menu te sluiten.
OPMERKINGEN
U kunt op elk moment [X] aanraken of de MENU-knop indrukken om het menu te sluiten.
Onderdelen die niet beschikbaar zijn, worden mogelijk gedimd weergegeven.
FUNC-menu
In de stand biedt het FUNC-menu een snelle manier om verschillende opnamegerelateerde
functies zoals witbalans, belichting, scherpstelling enzovoort te bedienen. Er zijn minder beschikbare
functies in de stand .
Het touch panel gebruiken
1 Raak [FUNC] op het opnamescherm aan.
2 Raak het pictogram van de gewenste functie
aan in de linkerkolom.
Raak indien nodig [ ]/[ ] aan om omhoog/
omlaag te bladeren.
3 Raak het pictogram van de gewenste instelling
aan in de onderste rij.
4Raak [X] aan om het FUNC-menu te sluiten
of [L] om terug te keren naar de linkerkolom.
FUNC-menu in de stand
Gebruik van de menu’s
27
De joystick gebruiken
1 Duw in het opnamescherm op de joystick om [FUNC] te selecteren en druk vervolgens
op SET.
2Druk op (Ý) van de joystick om het gewenste pictogram in de linkerkolom te selecteren
en druk vervolgens op SET.
3Druk op (Þ) van de joystick om het gewenste pictogram in de onderste rij te selecteren
en druk vervolgens op SET.
Als u een waarde van een regelaar wilt selecteren, drukt u eerst op de joystick (Î) om de regelaar
in het oranje te markeren. Druk vervolgens op (Þ) om de gewenste waarde te selecteren.
4 Selecteer [X] om het FUNC-menu te sluiten of [L] om terug te keren naar de
linkerkolom.
Druk in de linkerkolom op (Ð) van de joystick om het pictogram [X] te selecteren en druk
vervolgens op SET. Druk in de onderste rij eenmaal op (Í) van de joystick en druk vervolgens
op (Þ) om het gewenste pictogram te selecteren.
OPMERKINGEN
Afhankelijk van de geselecteerde functie kunnen er andere knoppen, regelaars en besturingselementen
op het scherm verschijnen. Deze worden uitgelegd in het bijbehorende hoofdstuk van de handleiding.
SD-kaarten gebruiken
28
SD-kaarten gebruiken
De camcorder neemt clips en foto’s op commercieel verkrijgbare Secure Digital (SD)-kaarten
1
.
De camcorder heeft twee SD-kaartsleuven en u kunt twee SD-kaarten (in de handleiding: ‘SD-kaart A
en ‘SD-kaart B’) gebruiken om op beide kaarten tegelijk op te nemen of om automatisch naar de
andere SD-kaart over te schakelen als de SD-kaart die in gebruik is, vol is (A 30).
Voordat u een SD-kaart de eerste keer met de camcorder gebruikt, moet u de SD-kaart initialiseren
(A 30).
1
De SD-kaart wordt ook gebruikt om menu-instellingsbestanden op te slaan.
Compatibele SD-kaarten
De volgende typen SD-kaarten
2
kunnen met deze camcorder worden gebruikt. Bezoek de website
van Canon voor uw regio voor de nieuwste informatie over SD-kaarten die getest zijn voor gebruik
met deze camcorder.
2
In februari 2019 is de clipopnamefunctie getest met SD-kaarten die zijn gemaakt door Panasonic,
Toshiba en SanDisk.
3
UHS- en SD-snelheidsklassen zijn standaarden die de minimale gegarandeerde snelheid van
gegevensoverdracht van SD-kaarten aanduiden.
Om 4K-clips op te nemen met een resolutie van 3840x2160 (A 35) of clips die gebruikmaken
van opnemen in slow of fast motion (A 36), is het raadzaam SD-kaarten te gebruiken van
UHS-snelheidsklasse U3.
BELANGRIJK
Na het herhaaldelijk opnemen, verwijderen en bewerken van clips (als de SD-kaart gefragmenteerd
raakt), kan het langer duren om gegevens naar de kaart te schrijven en wordt de opname mogelijk
zelfs stopgezet. Maak in dat geval een back-up van uw opnamen en initialiseer de kaart met de
camcorder. U moet SD-kaarten in het bijzonder initialiseren voordat u belangrijke scènes gaat maken.
Over SDXC-kaarten: u kunt SDXC-kaarten gebruiken met deze camcorder, maar SDXC-kaarten
worden geïnitialiseerd door de camcorder met het exFAT-bestandssysteem.
- Controleer of externe apparatuur compatibel is met exFAT indien u met exFAT geformatteerde
kaarten gebruikt met andere apparaten (digitale recorders, kaartlezers enzovoort). Neem voor meer
informatie over compatibiliteit contact op met de fabrikant van de computer, het besturingssysteem
of de kaart.
- Indien u met exFAT geformatteerde kaarten gebruikt met een besturingssysteem dat niet
compatibel is met exFAT, wordt u mogelijk gevraagd om de kaart te formatteren. In dat geval
dient u de procedure te annuleren om te voorkomen dat u gegevens verliest.
OPMERKINGEN
Er kan niet worden gegarandeerd dat alle SD-kaarten goed functioneren.
Type SD-kaart:
./ 0
SD-kaarten SDHC-kaarten SDXC-kaarten
SD-snelheidsklasse
3
:
UHS-snelheidsklasse
3
:
Snelheidsklasse U1 Snelheidsklasse U3
SD-kaarten gebruiken
29
Een SD-kaart plaatsen en verwijderen
1 Zet de camcorder uit (~).
Controleer of de POWER/CHG-indicator uit is.
2 Open het SD-kaartcompartimentklepje (Ä).
3 Steek de SD-kaart in zijn geheel, met het label
naar de voorzijde van de camcorder gericht,
recht in een van de SD-kaartsleuven (
Å).
U kunt ook twee kaarten gebruiken, één in elke
SD-kaartsleuf.
4 Sluit het SD-kaartcompartimentklepje.
Forceer het klepje niet dicht als de SD-kaart
niet op de juiste wijze geplaatst is.
De SD-kaart verwijderen
1 Controleer of de ACCESS-indicator (status geheugenkaart) uit is.
2 Druk de SD-kaart eenmaal in om deze te ontgrendelen. De SD-kaart springt naar buiten.
Trek deze vervolgens in zijn geheel uit de sleuf.
ACCESS-indicator (status SD-kaart)
Als u > [B Systeeminstelling] > [ACCESS-led] instelt op [j Uit], gaat de ACCESS-indicator
(status geheugenkaart) niet branden.
BELANGRIJK
Zet de camcorder uit voordat u een SD-kaart plaatst of verwijdert. Als u een kaart plaatst of
verwijdert terwijl de camcorder ingeschakeld is, kunt u uw gegevens voorgoed kwijtraken.
SD-kaarten hebben een voor- en achterzijde die van elkaar verschillen. Als u een SD-kaart verkeerd
om in de camcorder plaatst, kan de camcorder defect raken. Zorg ervoor dat u de SD-kaart plaatst
zoals beschreven in stap 3.
Statusindicator SD-kaart Status SD-kaart
Rood (aan of knippert) De SD-kaart(en) wordt/worden gelezen.
Uit
Er wordt geen SD-kaart gelezen of er zijn geen SD-kaarten
in de camcorder geplaatst.
SD-kaarten gebruiken
30
Een SD-kaart initialiseren
Voordat u een SD-kaart voor het eerst met deze camcorder gebruikt, moet u de SD-kaart initialiseren.
U kunt een kaart ook initialiseren als u alle gegevens hierop permanent wilt verwijderen.
1 Selecteer [Initialiseren] voor de gewenste SD-kaart.
> [3 " Opname instellen] > [Initialiseren 8] >
[6 Geh. kaart A] of [7 Geh. kaart B] > [Initialiseren]
2 Selecteer [Ja].
3 Als het bevestigingsbericht verschijnt, selecteert u [OK] en vervolgens selecteert u [X].
BELANGRIJK
Initialisatie van een SD-kaart houdt in dat alle opnamen permanent worden gewist. Gegevens
die verloren zijn gegaan, kunt u niet meer herstellen. Zorg er daarom voor dat u van tevoren een
back-up maakt van belangrijke opnamen (A 93).
Afhankelijk van de SD-kaart kan een initialisatie enkele minuten duren.
De SD-kaart voor opnamen selecteren
U kunt de SD-kaart selecteren waarop clips en foto’s worden opgenomen.
1 Selecteer [Opnamemedia].
> [3 ! Opname instellen] > [Opnamemedia]
2 Selecteer de gewenste SD-kaart ([6 Geh. kaart A] of [7 Geh. kaart B]) voor het opnemen
van clips ([v Opnamemedia Videos]) en/of voor het maken van foto’s ([{ Opnamemedia
Foto’s]).
3 Selecteer [X].
Nadat het menu is gesloten, verschijnt op het scherm het pictogram van de SD-kaart
die is geselecteerd voor het opnemen van clips.
Dubbele opname en Relay Recording
De camcorder bevat twee handige opnamemethoden die u kunt gebruiken wanneer beide
kaartsleuven een SD-kaart bevatten: dubbele opname en Relay Recording.
Dubbele opname: met deze functie kunt u dezelfde clip gelijktijdig opnemen op twee SD-kaarten.
Dit is een handige manier om tijdens het opnemen een back-up van uw opnamen te maken.
Relay Recording: met deze functie kunt u zonder onderbreking verdergaan met het opnemen
op een andere SD-kaart wanneer de SD-kaart die u aan het gebruiken bent, vol raakt.
1 Selecteer [Dubbel-/relay-opn.].
> [3 ! Opname instellen] > [Dubbel-/relay-opn.]
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
SD-kaarten gebruiken
31
2 Selecteer [4 Dubbelopname] of [ Relay-opname] (of [ Relay-opname]) en selecteer
vervolgens [X].
Wanneer dubbele opname is geactiveerd, verschijnt de status van beide SD-kaarten in de
rechterbovenhoek van het scherm.
Selecteer [Standaardopname] als u geen van beide functies wilt gebruiken.
OPMERKINGEN
Relay Recording is beschikbaar vanaf SD-kaartsleuf A naar SD-kaartsleuf B en omgekeerd, maar
de omschakeling zal slechts eenmaal worden uitgevoerd.
Nadat u relayclips die oorspronkelijk op verschillende SD-kaarten zijn opgenomen, opslaat op een
computer, kunt u de MP4 Join Tool gebruiken om de bestanden samen te voegen en ze als één
enkele clip opslaan (A 93).
Als een SD-kaart tijdens dubbele opname vol raakt, zal het maken van opnamen op beide kaarten
worden stopgezet. Als zich echter op een van de SD-kaarten een fout voordoet, gaat de opname
op de andere kaart verder.
Dubbele opname kan niet worden gebruikt in combinatie met opnamen in slow motion en fast
motion.
Clips herstellen
Sommige handelingen, zoals bijvoorbeeld de camcorder onverwacht uitzetten of de SD-kaart
verwijderen terwijl er gegevens worden vastgelegd, kunnen gegevensfouten veroorzaken in de
opgenomen clip. U kunt mogelijk clips met beschadigde gegevens herstellen met behulp van
de volgende procedure.
1 Open het indexscherm met de clip die u wilt herstellen (A 83).
2 Selecteer de beschadigde clip (een clip met het pictogram in plaats van een
miniatuurbeeld).
3 Wanneer u wordt gevraagd of u het bestand wilt herstellen, selecteert u [Ja].
De camcorder zal proberen de beschadigde gegevens te herstellen.
4 Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
OPMERKINGEN
In het indexscherm worden herstelde clips weergegeven met een speciaal afspeelpictogram
in plaats van met de gebruikelijke miniatuur.
Deze procedure kan clips verwijderen die korter zijn dan 0,5 seconden.
In sommige gevallen kan het onmogelijk zijn om de gegevens te herstellen. Dit is vooral waarschijnlijk
als het bestandssysteem beschadigd is of als de SD-kaart fysiek beschadigd is.
Alleen clips die met deze camcorder zijn opgenomen, kunnen worden hersteld. Foto’s kunnen niet
worden hersteld.
Bedieningsstanden:
Clips en foto’s vastleggen
32
Opname
Clips en fotos vastleggen
In dit hoofdstuk worden de basisprocedures beschreven voor het vastleggen van clips* en foto’s.
Raadpleeg Audio opnemen (A 65) voor meer informatie over het opnemen van audio.
Voordat u belangrijke opnamen voor de eerste keer maakt, dient u testopnamen te maken met behulp
van de videoconfiguratie(s) die u van plan bent te gebruiken. Zo kunt u controleren of de camcorder
correct werkt. Mocht de camcorder niet goed werken, raadpleeg dan Problemen oplossen (A 108).
* ‘Clip’ verwijst naar één filmeenheid die is opgenomen met één opnamehandeling.
Basisfuncties voor opnemen
Als u de -stand gebruikt om films en foto’s te maken, dan zal de camcorder voor u automatisch
de instellingen verrichten. In de stand kunt u de scherpstelling, belichting en verschillende
andere instellingen handmatig aanpassen aan uw eigen voorkeur en behoeften.
1 Open de lensbescherming.
Zet de schakelaar van de lensbescherming op OPEN.
2 Zet de cameramodusschakelaar op de gewenste
positie.
Zet de schakelaar op N (stand ) of n
(stand ), afhankelijk van hoe u de camcorder
wilt gebruiken.
3 Zet de aan/uit-schakelaar op CAMERA.
De POWER/CHG-indicator gaat groen branden.
Video opnemen
Druk op de START/STOP-knop om te beginnen
met opnemen.
Tijdens het maken van de opname wordt Ü op
het scherm weergegeven.
De ACCESS-indicator (status geheugenkaart) gaat van
tijd tot tijd knipperen terwijl de clip wordt opgenomen.
Druk nogmaals op de START/STOP-knop als u de
opname wilt onderbreken. Ü verandert in Ñ en de clip wordt opgenomen op de SD-kaart die is
geselecteerd voor het opnemen van clips. De camcorder gaat naar de opnamestand-bystand.
Foto’s maken
Raak in de opnamestand-bystand [PHOTO] aan.
In het midden aan de onderzijde van het scherm verschijnt een groen pictogram (g).
In de rechterbovenhoek van het scherm verschijnt ook samen met het pictogram van de
SD-kaart die is geselecteerd voor het maken van fotos. De ACCESS-indicator (status geheugenkaart)
gaat eventjes branden terwijl de foto wordt gemaakt.
Bedieningsstanden:
[PHOTO]
Schakelaar
lensbescherming
POWER/CHG-
indicator
ACCESS-indicator
(status geheugenkaart)
3
Opname
Clips en foto’s vastleggen
33
Nadat u klaar bent met het maken van opnamen
1 Zet de schakelaar van de lensbescherming op CLOSED om de lensbescherming te sluiten.
2 Controleer of de ACCESS-indicator (status geheugenkaart) uit staat.
3 Zet de aan/uit-schakelaar op OFF.
4 Sluit het LCD-paneel en klap de zoeker in.
BELANGRIJK
Zorg ervoor dat u regelmatig een back-up van uw opnamen maakt (A 93), vooral nadat u belangrijke
opnamen hebt gemaakt. Canon is niet aansprakelijk voor verlies of beschadiging van gegevens.
OPMERKINGEN
•U kunt > [3 Opname instellen] > [Opnameopdracht] en [HDMI-tijdcode] instellen op
[i Aan] om de START/STOP-knop van de camcorder te gebruiken om ook de opnamehandelingen
van een compatibele externe recorder die is aangesloten op het HDMI OUT-aansluitpunt te bedienen.
(Als [Opnameopdracht] is ingesteld op [i Aan], zijn de spaarstand ( > [B Systeeminstelling]
> [Automatisch uit]) niet beschikbaar.)
De maximale continue opnametijd van één enkele clip is 6 uur. Hierna wordt automatisch een
nieuwe clip gemaakt en de opname wordt voortgezet als een aparte clip.
Over de -stand: wanneer de camcorder in de stand staat, bepaalt deze automatisch
instellingen zoals de scherpstelling, belichting (diafragma, sluitertijd en versterking) en witbalans,
afhankelijk van de scène die u vastlegt. Wanneer een gezicht wordt gedetecteerd, stelt de
camcorder bovendien automatisch scherp op het onderwerp en optimaliseert deze de belichting.
Een video-opname wordt in de volgende gevallen als afzonderlijke clips opgeslagen:
- Wanneer de camcorder overschakelt naar de andere SD-kaart terwijl een video wordt opgenomen
door de Relay Recording-functie (A 30).
- Het videobestand (de stream) in de clip zal bij circa elke 4 GB worden gesplitst. Het afspelen
met de camcorder gebeurt ononderbroken.
Nadat u de afzonderlijke, gesplitste clips op een computer opslaat, kunt u de MP4 Join Tool gebruiken
om de bestanden samen te voegen en ze als één enkele clip opslaan (A 93).
Over de spaarstand: als > [B Systeeminstelling] > [Automatisch uit] ingesteld is
op [i Aan] en de camcorder met de accu van stroom wordt voorzien, wordt de camcorder
automatisch uitgeschakeld indien u 5 minuten lang geen bedieningshandelingen verricht.
Dit is om stroom te besparen. Gebruik de aan/uit-schakelaar om de camcorder aan te zetten.
Foto’s worden opgeslagen als JPG-bestanden. De camcorder kan foto’s maken tijdens de
opnamestand-bystand.
Er kunnen geen foto’s worden gemaakt terwijl vooropname geactiveerd is.
Als u opnamen maakt op heldere plaatsen, kan het moeilijk zijn gebruik te maken van het LCD-scherm.
In dat geval gebruikt u de zoeker of wijzigt u de helderheid van het scherm (A 101).
Als u bij gebruik van een accu lange tijd opnamen maakt terwijl de camcorder op een statief staat,
kunt u het LCD-paneel sluiten en alleen de zoeker gebruiken om stroom te besparen (A 19).
Clips en foto’s vastleggen
34
De laatst opgenomen clip bekijken
U kunt, zonder over te schakelen naar de stand , de laatste 4 seconden bekijken van de clip
die u als laatste met de camcorder hebt opgenomen. Terwijl u de clip bekijkt, komt er geen geluid
uit de ingebouwde luidspreker.
1 Neem een clip op.
2 Druk op de knop u als u klaar bent met het
opnemen van een clip.
Videoconfiguratie: resolutie, bitsnelheid en beeldsnelheid
35
Videoconfiguratie: resolutie, bitsnelheid en beeldsnelheid
Met de volgende procedures kunt u instellen welke videoconfiguratie wordt gebruikt voor het opnemen
van clips. Selecteer de combinatie van resolutie/bitsnelheid en beeldsnelheidinstellingen die het beste
aansluit op uw creatieve behoeften. De kleursampling is YCbCr 4:2:0, 8 bits. De beschikbare opties
voor sommige instellingen kunnen verschillen afhankelijk van eerdere selecties voor andere instellingen.
Raadpleeg de tabel van de procedures voor een overzicht.
Raadpleeg Audio opnemen (A 65) voor meer informatie over het opnemen van audio.
De resolutie en bitsnelheid selecteren
1 Selecteer [¸ Resolutie].
> [3 ! Opname instellen] > [¸ Resolutie]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
De geselecteerde resolutie en bitsnelheid verschijnen aan de rechterzijde van het scherm.
De beeldsnelheid selecteren
1 Selecteer [¸ Framerate].
> [3 ! Opname instellen] > [¸ Framerate]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Het pictogram van de geselecteerde beeldsnelheid verschijnt aan de rechterzijde van het scherm.
Beschikbare videoconfiguratie-instellingen
* De camcorder gebruikt een variabele bitsnelheid (VBR).
OPMERKINGEN
Raadpleeg Geschatte opnametijden (A 126) voor meer informatie over geschatte opnametijden.
Bedieningsstanden:
Resolutie (bitsnelheid*)
Beeldsnelheid
50.00P 25.00P
3840x2160 (150 Mbps) O
1920x1080 (35 Mbps) O O
1920x1080 (17 Mbps) O O
Opnemen in slow motion en fast motion
36
Opnemen in slow motion en fast motion
U kunt clips opnemen die een slowmotion- of fastmotioneffect hebben wanneer u ze afspeelt, door
gewoon de gewenste snelheid voor slow motion/fast motion te selecteren. Beschikbare snelheden
voor slow motion/fast motion variëren afhankelijk van de geselecteerde resolutie en beeldsnelheid.
Geluid wordt niet opgenomen wanneer opnemen in slow of fast motion is geactiveerd.
1 Selecteer [Slow & Fast Motion].
> [3 ! Opname instellen] > [Slow & Fast Motion]
2 Selecteer de gewenste snelheid voor slow motion/fast motion en selecteer vervolgens [X].
Selecteer [j] om opnamen in slow motion en fast motion uit te schakelen.
of en de geselecteerde snelheid verschijnen aan de rechterzijde van het scherm.
Beschikbare snelheden bij slow motion/fast motion
OPMERKINGEN
Opnemen in slow motion en fast motion kunt u niet gebruiken in combinatie met de volgende
functies.
De maximale ononderbroken opnametijd van één enkele clip die wordt opgenomen in slow motion,
komt overeen met 6 uur afspeeltijd. Daarna stopt de opname. Dat betekent dat als [x0.5] wordt
geselecteerd als snelheid, de maximale ononderbroken opnametijd 3 uur bedraagt (wat afgespeeld
in slow motion bij 0,5 keer de normale snelheid overeenkomt met 6 uur afspeeltijd). Een opname
in fast motion zal daarentegen niet op deze manier stoppen.
Als u de videoconfiguratie wijzigt, wordt opnemen in slow en fast motion uitgeschakeld.
Terwijl opnemen in slow en fast motion geactiveerd is, wordt het opnameopdrachtsignaal niet
uitgevoerd via het HDMI OUT-aansluitpunt.
Over de tijdcode wanneer opnemen in slow of fast motion is geactiveerd:
- De tijdcode kan worden ingesteld op [ Regen.] of op [ Preset] met de werkingsmodus
[ Rec Run].
- Als de werkingsmodus van de tijdcode was ingesteld op [ Free Run], zal de
werkingsmodus van de tijdcode automatisch veranderen in [ Rec Run] wanneer opnemen
in slow motion en fast motion wordt ingeschakeld.
- Als opnemen in slow motion en fast motion wordt uitgeschakeld, keert de werkingsmodus van
de tijdcode terug naar de vorige instelling.
- Het tijdcodesignaal kan niet worden uitgevoerd via het HDMI OUT-aansluitpunt.
Bedieningsstanden:
Resolutie Beeldsnelheid Beschikbare snelheden bij slow motion/fast motion
3840x2160 25.00P x2, x4, x10, x20, x60, x120, x600, x1200
1920x1080 50.00P x2, x4, x10, x20, x60, x120, x600, x1200
25.00P x0.5
-Dubbele opname
- Relay Recording
- Vooropname
- Kleurenbalken
Filmmodi
37
Filmmodi
In de stand biedt de camcorder een aantal filmmodi met verschillende bedieningsmogelijkheden
voor de instellingen van de camcorder. Selecteer de filmmodus die het meest geschikt is voor uw
behoeften of creatieve visie, pas de instellingen die u wilt bedienen handmatig aan en laat de camcorder
voor de rest zorgen.
1 Selecteer de filmmodusknop.
2 Selecteer de gewenste filmmodus en selecteer
vervolgens [X].
De filmmodusknop geeft het pictogram van de
geselecteerde modus weer.
Beschikbare filmmodi
Voor meer informatie over filmmodi anders dan de speciale scènestanden raadpleegt
u Belichtingsinstelling (A 40).
Bedieningsstanden:
Filmmodus Beschrijving A
(Programma AE) De camcorder stelt automatisch de sluitertijd, het diafragma en de
versterking in.
41
(Sluitertijdvoorkeur AE) U stelt handmatig de sluitertijd in, terwijl de camcorder automatisch
het diafragma en de versterking aanpast.
41
(Diafragmavoorkeur AE) U stelt handmatig het diafragma en ND-filter in, terwijl de camcorder
automatisch de sluitertijd en versterking aanpast.
41
n (Handmatige belichting) U stelt handmatig de sluitertijd, het diafragma en de versterking in,
zodat u de volledige controle over de belichting houdt.
40
Speciale scènestanden Deze standen bieden vooraf ingestelde combinaties van instellingen
die zijn geoptimaliseerd voor specifieke situaties.
38
Filmmodusknop
Speciale scènestanden
Filmmodi
38
Speciale scènestanden
Het gebruik van een speciale scènestand kan een gemakkelijk en handig alternatief zijn voor het
aanpassen van uitgebreide belichtingsinstellingen.
[HPortret] De camcorder gebruikt een groot diafragma om het onderwerp
scherp in beeld te brengen terwijl de achtergrond waziger wordt.
[ûSport] Voor het opnemen van sportscènes, zoals sportevenementen
en dansscènes.
[Q Nachtscène] Voor het vastleggen van nachtlandschappen met minder
beeldruis.
[K Sneeuw] Voor het maken van opnamen in heldere skioorden zonder
dat het onderwerp onderbelicht wordt.
[L Strand] Voor het maken van opnamen op een zonnig strand zonder
dat het onderwerp onderbelicht wordt.
[M Zonsonderg.] Voor het opnemen van zonsondergangen met heldere
en levendige kleuren.
[R Weinig licht] Voor het opnemen van scènes in situaties met weinig licht.
[S Spotlight] Voor het opnemen van scènes onder spotlights.
[T Vuurwerk] Voor het opnemen van vuurwerk.
Filmmodi
39
OPMERKINGEN
•[H Portret]/[û Sport]/[K Sneeuw]/[L Strand]: tijdens het afspelen is het beeld mogelijk niet
vloeiend.
•[H Portret]: het wazigheidseffect van de achtergrond neemt toe naarmate u verder inzoomt (S).
•[K Sneeuw]/[L Strand]: het onderwerp kan overbelicht raken op bewolkte dagen of op plaatsen
in de schaduw. Controleer het beeld op het scherm.
•[R Weinig licht]:
- Bewegende onderwerpen kunnen een nabeeld met sporen achterlaten.
- De beeldkwaliteit is mogelijk niet zo goed als bij de andere standen.
- Op het scherm kunnen witte punten verschijnen.
- Autofocus werkt mogelijk niet zo goed als bij andere standen. In dat geval moet u handmatig
scherpstellen.
•[R Weinig licht]/[T Vuurwerk]: we raden aan dat u een statief gebruikt om wazige beelden
(door beweging van de camcorder) te voorkomen.
Belichtingsinstelling
40
Belichtingsinstelling
Soms is de algemene belichting die automatisch wordt verkregen door de camcorder mogelijk niet
optimaal voor uw opname. U kunt een filmmodus selecteren waarmee u in verschillende mate het
diafragma, de sluitertijd en de versterking gedeeltelijk of volledig zelf kunt regelen, terwijl de camcorder
de andere instellingen automatisch blijft aanpassen.
Handmatige belichting (n)
Deze filmmodus biedt u de meeste controle over opname-instellingen omdat u het diafragma,
de sluitertijd en de versterking kunt instellen om de gewenste belichting te verkrijgen.
1 Stel de filmmodus in op [n Handm. belichting] (A 37).
De diafragmawaarde, de sluitertijd en de versterkingswaarde verschijnen aan de linkerzijde
van het scherm.
2 Stel het diafragma, de sluitertijd en de versterking in.
Diafragma: [FUNC] > [ Diafragma]
Sluitertijd: [FUNC] > [ Sluitertijd]
Versterking: [FUNC] > [ Gain]
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
3 Sleep uw vinger over de regelaar om de gewenste waarde in te stellen.
U kunt [ ] selecteren om het zebrapatroon (A 44, stap 2) weer te geven en te controleren
op overbelichte gebieden.
4 Herhaal eventueel stap 2 en 3 om de belichting aan te passen tot het gewenste niveau.
5 Selecteer [X].
Beschikbare instellingen
1
Beschikbare waarden zijn afhankelijk van de zoomstand. De diafragmawaarden die op het scherm
worden weergegeven, dienen alleen als voorbeeld.
2
Tijdens opnemen in slow en fast motion variëren de beschikbare waarden afhankelijk van de gekozen
snelheid voor slow motion/fast motion.
Bedieningsstanden:
Diafragma
1
F1.8, F2.0, F2.2, F2.4, F2.6, F2.8, F3.2, F3.4, F3.7, F4.0, F4.4, F4.8, F5.2, F5.6, F6.2, F6.7, F7.3,
F8.0
ND-filter Als de diafragmawaarde F4.0 of hoger is: ND1/2, ND1/4, ND1/8
Sluitertijd
2
1/6, 1/7, 1/8, 1/10, 1/12, 1/14, 1/17, 1/20, 1/25, 1/29, 1/30, 1/33, 1/40, 1/50, 1/60, 1/75, 1/90,
1/100, 1/120, 1/150, 1/180, 1/210, 1/250, 1/300, 1/350, 1/400, 1/500, 1/600, 1/700, 1/800,
1/1000, 1/1200, 1/1400, 1/1600, 1/2000
Versterking 0,0 dB tot 24,0 dB (stappen van 1 dB)
Belichtingsinstelling
41
OPMERKINGEN
U kunt het diafragma, de sluitertijd en de versterking aanpassen met de CUSTOM-regelaar (A 79).
Automatische belichting
Programma AE ()
De camcorder stelt automatisch de sluitertijd, het diafragma en de versterking (voor clips) in maar
u hebt de mogelijkheid om andere functies te gebruiken die niet beschikbaar zijn in de stand .
Stel de filmmodus in op [ Programma AE].
Sluitertijd-voorkeur AE ()
Met deze filmmodus stelt u de sluitertijd handmatig in, bijvoorbeeld om snel bewegende onderwerpen
scherp in beeld te brengen of om een helderder beeld te krijgen in situaties met weinig licht.
De camcorder past andere instellingen automatisch aan om de beste belichting te verkrijgen.
1 Stel de filmmodus in op [ Sluiter-voork. AE] (A 37).
De sluitertijd verschijnt aan de linkerzijde van het scherm.
2 Open het scherm van de sluitertijd.
[FUNC] > [ Sluitertijd]
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
U kunt [ ] selecteren om het zebrapatroon (A 44, stap 2) weer te geven en te controleren
op overbelichte gebieden.
3 Sleep uw vinger over de regelaar om de gewenste sluitertijd in te stellen.
U kunt de sluitertijd ook aanpassen met de CUSTOM-regelaar (A 79).
Voor beschikbare sluitertijden raadpleegt u de tabel Handmatige belichting (A 40).
4 Selecteer [X].
Diafragmavoorkeur AE ()
Met deze filmmodus stelt u de diafragmawaarde handmatig in om de scherptediepte te regelen,
bijvoorbeeld om de achtergrond uit focus te halen zodat het onderwerp meer opvalt. De camcorder
past andere instellingen automatisch aan om de beste belichting te verkrijgen.
1 Stel de filmmodus in op [ Diafr.-voork.AE] (A 37).
De diafragmawaarde verschijnt aan de linkerzijde van het scherm.
De belichtingsbalk
Als de filmmodus is ingesteld op n, verschijnt de belichtingsbalk
op het scherm en worden de optimale automatische belichting
en de huidige belichting weergegeven. Als het verschil tussen de
huidige belichting en de optimale belichting groter is dan ±2 EV,
knippert de indicator aan de rand van de belichtingsbalk.
Optimale belichting AE±0
Huidige belichting
Belichtingsinstelling
42
2 Open het diafragmascherm.
[FUNC] > [ Diafragma]
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
U kunt [ ] selecteren om het zebrapatroon (A 44, stap 2) weer te geven en te controleren
op overbelichte gebieden.
3 Sleep uw vinger over de regelaar om de gewenste diafragmawaarde in te stellen.
U kunt de diafragmawaarde ook aanpassen met de CUSTOM-regelaar (A 79).
Voor beschikbare diafragmawaarden raadpleegt u de tabel Handmatige belichting (A 40)
4 Selecteer [X].
OPMERKINGEN
Wanneer de filmmodus is ingesteld op of , kan de camcorder, afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp, mogelijk niet de geschikte belichting instellen. In dat geval knippert de sluitertijd
() of de diafragmawaarde () op het scherm. Wijzig desgewenst het diafragma/de sluitertijd.
Aanraakbelichting
U kunt het scherm aanraken om de belichting voor een specifiek onderwerp of gebied te optimaliseren.
De camcorder past automatisch de belichting aan voor het geselecteerde punt en vergrendelt
de belichtingsinstellingen. U kunt ook een helder gebied van het beeld aanraken om te proberen
overbelichting (Lichte gebieden AE) te vermijden. Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer de
filmmodus is ingesteld op , , of een van de speciale scènestanden, behalve [T Vuurwerk].
1 Open het scherm van de belichting.
[FUNC] > [y Belicht.comp.]
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
U kunt [ ] selecteren om het zebrapatroon (A 44, stap 2) weer te geven en te controleren
op overbelichte gebieden.
2 Om de functie Lichte gebieden AE te gebruiken, wijzigt u de instellingen voor
aanraakbelichting.
[i] > [ Hoge lichten] > [L]
3 Raak het gewenste gebied op het LCD-scherm aan om de belichting te optimaliseren
en te vergrendelen.
Het symbool I gaat knipperen en de belichting wordt automatisch ingesteld, zodat het door
u aangeraakte gebied correct wordt belicht.
De belichtingscompensatiewaarde ±0 en worden op het scherm getoond. Daarnaast geeft
[ ] aan dat de belichting vergrendeld is.
Selecteer [ ] als u de camcorder weer automatische belichting wilt laten gebruiken.
4 Sleep indien nodig uw vinger over de regelaar om de belichting te compenseren.
U kunt een compensatieniveau van –3 tot +3 selecteren in stappen van 1/4.
5 Selecteer [X].
De belichtingscompensatiewaarde en worden aan de linkerzijde van het scherm
weergegeven.
Belichtingsinstelling
43
Belichtingsvergrendeling (AE-vergrendeling)
U kunt de huidige belichtingsinstellingen vergrendelen en ze zelfs gebruiken wanneer u de compositie
van het beeld opnieuw samenstelt. Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer de filmmodus
is ingesteld op , , of een van de speciale scènestanden, behalve [T Vuurwerk].
1 Open het scherm van de belichting.
[FUNC] > [y Belicht.comp.]
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
U kunt [ ] selecteren om het zebrapatroon (A 44, stap 2) weer te geven en te controleren
op overbelichte gebieden.
2 Selecteer [ ] om de huidige belichting te vergrendelen.
De belichtingscompensatiewaarde ±0 en worden op het scherm getoond. Daarnaast geeft
[ ] aan dat de belichting vergrendeld is.
Selecteer [ ] opnieuw als u de camcorder weer automatische belichting wilt laten gebruiken.
3 Sleep uw vinger over de regelaar om de belichting verder te compenseren.
U kunt een compensatieniveau van –3 tot +3 selecteren in stappen van 1/4.
Afhankelijk van de helderheid van het beeld en de belichtingsvergrendeling zijn sommige waarden
mogelijk niet beschikbaar en kan het beschikbare belichtingscompensatiebereik variëren.
4 Selecteer [X].
De belichtingscompensatiewaarde en worden aan de linkerzijde van het scherm
weergegeven.
Belichtingscompensatie
U kunt de belichting die met het automatische diafragma is ingesteld, corrigeren om het beeld
donkerder of helderder te maken.
Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer de filmmodus is ingesteld op , of .
1 Open het scherm van de belichting.
[FUNC] > [y Belicht.comp.]
Als de belichting vergrendeld was, selecteert u [ ] om de automatische belichting te ontgrendelen.
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
U kunt [ ] selecteren om het zebrapatroon (A 44, stap 2) weer te geven en te controleren
op overbelichte gebieden.
2 Sleep uw vinger over de regelaar om de belichting te compenseren.
U kunt een compensatieniveau van –2 tot +2 selecteren in stappen van 1/4.
3 Selecteer [X].
[AE] en de belichtingscompensatiewaarde worden aan de linkerzijde van het scherm weergegeven.
OPMERKINGEN
U kunt de belichtingscompensatiewaarde aanpassen met de CUSTOM-regelaar (A 79).
De vergrendelde belichting keert terug naar automatische belichting in de volgende situaties:
- Wanneer de aan/uit-schakelaar of cameramodusschakelaar wordt bediend.
- Wanneer de filmmodus wordt gewijzigd.
- Wanneer de videoconfiguratie wordt gewijzigd.
Belichtingsinstelling
44
ND-filter
Als u het ND-filter gebruikt, kunt u het diafragma openen om een lagere scherptediepte te verkrijgen,
zelfs wanneer u opnamen maakt in een heldere omgeving. U kunt het ND-filter ook gebruiken om het
softfocuseffect te vermijden dat wordt veroorzaakt door diffractie bij gebruik van een klein diafragma.
Het ND-filter kan worden ingesteld wanneer de diafragmawaarde F4.0 is.
Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer de filmmodus is ingesteld op , , of n.
1 Selecteer [ND-filter].
> [v # Camera-instelling] > [ND-filter]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
ND-filterbediening
OPMERKINGEN
Het ND-filter is niet beschikbaar in de speciale scènestand [T Vuurwerk].
Het ND-filter wordt ingesteld op [k Auto] wanneer de cameramodus is of als de filmmodus
ingesteld is op een speciale scènestand (behalve [T Vuurwerk]).
Gebruik van het zebrapatroon
U kunt het zebrapatroon gebruiken om gebieden te identificeren die mogelijk overbelicht zijn, zodat
u de belichting dienovereenkomstig kunt corrigeren. De camcorder biedt twee zebrapatroonniveaus:
Met 100% worden alleen gebieden geïdentificeerd die detail verliezen in de geaccentueerde gebieden,
terwijl met 70% ook gebieden worden geïdentificeerd die detail dreigen te verliezen.
1 Selecteer het diafragma, de sluitertijd, de versterking of de belichtingscompensatie.
Diafragma: [FUNC] > [ Diafragma]
Sluitertijd: [FUNC] > [ Sluitertijd]
Versterking: [FUNC] > [ Gain]
Belichtingscompensatie: [FUNC] > [y Belicht.comp.]
2 Selecteer het gewenste zebraniveau.
[] > [z 70%] of [{ 100%] > [X]
Selecteer anders [ Uit] als u het zebrapatroon wilt uitschakelen.
Om terug te keren naar het vorige scherm van en andere instellingen aan te passen, raakt u [L]
aan in plaats van [X].
Het zebrapatroon verschijnt op de overbelichte gebieden van het beeld.
OPMERKINGEN
Gebruik van het zebrapatroon heeft geen invloed op uw opnamen.
ND-filteroptie Filmmodus Beschrijving
[k Auto] , n Wanneer de diafragmawaarde F4.0 is, kunt u de ND-filterinstelling handmatig
selecteren.
, De camcorder gebruikt het ND-filter automatisch voor automatische belichting.
[j Uit] , n Het ND-filter wordt niet gebruikt.
, De camcorder gebruikt het ND-filter niet voor automatische belichting.
Belichtingsinstelling
45
Tegenlichtcorrectie
Wanneer u een scène moet opnemen in situaties met constant tegenlicht, kunt u tegenlichtcorrectie
gebruiken om het beeld te corrigeren en in het bijzonder de donkere gebieden helderder te maken.
Deze functie kan niet worden gebruikt wanneer de filmmodus is ingesteld op [T Vuurwerk].
1 Selecteer [ BLC altijd aan].
[FUNC] > [ BLC altijd aan]
2 Selecteer [ Aan] en selecteer vervolgens [X].
verschijnt links op het scherm en de belichting wordt aangepast om rekening te houden
met het tegenlicht.
U kunt ook een toewijzingsknop toewijzen aan [ BLC altijd aan] (A 80). Druk in dat geval
op de toewijzingsknop om de tegenlichtcorrectie in en uit te schakelen.
OPMERKINGEN
Deze camcorder heeft ook een functie voor tegenlichtcorrectie met de optie >
[v Camera-instelling] > [Autom. achtergr.verl.corr.].
Tegenlichtcorrectie wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld:
- Wanneer de aan/uit-schakelaar of cameramodusschakelaar wordt bediend.
- Wanneer de filmmodus wordt gewijzigd.
- Wanneer de beeldsnelheid wordt gewijzigd.
AGC-limiet (Automatic Gain Control)
46
AGC-limiet (Automatic Gain Control)
Bij het maken van opnamen in donkere omgevingen zal de camcorder de versterking automatisch
verhogen om een helderder beeld te krijgen. Door een maximale versterkingswaarde in te stellen,
kunt u de hoeveelheid ruis op het beeld beperken en een donkerder stijl behouden. Deze functie
kan alleen worden gebruikt wanneer de filmmodus is ingesteld op , of .
1 Open het scherm voor instelling van de AGC-limiet.
[FUNC] > [ AGC-limiet] > [n]
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
Selecteer [n] nogmaals als u de camcorder weer Automatic Gain Control wilt laten gebruiken.
2 Sleep uw vinger over de regelaar om de gewenste maximale versterkingswaarde in te
stellen.
U kunt een AGC-limiet van 0,0 dB tot 23,0 dB selecteren. Hoe lager de instelling, hoe lager
de AGC-limiet.
3 Selecteer [X].
Wanneer een AGC-limiet is ingesteld, verschijnen en de maximale versterkingswaarde
aan de linkerzijde van het scherm.
OPMERKINGEN
De AGC-limiet kan niet worden ingesteld wanneer de belichting vergrendeld is (A 43).
U kunt de AGC-limiet aanpassen met de CUSTOM-regelaar (A 79).
Bedieningsstanden:
Witbalans
47
Witbalans
De camcorder maakt gebruik van een elektronisch witbalansproces om onder verschillende
lichtomstandigheden het beeld te kalibreren en nauwkeurige kleuren te produceren. Deze functie
kan alleen worden gebruikt wanneer de filmmodus is ingesteld op , , of n.
1 Selecteer [ Witbalans].
[FUNC] > [ Witbalans]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Als u [ Kleurtemperatuur], [ Set 1] of [ Set 2] hebt geselecteerd en u de kleurtemperatuur
wilt wijzigen of een nieuwe aangepaste witbalans wilt registreren, gaat u verder met de
desbetreffende procedure hieronder in plaats van [X] te selecteren.
Het pictogram van de geselecteerde optie verschijnt aan de linkerzijde van het scherm.
De kleurtemperatuur instellen ([ Kleurtemperatuur])
3 Selecteer [i].
Er verschijnt een regelaar op het scherm.
4 Sleep uw vinger over de regelaar om de kleurtemperatuurwaarde in te stellen.
5 Selecteer [X].
Een aangepaste witbalans instellen ([ Set 1] of [ Set 2])
3 Richt de camcorder zodanig op een grijskaart of een wit voorwerp dat het kader
in het midden van het scherm wordt gevuld en selecteer vervolgens [Å].
De procedure is voltooid wanneer het pictogram Å stopt met knipperen. Ook als u de
camcorder uitzet, blijft de instelling behouden.
4 Selecteer [X].
Opties
Bedieningsstanden:
[ Auto]: De camcorder stelt de witbalans automatisch in op natuurlijk lijkende kleuren.
[¼ Daglicht]: Voor het maken van buitenopnamen op een heldere dag.
[É Lamplicht]: Voor het maken van opnamen onder kunstlicht en TL-verlichting (3 golflengten).
[ Kleurtemperatuur]:
Voor het instellen van de kleurtemperatuur tussen 2.000 K en 15.000 K.
[ Set 1], [ Set 2]:
Gebruik de aangepaste witbalansinstellingen om witte onderwerpen onder een
gekleurde verlichting wit uit te laten komen.
Witbalans
48
OPMERKINGEN
Als u een aangepaste witbalans selecteert:
- Stel de zoom niet in op het digitale zoombereik (het lichtblauwe gebied van de zoombalk).
- Reset de witbalans als u van locatie wisselt of wanneer de verlichting of andere omstandigheden
veranderen.
- Afhankelijk van de lichtbron blijft Å mogelijk knipperen. Het resultaat zal echter nog steeds beter
zijn dan met de optie [ Auto].
Als u een toewijzingsknop instelt voor [Å WB inst.] (A 80), kunt u op de knop drukken om een
aangepaste witbalans te registreren nadat u de camcorder op een grijskaart of wit voorwerp richt.
Gebruik van een aangepaste witbalans geeft mogelijk een beter resultaat in de volgende gevallen:
- Bij veranderende lichtomstandigheden
- Bij close-ups
- Bij onderwerpen met één kleur (lucht, zee of bos)
- Onder kwiklampen, bepaalde typen TL-verlichting en LED-lampen
Als u een toewijzingsknop instelt voor [Ä WB-prioriteit] (A 80), kunt u op de knop drukken om
over te schakelen naar een veelgebruikte witbalansinstelling die u vooraf hebt geselecteerd met
> [v Camera-instelling] > [WB-prioriteit instellen].
Stijlen gebruiken
49
Stijlen gebruiken
U kunt desgewenst een stijl aan uw opnamen toevoegen. Een stijl is een combinatie van verschillende
beeldinstellingen, zoals kleurdiepte en scherpte, die de visuele kwaliteit van de opnamen kan
verbeteren.
Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer de filmmodus is ingesteld op , , of n.
1 Open het scherm van de stijlen.
[FUNC] > [ Stijlen]
2 Pas de uitgebreide instellingen aan.
[i] > Selecteer [–] of [+] om de waarde aan te passen
U kunt ook uw vinger over de instelbalk slepen.
De scherpte, het contrast en de kleurdiepte kunnen als volgt worden aangepast:
[Scherpte]: 0 (zachter beeld) tot 7 (scherper beeld)
[Contrast]: –4 (lage contrastwaarde) tot +4 (hoge contrastwaarde)
[Kleurverzadiging]: –4 (minder rijke kleuren) tot +4 (rijke kleuren)
3 Selecteer [X].
Bedieningsstanden:
Zoomen
50
Zoomen
Om in en uit te zoomen, kunt u gebruikmaken van de scherpstel-/zoomring, de zoomtuimelschakelaar
op de camcorder of de zoomregelaars op het touchscreen. U kunt ook zoomen met de optionele
afstandsbediening RC-V100 (A 76).
Naast de 20x optische zoom kunt u ook de digitale zoom* (400x) inschakelen met de optie >
[v Camera-instelling] > [Dig. Zoom]. Deze camcorder is ook uitgerust met een digitale teleconverter,
waarmee u het beeld op het scherm digitaal kunt vergroten.
* Digitale zoom is niet beschikbaar in de stand of wanneer > [v Camera-instelling] >
[Conversielens] ingesteld is op [
¿ WA-H58].
Gebruik van de scherpstel-/zoomring
1 Zet de schakelaar van de scherpstel-/zoomring
op ZOOM.
2 Draai aan de scherpstel-/zoomring om te zoomen.
Draai langzaam aan de scherpstel-/zoomring om langzaam
te zoomen; draai sneller om sneller te zoomen.
De zoombalk die op het scherm wordt weergegeven, geeft
bij benadering de zoomstand aan.
OPMERKINGEN
U kunt de optie > [v Camera-instelling] >
[Focus-/zoomringbediening] gebruiken om de werking van
de scherpstel-/zoomring uit te schakelen. U kunt de optie
> [v Camera-instelling] > [Richting zoomring]
gebruiken om de richting van de scherpstel-/zoomring te selecteren wanneer deze wordt gebruikt
om de zoom aan te passen.
Als u te snel aan de scherpstel-/zoomring draait, kan de camcorder mogelijk niet onmiddellijk
zoomen. In dat geval zal de camcorder zoomen nadat u klaar bent met het draaien van de ring.
Bedieningsstanden:
Scherpstel-/zoomring
Zoomen
51
De zoomtuimelschakelaar gebruiken
Duw de zoomtuimelschakelaar naar T (groothoek) om
uit te zoomen. Beweeg de schakelaar richting S (telefoto)
om in te zoomen.
Standaard werkt de zoomtuimelschakelaar op de handgreep
met een variabele snelheid – druk zachtjes voor een langzame
zoom; druk harder voor een snellere zoom. U kunt de
volgende procedure uitvoeren om de zoomsnelheid aan
te passen en een constante snelheid te selecteren.
De zoomsnelheid instellen
U kunt de zoomsnelheid instellen voor de zoom rocker.
De zoomsnelheid instellen van de
zoomtuimelschakelaar op de handgreep
Stel eerst de algemene zoomsnelheid in op één van de drie
niveaus. Selecteer vervolgens of de zoomtuimelschakelaar met een constante of variabele snelheid
werkt. Raadpleeg de volgende tabel voor een overzicht van de zoomsnelheid.
1 Selecteer het algemene zoomsnelheidsniveau.
> [v ! Camera-instelling] > [Zoomsnelheidniveau] > Gewenst zoomsnelheidsniveau
> [L]
U kunt een van de volgende drie niveaus selecteren: [Z Snel], [[ Normaal] of [] Langzaam].
2 Selecteer of u een variabele of constante zoomsnelheid wilt gebruiken.
[Greepzoomsnelheid] > [Y] (variabel) of [X] (constant)
•Als u [Y] hebt geselecteerd, gaat u verder met stap 4.
3 Selecteer [Ï] of [Ð], of sleep uw vinger over de instelbalk om de gewenste constante snelheid
in te stellen.
4 Selecteer [X].
OPMERKINGEN
Wanneer [Zoomsnelheidniveau] is ingesteld op [Z Snel], is het mogelijk dat de camcorder
bedieningsgeluiden van de lens oppikt en opneemt.
Maakt u tijdens het opnemen gebruik van een externe microfoon, dan wordt in de clip mogelijk
het geluid opgenomen dat tijdens het zoomen door de interne onderdelen van de camcorder
wordt gemaakt.
U kunt de optie > [v Camera-instelling] > [Greepzoombediening] gebruiken om de
werking van de zoomtuimelschakelaar op de handgreep uit te schakelen.
Geschatte zoomsnelheden*
* Gemeten vanaf maximale groothoek tot maximale telefoto.
** Het is voor de camcorder moeilijker om tijdens het zoomen automatisch scherp te stellen.
[Greepzoomsnelheid]-
instelling
Geselecteerde
constante snelheid
[Zoomsnelheidniveau]-instelling
[] Langzaam] [[ Normaal] [Z Snel]
[Y] (variabel) 3 sec. t/m
3min.25sec.
2,5 sec. t/m
2min.10sec.
1,8 sec.** tot
45 sec.
[X] (constant) 1 (langzaamste) 3 min. 25 sec. 2 min. 10 sec. 45 sec.
16 (snelste) 3 sec. 2,5 sec. 1,8 sec.**
W uitzoomen
T inzoomen
Zoomen
52
High-speed zoom gebruiken in de stand-bystand
Als high-speed zoom geactiveerd is en > [v Camera-instelling] > [Greepzoomsnelheid]
ingesteld is op [Y] (variabele zoomsnelheid), dan kunt u in de opnamestand-bystand zoomen met
de hoogste snelheid die beschikbaar is ([Z Snel]). Desalniettemin wordt de zoomsnelheid tijdens
opnamen bepaald door de instelling [Zoomsnelheidniveau].
1 Selecteer [High-Speed Zoom].
> [v ! Camera-instelling] > [High-Speed Zoom]
2 Selecteer [i Aan] en selecteer vervolgens [X].
OPMERKINGEN
Wanneer vooropname is geactiveerd, wordt de zoomsnelheid bepaald door de instelling
[Zoomsnelheidniveau], zelfs in de opnamestand-bystand.
Wanneer [Zoomsnelheidniveau] ingesteld is op [Z Snel], verandert de zoomsnelheid niet,
zelfs niet in de opnamestand-bystand.
Gebruik van de zoomregelaars op het touchscreen
1 Open de zoomregelaars op het scherm.
[FUNC] > [R Zoom]
De zoomregelaars verschijnen aan de onderzijde van het scherm.
2 Raak de zoomregelaars aan om de zoom te bedienen.
Raak een willekeurig punt aan binnen het V-gebied
om uit te zoomen of een willekeurig punt binnen het
U-gebied om in te zoomen. Raak het scherm aan
op een punt dichter in de buurt van het midden om
langzamer te zoomen en raak het scherm aan op een
punt dichter in de buurt van de pictogrammen V/U
om sneller te zoomen.
3 Selecteer [X].
Een optionele afstandsbediening gebruiken
De zoomsnelheden bij gebruik van de optionele afstandsbediening RC-V100 of een in de winkel
verkrijgbare afstandsbediening die aangesloten is op het REMOTE-aansluitpunt, zijn verschillend.
Zoomsnelheden voor bediening op afstand
Accessoire Zoomsnelheid
Afstandsbediening RC-V100
(optioneel)
Variabele snelheid: hoe groter de hoek waarin de ZOOM-regelaar op de RC-V100
vanaf het midden wordt gedraaid, hoe sneller de zoom.
In de winkel verkrijgbare
afstandsbedieningen
Als de afstandsbediening geen variabele zoom ondersteunt: constante zoomsnelheid.
Als de afstandsbediening variabele zoom ondersteunt: variabele zoom afhankelijk van
de instellingen van de afstandsbediening.
Zoomen
53
OPMERKINGEN
Als op de camcorder een optionele afstandsbediening RC-V100 wordt aangesloten, kunt u zoomen
met de ZOOM-regelaar op de afstandsbediening. Bij gebruik van de standaardinstellingen draait
u de regelaar naar rechts om in te zoomen (S) en naar links om uit te zoomen (T).
Zachte zoombediening
Met de zachte zoombediening kunt u de zoom geleidelijk starten en/of stoppen.
1 Selecteer [Zachte zoombediening].
> [v ! Camera-instelling] > [Zachte zoombediening]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
Digitale teleconverter
Met de digitale teleconverter kunt u de brandpuntsafstand van de camcorder digitaal vergroten
met een factor van circa 2 en het vergrote beeld opnemen.
1 Selecteer [Dig. Zoom].
> [v ! Camera-instelling] > [Dig. Zoom]
2 Selecteer [ Digitale teleconv.] en selecteer vervolgens [X].
3 Open de zoomregelaars.
[FUNC] > [R Zoom]
4 Selecteer [ ] (digitale teleconverter) en selecteer vervolgens [X].
Het midden van het scherm wordt circa 2 keer vergroot en het pictogram verschijnt.
Selecteer [ ] opnieuw om de digitale teleconverter uit te schakelen voordat u het scherm sluit.
OPMERKINGEN
U kunt de optionele teleconverter aansluiten en deze gebruiken in combinatie met deze functie
om het effect te versterken.
De digitale teleconverter kan niet worden ingesteld tijdens het maken van opnamen of wanneer
> [v Camera-instelling] > [Conversielens] is ingesteld op [¿ WA-H58].
Het beeld wordt digitaal zo verwerkt dat de kwaliteit van het beeld in het gehele zoombereik
verslechtert.
De digitale teleconverter wordt uitgeschakeld als de resolutie van 3840x2160 wordt overgeschakeld
naar 1920x1080 of andersom.
[j Uit]: Gebruik deze instelling als u geen gebruik wilt maken van de zachte zoomregeling.
[¬ Start]: Zoom start geleidelijk.
[® Stop]: Zoom stopt geleidelijk.
[¯ Start en stop]: Zoom start en stopt geleidelijk.
Bedieningsstanden:
Scherpstelling
54
Scherpstelling
De camcorder biedt handmatige en automatische aanpassing van de scherpstelling. Als u gebruikmaakt
van handmatige scherpstelling kunt u de functies voor scherpstellingsvoorkeuze en contourverscherping
gebruiken om u te helpen. Wanneer u automatische scherpstelling gebruikt, kunt u gezichtsdetectie
en volgen gebruiken om ervoor te zorgen dat het onderwerp scherp in beeld blijft.
Handmatige scherpstelling
Gebruik de scherpstel-/zoomring om handmatig scherp te stellen. Handmatige scherpstelling blijft
beschikbaar, ook nadat u het scherm hebt aangeraakt om de scherpstelling automatisch aan te passen.
* De scherpstelling kan met alleen de scherpstel-/zoomring worden aangepast.
1 Zet de schakelaar van de scherpstel-/zoomring
op FOCUS.
Alleen scherpstellen met scherpstel-/zoomring
2 Druk op de AF/MF-knop.
Op het scherm verschijnt [MF].
3 Draai aan de scherpstel-/zoomring om de scherpstelling
aan te passen.
Scherpstellen door het onderwerp op het scherm
aan te raken.
2 Open de scherpstellingsopties.
[FUNC] > [< Focus]
Het scherm voor de aanpassing van de scherpstelling verschijnt.
3 Raak een onderwerp aan dat zich binnen het kader bevindt.
Het Touch AF-symbool (I) gaat knipperen en de scherpstelafstand zal automatisch worden
ingesteld.
Raak m nogmaals aan als u de camcorder weer autofocus wilt laten gebruiken.
4 Draai, indien nodig, aan de scherpstel-/zoomring om de scherpstelling verder aan te passen.
5Raak [X] aan om het scherm voor scherpstelling te sluiten.
OPMERKINGEN
Als u de zoomfunctie bedient nadat er is scherpgesteld, kan de scherpstelling op het onderwerp
verloren gaan.
Als u handmatig scherpstelt en vervolgens de camcorder met ingeschakelde stroom achterlaat, kan
het gebeuren dat na een tijdje de scherpstelling op het onderwerp verloren gaat. Deze mogelijke
kleine verandering in de scherpstelling is het gevolg van een stijging van de interne temperatuur.
Controleer de scherpstelling voordat u de opname hervat.
U kunt de optie > [v Camera-instelling] > [Focus-/zoomringbediening] gebruiken
om de werking van de scherpstel-/zoomring uit te schakelen. U kunt de instellingen >
[v Camera-instelling] > [Richting scherpstelring] en [Scherpstelringrespons] gebruiken om de
richting en de reactiesnelheid van de scherpstel-/zoomring aan te passen wanneer u deze gebruikt
om de scherpstelling aan te passen.
Bedieningsstanden:
*
Scherpstel-/zoomring
Scherpstelling
55
Scherpstellingsvoorkeuze
Wanneer handmatige scherpstelling is geactiveerd, kunt
u een bepaald scherpstelpunt registreren en vervolgens,
nadat u handmatig op een ander punt hebt
scherpgesteld, de camcorder weer instellen op de
voorkeuzepositie van de scherpstelling.
1 Activeer handmatige scherpstelling en pas de
scherpstelling aan tot de gewenste positie (A 54).
De huidige geschatte scherpstelafstand verschijnt
in het scherpstelkader en in de knop voor
scherpstellingsvoorkeuze.
2 Selecteer de knop voor scherpstellingsvoorkeuze
om de huidige scherpstelpositie op te slaan.
De indicator in de knop wordt oranje om aan te
geven dat de functie voor scherpstellingsvoorkeuze
is geactiveerd.
Selecteer de knop voor scherpstellingsvoorkeuze nogmaals als u de functie voor
scherpstellingsvoorkeuze wilt uitschakelen.
3 Pas indien nodig de scherpstelling aan met behulp van touch AF of de scherpstel-/zoomring.
4 Selecteer [ ] om terug te keren naar de voorkeuzepositie van de scherpstelling.
[ ] wordt gedimd weergegeven terwijl u scherp stelt of zoomt.
Wilt u de scherpstellingsvoorkeuze beëindigen, selecteer dan de knop voor
scherpstellingsvoorkeuze.
OPMERKINGEN
De scherpstellingsvoorkeuze wordt geannuleerd wanneer u de camcorder uitzet.
Scherpstelafstanden zijn bij benadering gegeven. U kunt de afstandseenheden die met de instelling
> [£ Schermconfiguratie] > [Afstandseenheden] worden gebruikt, wijzigen.
U kunt de optie > [v Camera-instelling] > [Voork.snelh. scherpstelling] gebruiken
om de snelheid in te stellen waarmee de camcorder terugkeert naar de voorkeuzepositie van
de scherpstelling.
De functies voor hulp bij scherpstelling gebruiken
Om nauwkeuriger te kunnen scherpstellen, kunt u de volgende focushulpfuncties gebruiken:
contourverscherping, waarmee een duidelijker contrast wordt gecreëerd door de contouren van
het onderwerp te benadrukken; en vergroting, waarmee het beeld op het scherm wordt vergroot.
U kunt contourverscherping en vergroting tegelijkertijd gebruiken voor meer effect.
Bedieningsstanden:
Knop voor scherpstellings-
voorkeuze (in het oranje:
scherpstellingsvoorkeuze
is geactiveerd)
Voorkeuzepositie
van scherpstelling
Huidige
scherpstellings-
afstand
Selecteer om terug te keren
naar de voorkeuzepositie
van de scherpstelling
Scherpstelling
56
Contourverscherping
Als contourverscherping is geactiveerd, worden de randen van objecten op het scherm in het rood,
blauw of geel geaccentueerd. Ook kunt u ervoor kiezen om over te gaan op een scherm in zwart-wit
terwijl contourverscherping is geactiveerd, waardoor de randen verder worden benadrukt.
1 Open de scherpstellingsopties.
[FUNC] > [< Focus]
2 Wijzig indien nodig de instellingen voor contourverscherping.
[i] > Gewenste opties > [L]
Voor de zwart-wit-instelling: selecteer [Uit] of [Aan]. Voor de kleur van de contourverscherping:
selecteer [Rood], [Blauw] of [Geel].
3 Selecteer [O] en selecteer vervolgens [X].
De contourverscherping wordt geactiveerd en randen worden geaccentueerd.
Selecteer [O] nogmaals (voordat u het menu sluit) om de contourverscherping uit te schakelen.
Vergroting
1 Activeer vergroting.
[FUNC] > [^ Vergroting] > [OK]
^ verschijnt in de rechterbenedenhoek van het scherm en het midden van het scherm* wordt
2 keer vergroot.
Het kader dat wordt weergegeven in de rechterbenedenhoek van het scherm (vergrotingskader)
toont bij benadering het gedeelte van het beeld dat vergroot wordt weergegeven.
2 Verplaats indien nodig het vergrotingskader om andere delen van het beeld te bekijken.
Sleep met uw vinger over het LCD-scherm of druk op de joystick (ÝÞ).
3 Selecteer [X] als u de vergroting wilt annuleren.
* Als het gezichtsdetectiekader of volgkader op het scherm wordt weergegeven, wordt in plaats daarvan
het gebied rond het kader vergroot.
OPMERKINGEN
Over contourverscherping/vergroting:
- De hulpfuncties worden alleen weergegeven op het scherm van de camcorder. Deze worden niet
weergegeven in de video-uitvoer vanaf de camcorder en hebben geen invloed op uw opnamen.
- Vergroting is niet beschikbaar terwijl de kleurenbalken worden weergegeven.
Als u een toewijzingsknop instelt voor [^ Vergroting] (A 80), kunt u op de knop drukken om
de vergroting te activeren.
Vergroting wordt uitgeschakeld wanneer u begint met opnemen, maar u kunt vergroting tijdens
de opname inschakelen en weer uitschakelen.
Scherpstelling
57
Autofocus
Als autofocus wordt geactiveerd, dan stelt de camcorder continu scherp op het onderwerp in het
midden van het scherm. Het scherpstelbereik is 1 cm (bij maximale groothoek, gemeten vanaf de
voorzijde van de lenscilinder) tot G en 60 cm (in het gehele zoombereik, gemeten vanaf de voorzijde
van de lenscilinder) tot G. Voer de volgende procedure uit om de snelheid van de autofocus in te
stellen.
1 Tijdens handmatige scherpstelling: druk op de AF/MF-knop.
2 Selecteer [AF-modus].
> [v " Camera-instelling] > [AF-modus]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
OPMERKINGEN
De AF-modus kan niet worden geselecteerd wanneer > [v Camera-instelling] >
[Conversielens] ingesteld is op een andere optie dan [j Uit].
Bij gebruik van autofocus kunt u aan de scherpstel-/zoomring draaien om handmatig scherp te
stellen. Als u stopt met aan de ring te draaien, dan keert de camcorder terug naar de autofocus.
Dit komt bijvoorbeeld van pas als u scherp wilt stellen op een onderwerp aan de andere kant van
een raam.
Is de filmmodus ingesteld op [T Vuurwerk], dan wordt de scherpstelling ingesteld op G en kan
deze niet worden gewijzigd.
Bij autofocus duurt het langer om scherp te stellen wanneer de beeldsnelheid 25.00P is dan wanneer
de beeldsnelheid 50.00P is.
Over softfocus door kleinere diafragmaopeningen: als u opnamen maakt in een heldere
omgeving wordt het diafragma gesloten door de camcorder. Dit kan tot wazigheid in het beeld
leiden, wat sterker wordt aan het groothoekuiteinde van het zoombereik. Selecteer in dat geval
in de stand de filmmodus [ Programma AE], [ Sluiter-voork. AE], [ Diafr.-voork.AE]
of [n Handm. belichting] en stel > [v Camera-instelling] > [ND-filter] in op [k Auto].
Bedieningsstanden:
[= Instant AF]: Stelt de autofocus in op Instant AF. Er wordt scherpgesteld met de hoogste snelheid.
Deze stand is erg handig wanneer u opnamen maakt onder omstandigheden met
veel of weinig licht. Deze stand maakt gebruik van zowel het TTL-systeem als een
externe sensor om scherp te stellen.
[? Normale AF]: Stelt de autofocus in op Normale AF. De camcorder stelt soepeler scherp op
het onderwerp dan bij gebruik van de optie [= Instant AF]. Deze stand maakt
gebruik van zowel het TTL-systeem als een externe sensor om scherp te stellen.
[@ Normaal AF]: Stelt de autofocus in op Normaal AF. Er wordt automatisch scherpgesteld
met een stabiele snelheid.
Scherpstelling
58
Als u opnamen maakt onder donkere omstandigheden, versmalt het scherpstelbereik en kan het
beeld wazig worden.
Autofocus werkt mogelijk niet goed met de volgende onderwerpen of in de volgende situaties.
Stel in dat geval handmatig scherp.
- Reflecterende oppervlakken
- Onderwerpen met weinig contrast of zonder verticale lijnen
- Snel bewegende onderwerpen
- Wanneer onderwerpen zich op verschillende afstanden bevinden.
- Opnamen door vuile of natte ramen
- Nachttaferelen
Gezichtsdetectie en volgen
Tijdens autofocus detecteert de camcorder automatisch de gezichten van mensen en gebruikt de
camcorder deze informatie om de optimale scherpstellings- en belichtingsinstellingen te selecteren.
Wanneer er geen gezicht kan worden gedetecteerd, kan de camcorder de scherpstelling aanpassen
met behulp van autofocus. Wanneer meerdere gezichten worden gedetecteerd, kunt u de volgfunctie
gebruiken om de camcorder een ander onderwerp te laten volgen en de instellingen hiervoor te
optimaliseren. U kunt ‘volgen’ ook gebruiken om instellingen voor bewegende onderwerpen zoals
huisdieren te optimaliseren. U moet het touchscreen gebruiken om het onderwerp te selecteren.
Standaard is de functie voor gezichtsdetectie en volgen geactiveerd. Als deze was uitgeschakeld,
begint u de procedure vanaf stap 1 om deze te activeren. In de stand is gezichtsdetectie
en volgen altijd geactiveerd en kunt u deze instelling niet uitschakelen.
1 Activeer gezichtsdetectie en volgen.
> [v " Camera-instelling] > [Gezichtsdet.
en volgen] > [i Aan}] > [X]
} verschijnt links in het scherm.
2 Richt de camcorder op het onderwerp.
ER verschijnt een wit kader om het gezicht van het
hoofdonderwerp. Andere gezichten krijgen grijze kaders.
3 Raak indien nodig het gewenste onderwerp op het
scherm aan om een ander hoofdonderwerp te selecteren.
Een andere persoon selecteren: raak een gezicht aan met een grijs kader. Het gezichtsdetectiekader
verandert in een wit dubbel kader £ (volgkader). De camcorder volgt het onderwerp terwijl het
beweegt.
Andere bewegende onderwerpen selecteren: alleen in de autofocus-stand kunt u [£] aanraken
en vervolgens een ander onderwerp, zoals een huisdier, aanraken. Het kader verandert in een
wit dubbel kader £ (volgkader). De camcorder volgt het onderwerp terwijl het beweegt.
Raak [ ] aan als u het kader wilt verwijderen en wilt stoppen met volgen.
Bedieningsstanden:
Hoofdonderwerp
Scherpstelling
59
Autofocus beperken tot gezichten
Bij gebruik van autofocus kunt u deze functie beperken tot alleen gevallen wanneer het gezicht van
een onderwerp wordt gedetecteerd en voor alle andere scènes handmatige scherpstelling gebruiken.
De camcorder zal ook de helderheid aanpassen als automatisch op het gezicht van het onderwerp
scherp wordt gesteld.
Wijs een toewijzingsknop toe aan [~ AF alleen gezicht] (A 80) en druk op de knop.
~ verschijnt op het scherm.
OPMERKINGEN
Het kan gebeuren dat de camcorder de gezichten detecteert van niet-menselijke onderwerpen.
Zet in dat geval gezichtsdetectie en volgen uit.
Is gezichtsdetectie en volgen geactiveerd,, dan is 1/25 de langzaamste sluitertijd die de camcorder
kan gebruiken.
In bepaalde gevallen kunnen gezichten mogelijk niet correct worden gedetecteerd. Typische
voorbeelden hiervan zijn:
- Gezichten die in relatie tot het algehele beeld extreem klein, groot, donker of helder zijn.
- Gezichten die zijwaarts zijn gericht, ondersteboven of diagonaal staan of gedeeltelijk
verborgen zijn.
Gezichtsdetectie en volgen kunt u niet gebruiken in de volgende gevallen:
- Als de filmmodus is ingesteld op [Q Nachtscène], [R Weinig licht] of [T Vuurwerk].
- Als de gebruikte sluitertijd langer is dan 1/25.
- Als de digitale zoom verder dan 80x zoom wordt geactiveerd.
Het maakt het gemakkelijker een onderwerp te volgen door een gebied aan te raken met een voor
het onderwerp unieke kleur of kenmerkend patroon. Als er in de buurt echter een ander onderwerp
is met vergelijkbare kenmerken als die van het geselecteerde onderwerp, kan het gebeuren dat de
camcorder het verkeerde onderwerp gaat volgen. Raak het scherm dan opnieuw aan om het
gewenste onderwerp te selecteren.
In bepaalde gevallen kan het voorkomen dat het onderwerp niet kan worden gevolgd.
Typische voorbeelden hiervan zijn:
- Onderwerpen die in relatie tot het algehele beeld extreem klein of extreem groot zijn.
- Onderwerpen die te veel gelijkenis met de achtergrond vertonen.
- Onderwerpen met onvoldoende contrast.
- Snel bewegende onderwerpen.
- Als u binnenopnamen maakt bij onvoldoende licht.
Autofocus beperken tot gezichten wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld:
- Wanneer de aan/uit-schakelaar of cameramodusschakelaar wordt bediend.
- In dezelfde gevallen waar u gezichtsdetectie en volgen niet kunt gebruiken (zie hierboven).
- Wanneer de camcorder overschakelt van autofocus naar handmatige scherpstelling of andersom.
- Wanneer de toewijzingsknop niet langer is toegewezen aan [~ AF alleen gezicht].
Beeldstabilisatie
60
Beeldstabilisatie
Gebruik de Image Stabilizer om camcordertrillingen te compenseren zodat uw opnamen stabieler
worden. De camcorder biedt 3 methoden voor beeldstabilisatie.
Standaard IS (Å): Standaard IS biedt compensatie voor een lagere mate van camcordertrilling,
bijvoorbeeld als u uit de hand opneemt terwijl u stilstaat, en is geschikt voor het opnemen van
natuurlijk ogende scènes.
Dynamic IS (Ä): Dynamic IS biedt compensatie voor een hogere mate van camcordertrilling,
bijvoorbeeld als u opneemt terwijl u loopt, en is effectiever als de zoom de maximale groothoek nadert.
Powered IS (Ç): Powered IS heeft het meeste effect als u stilstaat en inzoomt op verafgelegen
onderwerpen met gebruik van hoge zoomfactoren (hoe meer u het telefoto-einde nadert). Deze stand
is niet geschikt voor verticaal draaien (kantelen) en horizontaal draaien (pannen) van de camcorder.
Dynamic IS of Standaard IS
1 Selecteer [Beeldstabilisator].
> [v # Camera-instelling] > [Beeldstabilisator]
2 Selecteer [¯ Standaard] (Standaard IS) of [° Dynamisch] (Dynamic IS) en selecteer
vervolgens [X].
Selecteer [® Uit] om de beeldstabilisatie uit te schakelen, bijvoorbeeld wanneer de camcorder
op een statief is bevestigd.
Het pictogram van de geselecteerde stand verschijnt bovenaan in het midden van het scherm.
OPMERKINGEN
Als de camcordertrillingen te sterk zijn, kunnen deze door de Image Stabilizer mogelijk niet
volledig worden gecompenseerd.
Als u de camcorder van zijkant naar zijkant pant of naar boven en beneden kantelt wanneer
u onderwerpen wilt volgen, is het raadzaam om [Beeldstabilisator] op [Ä Dynamisch] of
[Å Standaard] te zetten.
Powered IS wordt uitgeschakeld door de camcorder uit te zetten.
Over Dynamic IS:
- De beeldhoek verandert wanneer [Beeldstabilisator] ingesteld is op een optie anders dan
[Ä Dynamisch].
- Als u de stand Dynamic IS gebruikt, heeft dit mogelijk een nadelige invloed op de randen van het
beeld (er kunnen bijvoorbeeld schijnbeelden, vervormingen en/of donkere gebieden verschijnen)
als een hoge mate van camcordertrilling moet worden gecompenseerd.
Bedieningsstanden:
Powered IS
Als u Powered IS wilt u gebruiken, dient u eerst een toewijzingsknop in te stellen voor [È Powered IS].
1 Wijs een toewijzingsknop toe aan [È Powered IS] (A 80).
2 Druk op de toewijzingsknop en houd deze knop ingedrukt zolang u Powered IS wilt activeren.
È wordt geel weergegeven terwijl Powered IS geactiveerd is.
U kunt de werking van de toewijzingsknop die is toegewezen aan [È Powered IS]
(lang indrukken of telkens aan/uit) wijzigen met de optie > [v Camera-instelling] >
[Knop Powered IS].
Powered IS is zelfs beschikbaar als [Beeldstabilisator] is ingesteld op [® Uit].
De tijdcode instellen
61
De tijdcode instellen
De camcorder genereert een tijdcodesignaal en neemt dit op met de opgenomen clips.
Het tijdcodesignaal kan worden uitgevoerd via het HDMI OUT-aansluitpunt.
De tijdcodemodus selecteren
1 Selecteer [Tijdcodemodus].
> [3 " Opname instellen] > [Tijdcodemodus]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Hebt u [ Regen.] geselecteerd, dan hoeft u de volgende procedures niet uit te voeren om
de werkingsmodus van de tijdcode of de beginwaarde van de tijdcode in te stellen.
Opties
De werkingsmodus van de tijdcode selecteren
Als u de tijdcodemodus instelt op [ Preset], kunt u de werkingsmodus van de tijdcode
selecteren.
1 Selecteer [Tijdcode werkingsmodus].
> [3 " Opname instellen] > [Tijdcode werkingsmodus]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
Bedieningsstanden:
[ Preset]: De tijdcode start op een beginwaarde die u vooraf kunt selecteren.
De standaardbeginwaarde voor de tijdcode is 00:00:00:00.
Raadpleeg de volgende procedures om de werkingsmodus van de tijdcode
te selecteren en de starttijdcode in te stellen.
[ Regen.]: De camcorder leest de geselecteerde SD-kaart en de tijdcode gaat verder
vanaf de laatst opgenomen tijdcode op de kaart. De tijdcode loopt alleen
tijdens opnamen, zodat clips die achter elkaar worden opgenomen op
dezelfde SD-kaart aansluitende tijdcodes hebben.
[ Rec Run]: De tijdcode loopt alleen tijdens opnamen, zodat clips die achter elkaar worden
opgenomen op dezelfde SD-kaart aansluitende tijdcodes hebben.
[ Free Run]: De tijdcode begint te lopen vanaf het moment dat u de selectie bevestigt en blijft
lopen, ongeacht de bediening van de camcorder.
De tijdcode instellen
62
De beginwaarde van de tijdcode instellen
Als u de tijdcodestand instelt op [ Preset], dan kunt u de beginwaarde van de tijdcode instellen.
1 Selecteer [Starttijdcode].
> [3 " Opname instellen] > [Starttijdcode]
Het scherm voor de tijdcode-instelling verschijnt met een oranje selectiekader dat de uren
aangeeft.
Selecteer [Reset] om de tijdcode opnieuw in te stellen op [00:00:00:00] en naar het vorige
scherm terug te keren. Als de tijdcodestand is ingesteld op [ Free Run], wordt de tijdcode
gereset op het moment dat u de knop selecteer en blijft deze continu lopen vanaf 00:00:00:00.
2 Selecteer [Í] of [Î] om de waarde voor uren in te stellen en selecteer vervolgens het veld met
de minuten.
Wijzig de rest van de velden (minuten, seconden, beeldje) op dezelfde wijze.
3 Selecteer [OK] nadat u alle velden van de tijdcode hebt voltooid.
Selecteer [Annuleren] als u het scherm wilt sluiten zonder de tijdcode te wijzigen.
Als de tijdcodestand is ingesteld op [ Free Run], begint de tijdcode te lopen vanaf
de tijdcode die u hebt ingevoerd op het moment dat u [OK] selecteert.
4 Selecteer [X].
OPMERKINGEN
U kunt de optie > [3 Opname instellen] > [HDMI-tijdcode] gebruiken om de uitvoer
van de tijdcode via het HDMI OUT-aansluitpunt in of uit te schakelen.
Als opnemen in slow motion en fast motion is geactiveerd, kunt u de tijdcodestand [ Free Run]
niet selecteren. Omgekeerd geldt dat als vooropname is geactiveerd, [ Free Run]
automatisch wordt ingesteld en niet gewijzigd kan worden.
Als de opnamestand voor slow motion en fast motion is ingeschakeld, kunt u het tijdco
designaal
niet uitvoeren via het HDMI OUT-aansluitpunt.
Wanneer u de tijdcodestand [ Free Run] gebruikt, blijft de tijdcode lopen zolang de interne
ondersteuningsbatterij nog niet leeg is, zelfs als u alle andere voedingen verwijdert. Dit is echter
minder nauwkeurig dan wanneer de camcorder ingeschakeld is.
De gebruikersbit (User Bit) instellen
63
De gebruikersbit (User Bit) instellen
Om een User Bit (een gebruikersbit met extra informatie in het tijdcodesignaal) weer te geven
kunt u kiezen uit opnamedatum, opnametijd of een identificatiecode die uit 8 tekens bestaat in het
hexadecimale systeem. Er zijn zestien mogelijke tekens: de cijfers 0 tot en met 9 en de letters A
tot en met F. De User Bit wordt ook uitgevoerd via het HDMI OUT-aansluitpunt.
1 Open het scherm [Instellingen User Bit].
> [3 # Opname instellen] > [Type User Bit] > [i]
Als u de tijd voor de User Bit wilt instellen, selecteer dan [ Tijd] in plaats van de hierboven
geselecteerde instelling. Als u de datum voor de User Bit wilt instellen, selecteer dan [
Datum]. Selecteer vervolgens [
X]. De rest van de procedure is niet nodig.
Het User Bit-instelscherm wordt weergegeven met een oranje selectiekader op het cijfer uiterst
links.
Om de User Bit te resetten naar [00 00 00 00], selecteert u [Reset].
Selecteer [Afbreken] als u het scherm wilt sluiten zonder de User Bit in te stellen.
2 Selecteer het cijfer dat u wilt wijzigen en selecteer vervolgens [Í] of [Î] om het cijfer naar
wens te wijzigen.
3 Selecteer een ander cijfer dat u wilt wijzigen.
4 Wijzig de rest van de cijfers op dezelfde wijze.
5 Selecteer [OK] en selecteer vervolgens [X].
OPMERKINGEN
De User Bit wordt niet vastgelegd in clips die worden opgenomen op een SD-kaart.
Bedieningsstanden:
Gebruik van de geavanceerde mini-accessoireschoen
64
Gebruik van de geavanceerde mini-accessoireschoen
Met behulp van de geavanceerde mini-accessoireschoen kunt u compatibele optionele accessoires
aansluiten op de camcorder om de functionaliteit van de camcorder uit te breiden. Raadpleeg
Optionele accessoires (A 120) voor meer informatie over welke accessoires optioneel verkrijgbaar
zijn voor gebruik met uw camcorder. Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van de gebruikte
accessoires voor bijzonderheden over hoe u accessoires moet aansluiten en gebruiken.
1 Open de afdekking van de geavanceerde
mini-accessoireschoen.
2 Bevestig het optionele accessoire op de
geavanceerde mini-accessoireschoen.
Op het scherm verschijnt º als u een compatibel
accessoire hebt aangesloten op de geavanceerde
mini-accessoireschoen.
OPMERKINGEN
U kunt op deze camcorder geen gebruik maken van accessoires die zijn ontworpen
voor de geavanceerde accessoireschoen. Gebruik videoaccessoires die voorzien zijn
van het hier getoonde logo, zodat u zeker weet dat de accessoires compatibel zijn
met de geavanceerde mini-accessoireschoen.
Voorbeeld: een optionele stereo-
richtmicrofoon DM-100 aansluiten.
Audio opnemen
65
Audio opnemen
De camcorder kan 2-kanaals AAC-audio opnemen en afspelen. U kunt audio opnemen met de
ingebouwde microfoon, de geavanceerde mini-accessoireschoen en de optionele stereo-richtmicrofoon
DM100 of het MIC-aansluitpunt (in de winkel verkrijgbare microfoons).
Wanneer u buiten opnamen maakt, neemt de ingebouwde microfoon mogelijk het harde geluid van
de wind op. In dergelijke gevallen is het raadzaam een met schuim beklede externe microfoon of een
windscherm te gebruiken.
Het audiosignaal wordt samen met het videosignaal uitgevoerd via het HDMI OUT-aansluitpunt. U kunt
dit audiosignaal opnemen op een externe recorder.
Gebruik van een externe microfoon
De stereo-richtmicrofoon DM-100 gebruiken
Met de DM-100 kunt u nauwkeurig audio opnemen die rechtstreeks afkomstig is uit de richting waarin
u opneemt. In beide gevallen verdient het aanbeveling om lawaai van de wind te reduceren door
gebruik te maken van het windscherm dat bij de microfoon is geleverd.
Bevestig de optionele stereo-richtmicrofoon DM-100 op de geavanceerde mini-
accessoireschoen.
Op het scherm verschijnt º. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de DM-100 voor meer informatie
over het gebruik van de optionele externe microfoon.
Gebruik van in de winkel verkrijgbare microfoons
U kunt ook in de winkel verkrijgbare condensmicrofoons
gebruiken met een eigen voeding. U kunt vrijwel elke
stereomicrofoon met een stekker van 3,5 mm aansluiten,
maar de audio-opnameniveaus kunnen variëren.
De camcorder neemt audio op van de ingebouwde microfoon,
tenzij een externe microfoon op het MIC-aansluitpunt is
aangesloten.
Een in de winkel verkrijgbare microfoon gebruiken
die voeding krijgt via de microfoonstekker
1 Selecteer [MIC-voeding].
> [¡ " Audio-instelling] > [MIC-voeding]
2 Selecteer [i Aan] en selecteer vervolgens [X].
BELANGRIJK
Een microfoon van voeding voorzien als deze geen functionaliteit voor voeding via
de microfoonstekker heeft, kan de microfoon beschadigen.
OPMERKINGEN
Raadpleeg Audio-opnameniveau (A 67) om het audio-opnameniveau in te stellen van
een externe microfoon die aangesloten is op het MIC-aansluitpunt.
Bedieningsstanden:
Audio opnemen
66
Audioscènes
U kunt de camcorder de audio-instellingen van de ingebouwde microfoon laten optimaliseren door
de audioscène te selecteren die overeenkomt met uw omgeving. Dit versterkt in hoge mate het gevoel
“alsof u erbij bent”. Ook kunt u [ Aangepast]* selecteren om de diverse audio-instellingen van de
camcorder naar wens aan te passen.
Zie de volgende tabel voor de instellingen die door elke audioscène worden gebruikt.
* Niet beschikbaar in de stand .
1 Open het scherm voor selectie van de audioscène.
[FUNC] > [C Audio] > []
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Selecteert u [ Aangepast], stel dan met de relevante procedures de audio-instellingen in
volgens uw voorkeuren (zie de pagina’s waarnaar in de volgende tabel wordt verwezen).
Opties
[ Standaard]: Voor het maken van opnamen van de meeste algemene situaties. De camcorder
maakt opnamen met standaardinstellingen.
[ Muziek]: Voor het maken van levensechte opnamen van muziekvoorstellingen en gezang
binnen gebouwen.
[ Festival: Geoptimaliseerd om buiten muziek op te nemen die natuurlijk klinkt. Ideaal voor
buitenevenementen met muziek.
[ Spraak]: Het beste voor het maken van opnamen van menselijke stemmen en gesprekken.
[ Vergadering: Om pratende mensen op te nemen waarbij elke stem herkenbaar is, zodat kijkers
het gevoel hebben alsof ze erbij waren.
[ Woud en vogels]:
Voor het maken van opnamen van vogels en scènes in bossen. De camcorder legt
het geluid duidelijk vast terwijl het zich verspreidt.
[ Ruisonderdrukking]:
Voor het opnemen van clips terwijl lawaai van wind, passerende voertuigen
en vergelijkbare omgevingsgeluiden worden onderdrukt. Ideaal voor het maken
van opnamen op het strand of op plaatsen met veel lawaai.
[ Aangepast]: Hiermee kunt u de audio-instellingen naar wens instellen. De instellingen die u kunt
aanpassen, zijn [C Audio] in het FUNC.-menu en de volgende instellingen in het
menu > [¡ Audio-instelling]: [Ingebouwde mic.demping], [Ingebouwd
windfilter], [Freq.respons ingeb. mic.] (audio-equalizer), [Gerichtheid ingeb. mic.],
[Audio-limiter] en [Audio-compressor].
De L- en R- kanalen van het MIC-aansluitpunt afzonderlijk aanpassen
U kunt de optie > [¡ Audio-instelling] > [MIC ALC-koppeling] gebruiken om
de instelling van het audioniveau voor de L- en R-kanalen van een externe microfoon die op
het MIC-aansluitpunt is aangesloten, te scheiden. Zo kunt u elk kanaal afzonderlijk instellen.
Audio opnemen
67
Instellingen voor elke audioscène
OPMERKINGEN
Audioscènes kunnen niet worden geselecteerd wanneer een externe microfoon op de camcorder
aangesloten is.
•[ Aangepast] is niet beschikbaar in de stand . Als u nadat u de audioscène [ Aangepast]
hebt geselecteerd de camcorder instelt op de stand , verandert de audioscène in
[Standaard].
Audio-opnameniveau (ingebouwde microfoon/MIC-aansluitpunt)
U kunt het audio-opnameniveau instellen van de ingebouwde microfoon of van een externe microfoon
die aangesloten is op het MIC-aansluitpunt.
1 Selecteer de audioscène [ Aangepast] (A 66).
2 Open het audioscherm.
[FUNC] > [C Audio]
3 Wanneer > [C Audio-instelling] > [MIC ALC-koppeling] ingesteld is op
[ Separated], selecteert u het audiokanaal dat u wilt aanpassen ([CH1] of [CH2]).
Herhaal indien nodig stap 3 tot en met 5 voor het andere audiokanaal.
4 Selecteer [ Auto] of [ö Handmatig].
Als u automatische aanpassing hebt geselecteerd, gaat u verder met stap 5. Als u handmatige
instelling hebt geselecteerd, gaat u verder met de procedure om het audio-opnameniveau aan
te passen.
5Houd [Ï] of [Ð] ingedrukt als u het opnameniveau wilt wijzigen.
Als richtlijn geldt: stel het audio-opnameniveau zo in dat de audioniveaumeter op het scherm
slechts zo nu en dan rechts van de markering –18 dB komt (één markering rechts van de
markering –20 dB).
6 Selecteer [X].
[
Standaard]
[ Muziek] [ Festival][ Spraak]
[
Vergadering]
[ Woud
en vogels]
[
Ruisonderdr
ukking]
[
Aangepast]
[
¡
Audio]
[
Handmatig]:
70
[
Handmatig]:
70
[
Handmatig]:
70
[
Handmatig]:
86
[
Handmatig]:
94
[
Handmatig]:
80
[
Handmatig]:
70
Geselecteerd
door
gebruiker
(A 67)
[Ingebouwde
mic.demping]
[j Uit] [j Uit] [j Uit] [j Uit] [j Uit] [j Uit] [j Uit] [j Uit]
[Ingebouwd
windfilter]
[H Auto
(hoog)]
[L Auto
(laag) ë]
[L Auto
(laag) ë]
[H Auto
(hoog)]
[H Auto
(hoog)]
[H Auto
(hoog)]
[H Auto
(hoog)]
Geselecteerd
door
gebruiker
(A 67)
[Freq.respons
ingeb. mic.]
[h
Normaal]
[ê
Mid/hoog
verst.]
[h
Normaal]
[é
Middentonen
verst.]
[é
Middentonen
verst.]
[è
Lage tonen
filteren]
[è
Lage tonen
filteren]
[Gerichtheid
ingeb. mic.]
[h
Normaal]
[î Breed] [î Breed] [í Mono] [î Breed] [î Breed] [í Mono]
[Audio-limiter] [i Aan] [i Aan] [i Aan] [i Aan] [i Aan] [i Aan] [i Aan]
[Audio-
compressor]
[L Gering] [L Gering] [L Gering] [j Uit] [H Sterk] [L Gering] [j Uit]
Audio opnemen
68
OPMERKINGEN
Als de audioniveaumeter het rode punt (0 dB) bereikt, raakt het geluid mogelijk vervormd.
Wordt de audioniveaumeter normaal weergegeven, maar klinkt het geluid vervormd, activeer dan
de microfoondemper met de volgende procedure.
Het verdient aanbeveling gebruik te maken van een koptelefoon om het geluidsniveau te controleren
terwijl u het audio-opnameniveau instelt of wanneer de microfoondemper geactiveerd is.
Microfoondemper (ingebouwde microfoon of externe microfoon)
Als het audioniveau te hoog is en het geluid vervormd klinkt terwijl u opnamen maakt met de
ingebouwde microfoon, externe microfoon (MIC-aansluitpunt) of de optionele stereo-richtmicrofoon
DM100 (geavanceerde mini-accessoireschoen) activeert u de microfoondemper (20 dB) voor de
desbetreffende microfoon).
1 Selecteer de audioscène [Aangepast] (A 66).
2 Selecteer [Ingebouwde mic.demping], [MIC: dempen] (MIC-aansluitpunt) of [º-mic.demping]
(geavanceerde mini-accessoireschoen).
> [C
! Audio-instelling] > [Ingebouwde mic.demping]
> [C
" Audio-instelling] > [MIC: dempen] of [º-mic.demping]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
Lage-tonenfilter (MIC-aansluitpunt)
U kunt het lage-tonenfilter activeren om het lawaai van de wind, de motor van een auto of vergelijkbare
omgevingsgeluiden te verminderen. Als u opnamen maakt in een omgeving die niet wordt beïnvloed
door wind of als u geluiden met lage frequenties wilt opnemen, is het raadzaam het lage-tonenfilter
uit te schakelen.
1 Selecteer [MIC: laag filteren].
> [C " Audio-instelling] > [MIC: laag filteren]
2 Selecteer [i Aan] en selecteer vervolgens [X].
[2 Auto]: Indien nodig activeert de camcorder automatisch de microfoondemper om een
optimaal audio-opnameniveau te bewerkstelligen, zodat hoge audioniveaus niet
vervormd raken.
[i Aan]: De microfoondemper wordt altijd geactiveerd om een geluidsdynamiek te
reproduceren die levensechter overkomt. Op het scherm verschijnt å.
[j Uit]: De microfoondemper staat altijd uit. verschijnt op het scherm.
Audio opnemen
69
Windscherm (ingebouwde microfoon)
De camcorder vermindert automatisch het achtergrondgeluid van de wind als u buiten opnamen
maakt. U kunt kiezen tussen twee niveaus of het automatische windscherm uitschakelen.
Als u opnamen maakt in een omgeving die niet wordt beïnvloed door wind of als u geluiden met
lage frequenties wilt opnemen, is het raadzaam het windscherm uit te schakelen.
1 Selecteer de audioscène [ Aangepast] (A 66).
2 Selecteer [Ingebouwd windfilter].
> [¡ ! Audio-instelling] > [Ingebouwd windfilter]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
Microfoonrichting (ingebouwde microfoon)
U kunt de gerichtheid van de ingebouwde microfoon wijzigen om meer controle uit te oefenen over
hoe geluid wordt opgenomen.
1 Selecteer de audioscène [ Aangepast] (A 66).
2 Selecteer [Gerichtheid ingeb. mic.].
> [¡ ! Audio-instelling] > [Gerichtheid ingeb. mic.]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
Bedieningsstanden:
[H Auto (hoog)]: De camcorder activeert, indien nodig, automatisch het windscherm van
de ingebouwde microfoon op een hoog niveau.
[L Auto (laag) ]: De camcorder activeert, indien nodig, automatisch het windscherm van
de ingebouwde microfoon op een laag niveau.
[j Uit à]: Het windscherm van de ingebouwde microfoon staat altijd uit.
Bedieningsstanden:
[í Mono]: Opnemen in mono, waarbij de nadruk ligt op geluid dat van de voorzijde van
de camcorder/microfoon komt.
[h Normaal]: Standaard stereo-opname, een middenpositie tussen de opties [î Breed]
en [í Mono] binnen bereik.
[î Breed]: Opnemen in stereo van omgevingsgeluid in een uitgebreider gebied, wat het
filmische effect versterkt.
Audio opnemen
70
Audio-equalizer (ingebouwde microfoon)
U kunt de audio-equalizer gebruiken om geluidsniveaus te wijzigen door u specifiek te richten
op het bereik van de hoge of lage frequenties en een van de 3 beschikbare niveaus te selecteren.
1 Selecteer de audioscène [ Aangepast] (A 66).
2 Selecteer [Freq.respons ingeb. mic.].
> [¡ ! Audio-instelling] > [Freq.respons ingeb. mic.]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
Audio-limiter
De audio-limiter, oftewel audiopiekbegrenzer, beperkt de amplitude van audiosignalen om
audiovervormingen te voorkomen wanneer de camcorder plotselinge, luide geluiden vastlegt.
* In de stand alleen voor externe microfoons.
1 Wanneer u de ingebouwde microfoon gebruikt, selecteert u de audioscène
[ Aangepast] (A 66).
Deze stap is niet nodig wanneer u een externe microfoon gebruikt.
2 Zorg ervoor dat [FUNC] > [C Audio] ingesteld is op [ö Handmatig] (A 67).
3 Selecteer [Audio-limiter].
> [C ! Audio-instelling] > [Audio-limiter]
4 Selecteer [i Aan] en selecteer vervolgens [X].
Bedieningsstanden:
[
h
Normaal]: Geschikt voor een evenwichtig geluid onder de meeste normale
opnameomstandigheden.
[ç Lage tonen verst.]:
Accentueert het bereik van de lage frequenties voor een krachtiger geluid.
[è Lage tonen filteren]:
Filtert het bereik van de lage frequenties om het lawaai van de wind, de motor
van een auto of vergelijkbare omgevingsgeluiden te verminderen.
[é Middentonen verst.]:
Hiermee worden menselijke stemmen en dialogen het beste opgenomen.
[ê Mid/hoog verst.]:
De beste optie om bijvoorbeeld livemuziek op te nemen en de speciale
geluidskenmerken van diverse instrumenten duidelijk vast te leggen.
Bedieningsstanden:
*
Audio opnemen
71
Audio-compressor
De audio-compressor vermindert het dynamische bereik tussen de luidste en de zachtste audioniveaus
terwijl een duidelijk onderscheid behouden blijft. Hierdoor is de audio gemakkelijker te beluisteren.
U kunt een van twee niveaus selecteren volgens de opnameomstandigheden voor audio.
De audiocompressor kan alleen worden gebruikt wanneer de audio-limiter geactiveerd is.
* In de stand alleen voor externe microfoons.
1 Wanneer u de ingebouwde microfoon gebruikt, selecteert u de audioscène
[ Aangepast] (A 66).
Deze stap is niet nodig wanneer u een externe microfoon gebruikt.
2 Selecteer [Audio-compressor].
> [C ! Audio-instelling] > [Audio-compressor]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
Opties
Bedieningsstanden:
*
[H Sterk]: Audioniveaus worden meer afgevlakt. Deze optie is het beste wanneer u meerdere
mensen opneemt die elk met verschillende geluidsniveaus spreken, bijvoorbeeld
tijdens een vergadering.
[L Gering]: Houdt het onderscheid tussen luide en zachte geluiden duidelijk en is het beste
voor opnamesituaties zoals een muziekoptreden. Deze instelling werkt goed als
de audioniveaumeter herhaaldelijk helemaal naar rechts gaat.
[j Uit]: Om scènes op te nemen die niet voornamelijk bestaan uit pratende mensen
of muziekoptredens.
Gebruik van een koptelefoon
72
Gebruik van een koptelefoon
Gebruik een koptelefoon tijdens het afspelen of als u tijdens het maken van opnamen het niveau
van het geluid wilt controleren. In de volgende procedure wordt beschreven hoe het volume wordt
ingesteld.
1 Selecteer [Vol koptelef.].
> [C " Audio-instelling] > [Vol koptelef.]
2 Selecteer [Ô] of [Õ] om het volume te regelen en selecteer vervolgens [X].
U kunt ook uw vinger over de volumebalk slepen.
Het volume wijzigen tijdens het afspelen
Stel tijdens het afspelen van opnamen het volume van de koptelefoon op dezelfde wijze in als wanneer
u het luidsprekervolume instelt (A 86).
BELANGRIJK
Bij gebruik van een koptelefoon moet u het volume tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen.
OPMERKINGEN
Gebruik in de winkel verkrijgbare koptelefoons met een mini-jack van 3,5 mm.
Bedieningsstanden:
Kleurenbalken/audioreferentiesignaal
73
Kleurenbalken/audioreferentiesignaal
U kunt de camcorder zo instellen dat deze kleurenbalken en een geluidsreferentiesignaal
van 1 kHz uitvoert en opneemt. Deze kunt u uitvoeren vanaf het HDMI OUT-aansluitpunt
en × -koptelefoonaansluitpunt (alleen geluidsreferentiesignaal).
Kleurenbalken opnemen
U kunt kiezen uit EBU- en SMPTE-kleurenbalken.
1 Selecteer [Kleurenbalken].
> [3 # Opname instellen] > [Kleurenbalken]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
De geselecteerde kleurenbalken verschijnen op het scherm en worden opgenomen
als u op de START/STOP-knop drukt.
OPMERKINGEN
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met opnamen in slow motion en fast motion.
Een audioreferentiesignaal opnemen
De camcorder kan samen met de kleurenbalken een audioreferentiesignaal van 1 kHz uitvoeren.
1 Selecteer [1 kHz-toon].
> [3 # Opname instellen] > [1 kHz-toon]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [X].
U kunt een van drie audioniveaus selecteren (–12 dB, –18 dB, –20 dB) of u kunt [j Uit]
selecteren om het signaal uit te schakelen.
Het signaal wordt uitgevoerd op het geselecteerde niveau en wordt opgenomen als u op
de START/STOP-knop drukt.
Bedieningsstanden:
Vooropname
74
Vooropname
Als u vooropname hebt geactiveerd, begint de camcorder continu op te nemen in een tijdelijk
geheugen (circa 3 seconden). Dat houdt in dat wanneer u op de START/STOP-knop drukt, de clip
ook een paar seconden video en audio bevat die werd opgenomen voordat u de knop indrukte.
1 Druk op de PRE REC-knop.
Vooropname is geactiveerd en z verschijnt boven
aan het scherm.
Druk nogmaals op de knop als u vooropname wilt
uitschakelen.
2 Druk op de START/STOP-knop.
De clip die op de kaart is opgenomen bevat een paar
seconden met video en audio die werd opgenomen
voordat u op de START/STOP-knop drukte.
OPMERKINGEN
De camcorder neemt niet de volledige 3 seconden op voordat u op de START/STOP-knop drukt als
de knop wordt ingedrukt binnen 3 seconden na inschakeling van vooropname of binnen 3 seconden
na voltooiing van de vorige opname.
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met opnamen in slow motion en fast motion.
Vooropname wordt uitgeschakeld in de volgende gevallen:
- Wanneer de aan/uit-schakelaar of cameramodusschakelaar wordt bediend.
- Wanneer een menu wordt geopend.
- Wanneer de filmmodus, witbalans of stijl wordt gewijzigd.
- Wanneer het SD-kaartcompartimentklepje wordt geopend of wanneer de SD-kaart waarop wordt
opgenomen, vol raakt.
Over de tijdcode wanneer vooropname is geactiveerd:
- De tijdcode van de clip start enkele seconden nadat u op de START/STOP-knop hebt gedrukt.
- Als de tijdcodemodus is ingesteld op [ Regen.] of op [ Preset] met de tijdcodestand
[ Rec Run], wordt de werkingsmodus van de tijdcode automatisch gewijzigd in [ Free
Run] wanneer vooropname wordt geactiveerd.
- Als vooropname wordt uitgeschakeld, keert de werkingsmodus van de tijdcode terug naar
de vorige instelling.
Bedieningsstanden:
Schermdisplay
75
Schermdisplay
U kunt de meeste schermdisplays in- of uitschakelen.
Door herhaaldelijk op de DISP-knop te drukken, worden de schermdisplays als volgt in-
en uitgeschakeld:
-stand:
Alle gegevens worden getoond
Schermmarkeringen
1
Displays uitgeschakeld
-stand
2
:
Alleen de datum/tijdcode wordt getoond
Alle gegevens worden getoond
1
De schermmarkeringen worden alleen weergegeven wanneer
> [£ Schermconfiguratie] > [Markeringen] op een
andere optie ingesteld is dan [j Uit].
2
Op de DISP-knop drukken heeft hetzelfde effect als het scherm aanraken. Tijdens de schermweergave
van één foto en tijdens het afspelen van een clip worden de afspeelregelaars slechts kortstondig
weergegeven.
Bedieningsstanden:
De optionele afstandsbediening RC-V100 gebruiken
76
De optionele afstandsbediening RC-V100 gebruiken
U kunt de optionele afstandsbediening RC-V100 aansluiten op het REMOTE-aansluitpunt van
de camcorder om de camcorder (inclusief geavanceerde opnamefuncties) op afstand te bedienen.
U kunt de afstandsbediening gebruiken om de camcorder in te schakelen, door de menus te bladeren
en het diafragma, de sluitertijd enzovoort op afstand te bedienen.
Gebruik de bijgeleverde kabel om de afstandsbediening aan te sluiten op de camcorder. Voor meer
informatie over het aansluiten en gebruiken van de afstandsbediening raadpleegt u de gebruiksaanwijzing
van dit product.
1 Zet de camcorder uit en sluit de optionele afstandsbediening RC-V100 aan
op de camcorder.
2 Zet de camcorder aan in de stand en selecteer [REMOTE-aansluiting].
> [B " Systeeminstelling] > [REMOTE-aansluiting]
3 Selecteer [ RC-V100 (REMOTE A)] en selecteer vervolgens [X].
Opties
OPMERKINGEN
Met de volgende bedieningsknoppen op de afstandsbediening kunt u de camcorder niet bedienen:
Bedieningsstanden:
[ RC-V100 (REMOTE A)]:
Selecteer deze optie om de optionele afstandsbediening RC-V100 te gebruiken.
[ Standaard]: Selecteer deze optie om in de winkel verkrijgbare afstandsbedieningen te gebruiken.
Naar het REMOTE A-aansluitpunt
van de RC-V100
Kabel voor afstandsbediening
(wordt bij de RC-V100 geleverd)
- CANCEL-knop
-ND-knop
-AGC-knop
- AUTO KNEE-knop
- BLACK GAMMA LEVEL-regelaar
- WHITE BALANCE R- en B-regelaars
- MASTER PEDESTAL-regelaar
-AUTO IRIS-knop
- SHUTTER SELECT-knop
- CUSTOM PICT.-knop
- KNEE POINT-, KNEE SLOPE-regelaars
- SHARPNESS LEVEL-regelaar
- MASTER BLACK R- en B-regelaars
Gebruik van de GPS-ontvanger GP-E2
77
Gebruik van de GPS-ontvanger GP-E2
Als de optionele GPS-ontvanger GP-E2 wordt aangesloten op het USB-aansluitpunt van de camcorder,
legt de camcorder automatisch de GPS-gegevens (lengtegraad, breedtegraad en hoogte) en de datum
en tijd volgens UTC (Coordinated Universal Time) vast in elke opname die u maakt (clips en foto’s).
De vastgelegde GPS-gegevens kunnen worden gecontroleerd op het clipinformatiescherm of het
fotoweergavescherm (weergave van één enkele foto).
De GPS-ontvanger aansluiten
Zet de camcorder en de ontvanger uit. Sluit de ontvanger aan op het USB-aansluitpunt van
de camcorder met de USB-kabel*. Tijdens opname plaatst u de ontvanger in de draagtas*,
die u vast kunt maken aan de handgreepriem van de camcorder of zelf kunt dragen. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de GP-E2 voor meer informatie over hoe u de ontvanger aansluit en
gebruikt.
* Wordt bij de optionele GPS-ontvanger GP-E2 geleverd.
De GPS-ontvanger inschakelen
Zet de camcorder en de ontvanger aan.
Het pictogram verschijnt links in het scherm en knippert terwijl de ontvanger satellietsignalen
probeert te vinden.
Zodra er op de juiste wijze satellietsignalen gevonden zijn, blijft het pictogram continu branden.
GPS-functies worden ingeschakeld en clips en foto’s die vanaf nu worden gemaakt, worden van
een geotag voorzien.
Bedieningsstanden:
De datum en tijd automatisch instellen volgens de GPS-informatie
U kunt > [B Systeeminstelling] > [GPS-aut. tijdinst.] instellen op [i Autom. bijwerken]
om de camcorder automatisch de instellingen voor datum en tijd te laten aanpassen aan de
informatie die wordt ontvangen via het GPS-signaal. De datum en tijd worden automatisch
bijgewerkt zodra een correct GPS-signaal gevonden wordt nadat u de camcorder hebt
ingeschakeld.
Terwijl de automatische aanpassing van datum/tijd is geactiveerd, is de optie >
[B Systeeminstelling] > [Datum/tijd] niet beschikbaar.
De tijd wordt niet bijgewerkt tijdens het opnemen.
Gebruik van de GPS-ontvanger GP-E2
78
BELANGRIJK
In bepaalde landen/regio’s kan het gebruik van GPS aan beperkingen onderhevig zijn. Zorg ervoor
dat u de GPS-ontvanger gebruikt in overeenstemming met de plaatselijke wetten en voorschriften in
het land/de regio waar de ontvanger gebruikt wordt. Let vooral op als u naar het buitenland reist.
Let op als u de GPS-ontvanger wilt gebruiken op plaatsen waar het gebruik van elektronische
apparaten beperkt toegestaan is.
De GPS-gegevens die worden vastgelegd in clips en foto’s kunnen gegevens bevatten waarmee
anderen u kunnen vinden of identificeren. Wees voorzichtig als u opnamen met geotags wilt delen
met anderen of wanneer u dergelijke opnamen uploadt naar internet.
Laat de GPS-ontvanger niet achter in de buurt van sterke elektromagnetische velden, zoals krachtige
magneten en motoren.
OPMERKINGEN
De GPS-gegevens die op clips zijn opgenomen, komen overeen met de locatie aan het begin
van de opname.
Plaats geen kabels die op het HDMI OUT-aansluitpunt zijn aangesloten, in de buurt van de
ontvanger. Als u dit wel doet, kan dit het GPS-signaal negatief beïnvloeden.
Het kan enige tijd duren voordat het eerste GPS-signaal wordt ontvangen nadat u de accu van
de ontvanger hebt vervangen of wanneer u de ontvanger weer inschakelt na een lange periode
waarin u de ontvanger niet hebt gebruikt.
De camcorder is niet compatibel met het digitale kompas en de positie-intervalfuncties van de
ontvanger. De optie [Nu instellen] is bovendien niet beschikbaar voor de instelling [GPS-aut. tijdinst.].
CUSTOM-knop/regelaar
79
Aanpassen aan per soonlijke wensen
CUSTOM-knop/regelaar
U kunt aan de CUSTOM-knop en -regelaar een veelgebruikte functie toewijzen. U hebt hierbij
de keuze uit een aantal functies. U kunt de geselecteerde functie vervolgens aanpassen met
de CUSTOM-knop en -regelaar, zonder dat u het menu hoeft te openen.
1 Selecteer [CUSTOM-knoppen].
> [B # Systeeminstelling] >
[CUSTOM-knoppen]
2 Selecteer de gewenste optie en selecteer
vervolgens [X].
3 Druk op de CUSTOM-knop en draai aan de
CUSTOM-regelaar om de toegewezen functie te
gebruiken zoals beschreven in de volgende uitleg.
De schermwaarde die kan worden aangepast met
de CUSTOM-regelaar, wordt oranje gemarkeerd.
Opties
OPMERKINGEN
In plaats van de bovenstaande procedure kunt u de CUSTOM-knop ingedrukt houden om een
snelmenu met de opties weer te geven. Gebruik de CUSTOM-regelaar om de gewenste optie te
selecteren en druk vervolgens op de CUSTOM-knop.
Bedieningsstanden:
[ Tv/Av/M]: Wanneer de filmmodus is ingesteld op of , draait u aan de CUSTOM-
regelaar om respectievelijk de sluitertijd of de diafragmawaarde aan te passen.
Wanneer de filmmodus is ingesteld op n, drukt u herhaaldelijk op de CUSTOM-
knop om de waarde te selecteren die u wilt aanpassen (diafragmawaarde
sluitertijd versterkingswaarde). Terwijl de gewenste waarde oranje gemarkeerd
wordt, draait u aan de regelaar om deze aan te passen.
[ AGC-limiet]: Druk op de CUSTOM-knop om de AGC-limiet in/uit te schakelen. Wanneer
de AGC-limiet is ingeschakeld, draait u aan de regelaar om de maximale
versterkingswaarde in te stellen.
[y Belicht.comp.]: Druk de CUSTOM-knop om de belichting te vergrendelen. Ongeacht of de belichting
vergrendeld is of niet, kunt u aan de regelaar draaien om de belichting te corrigeren.
[j Uit]: Schakelt de CUSTOM-knop en -regelaar uit.
4
Aanpassen aan persoonlijke wensen
Toewijzingsknoppen
80
Toewijzingsknoppen
De camcorder bevat 5 toewijzingsknoppen op de camcorderbehuizing en een schermknop
(aanraakbediening) waaraan u verschillende functies kunt toewijzen (toewijzingsknoppen).
Wijs veelgebruikte functies toe aan de knoppen die u het handigst vindt om de camcorder
aan uw eigen voorkeur en behoeften aan te passen.
De namen van de knoppen die op de camcorder zijn gedrukt, geven ook hun standaardinstellingen
aan. De toewijzingsknop op het scherm geeft alleen het pictogram weer van de functie die momenteel
aan de knop is toegewezen.
Toegewezen functies kunnen alleen worden gewijzigd in de stand . In de stand kan
alleen een knop worden gebruikt waaraan [œ Monitorkanalen] of [ Menu] is toegewezen.
1 Fysieke knoppen: houd de MENU-knop ingedrukt en druk op de toewijzingsknop waarvan
u de functie wilt wijzigen.
Toewijzingsknop op het scherm
: open het functieselectiescherm met de menu-instelling.
> [B # Systeeminstelling] > [Toewijsbare knop op scherm]
Er verschijnt een lijst met beschikbare functies waarbij de huidige functie die aan de knop
is toegewezen, gemarkeerd is.
U kunt ook het menu gebruiken voor fysieke toewijzingsknoppen. De bijbehorende instellingen
([Toewijsbare knop 1] tot en met [Toewijsbare knop 5]) vindt u op de pagina " in het menu
[B Systeeminstelling].
2 Selecteer de gewenste functie en selecteer vervolgens [X].
Selecteer indien nodig [Í]/[Î] om omhoog/omlaag te bladeren.
3 Druk op de toewijzingsknop (of raak de toewijzingsknop op het scherm aan) om
de toegewezen functie te gebruiken zoals beschreven in de volgende tabel.
Bedieningsstanden:
Toewijzingsknop
op het scherm
Toewijzingsknoppen
81
Functies die kunnen worden toegewezen
Naam van de functie Beschrijving A
[B AF/MF] Schakelt over van autofocus naar handmatige scherpstelling en andersom. 54
[~ AF alleen gezicht] Schakelt over van standaard autofocus naar alleen autofocus als een
gezicht wordt gedetecteerd en andersom.
59
[^ Vergroting] Schakelt vergroting in/uit. 56
[ BLC altijd aan] Schakelt de functie voor constante tegenlichtcorrectie in/uit. 45
[± Powered IS] Zet Powered IS aan/uit. 60
[Å WB inst.] Registreert een aangepaste witbalansinstelling. Deze functie is niet
beschikbaar voor de toewijzingsknop op het scherm.
47
[Ä WB-prioriteit] Schakelt over van de huidige witbalansinstelling naar een
witbalansprioriteitinstelling die is geregistreerd met de instelling
> [v Camera-instelling] > [WB-prioriteit instellen] en andersom.
96
[z Pre-opname] Zet vooropname aan/uit. 74
[ Opname bekijken] Geeft de clip weer die u als laatste hebt opgenomen. 34
[ Foto] Maakt een foto. 32
[ Menu] Toont/verbergt het menu. 95
[j Uit] Geen functie toegewezen – de knop is uitgeschakeld.
Menu-instellingen opslaan en laden
82
Menu-instellingen opslaan en laden
Nadat u instellingen in de verschillende menu’s hebt aangepast, kunt u deze instellingen opslaan
op een SD-kaart. U kunt die instellingen dan op een later tijdstip weer in deze camcorder laden of
in een andere HF G50-camcorder zodat u die camcorder op vergelijkbare wijze kunt gebruiken.
Camcorderinstellingen opslaan of laden is alleen mogelijk met de SD-kaart in kaartsleuf B.
Camcorderinstellingen opslaan
1 Plaats de SD-kaart waarop u de instellingen van de camcorder wilt opslaan
in SD-kaartsleuf B.
2 Selecteer [Opslaan].
> [B # Systeeminstelling] > [Res.kopie menu-inst. 7] > [Opslaan]
3 Selecteer [Ja].
De menu-instellingen van de camcorder worden op de kaart opgeslagen. Als er eerder
menu-instellingen zijn opgeslagen, wordt het oude bestand overgeschreven door de huidige
menu-instellingen.
4 Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
Camcorderinstellingen laden
1 Plaats een SD-kaart met eerder opgeslagen camcorderinstellingen in SD-kaartsleuf B.
2 Selecteer [Laden].
> [B # Systeeminstelling] > [Res.kopie menu-inst. 7] > [Laden]
3 Selecteer [Ja].
De menu-instellingen van de camcorder worden vervangen door de instellingen die op de kaart
zijn opgeslagen. Vervolgens wordt het scherm korte tijd zwart en wordt de camcorder opnieuw
opgestart.
Bedieningsstanden:
Basisfuncties voor afspelen
83
Afspelen
Basisfuncties voor afspelen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u clips en foto’s afspeelt. Raadpleeg De camcorder aansluiten
op een extern scherm (A 91) voor informatie over hoe u opnamen afspeelt op een extern scherm.
1 Zet de aan/uit-schakelaar op MEDIA.
De camcorder schakelt over op de stand en het
clipindexscherm verschijnt.
2 Zoek de clip die u wilt afspelen of zoek de foto die
u wilt weergeven.
Veeg naar links/rechts of selecteer [Ï]/[Ð] om andere
indexpagina’s te controleren.
Wijzig het indexscherm om foto’s te bekijken of opnamen
af te spelen op de andere SD-kaart.
3 Selecteer op het indexscherm de miniatuur van de gewenste opname.
Clips: het afspelen begint bij de geselecteerde clip en gaat door tot de laatste clip in het
indexscherm.
Foto’s: de geselecteerde foto wordt weergegeven. Veeg naar links/rechts om andere foto’s
te bekijken.
4 Raak het scherm aan om de afspeelregelaars op te roepen.
Bedieningsstanden:
3
456
1
22
1 y: clipindexscherm
}: foto-indexscherm.
2 Geef de volgende/vorige indexpagina weer.
U kunt ook naar links/rechts over het
scherm vegen.
3 Indexschermknop: selecteer om het
indexscherm te wijzigen. Selecteer de
gewenste combinatie van kaart (6 of 7)
en type opname (clips of { foto’s)
die u wilt afspelen.
4 [FUNC]-knop: clip-/fotobewerkingen
(A 87).
5 Mapnaam. De laatste 4 cijfers geven de
opnamedatum weer (1025 = 25 oktober)
(A 99).
6 Alleen clips: clipinformatie (A 86).
5
Afspelen
Basisfuncties voor afspelen
84
Tijdens het afspelen van video’s of foto’s verdwijnen de afspeelknoppen automatisch na een
aantal seconden. Als het afspelen van video is onderbroken, kunt u het scherm nogmaals
aanraken om de afspeelknoppen te verbergen.
Voor meer informatie over de afspeelknoppen raadpleegt u Afspeelknoppen (A 85).
BELANGRIJK
Het kan zijn dat u op deze camcorder geen clips kunt afspelen die met een ander apparaat
op een SD-kaart zijn opgenomen.
OPMERKINGEN
De volgende beeldbestanden worden mogelijk niet correct weergegeven.
- Foto’s die niet met deze camcorder zijn gemaakt.
- Beelden die zijn bewerkt op een computer.
- Foto’s waarvan de bestandsnamen zijn gewijzigd.
U kunt met de optie > [É Weergaveinstelling] > [Datumcode] de weergave van
de opnamedatum en -tijd uitschakelen of andere schermgegevens weergeven. Houd er rekening
mee dat de beschikbare opties afhankelijk zijn van het type opname.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden is tussen clips mogelijk een korte pauze in de video-
of geluidsweergave merkbaar.
1 5
6
7
8
9
10
11
12
2
3
4
9
10
12
13 14
1 [FUNC]-knop: clip-/fotobewerkingen
(A 87)
2 Afspeelknoppen voor clips (A 85)
3Volume (A 86)
4 Afspeelbewerkingen voor clips (A 85)
5 Resterende acculading (A 105)
6Tijdcode (A 61)
7 Beeldsnelheid (A 35) en filmindeling
8 Resolutie en bitsnelheid (A 35)
9 Clips: clipnummer
Foto’s: fotonummer/totaal aantal foto’s
10 Bestandsnummer (A 99)
11 SD-kaart die is geselecteerd voor afspelen
(A 83)
12 Datum/tijdcode (A 98)
13 Terugkeren naar het foto-indexscherm
14 Volgende foto (A 85)
Basisfuncties voor afspelen
85
Afspeelknoppen
De volgende afspeeltypen zijn beschikbaar met de schermknoppen. Duw met de joystick
om de gewenste knop te selecteren en druk vervolgens op de joystick.
Afspeelknoppen voor clips
* Tijdens deze afspeelstand wordt geen audio afgespeeld.
Afspeelknoppen voor foto’s
OPMERKINGEN
Tijdens versneld/langzaam afspelen ziet u in het afspeelbeeld mogelijk video-afwijkingen (blokken,
strepen, etc.).
Op het scherm wordt bij benadering de snelheid getoond.
Langzaam achteruit afspelen ziet er hetzelfde uit als continu beeldje voor beeldje achteruit afspelen.
Afspeeltype Bediening
Scherm-
pictogram
Versneld afspelen* Selecteer tijdens het afspelen [Ø] / [×].
Selecteer herhaaldelijk om de afspeelsnelheid te verhogen naar circa
5x 15x 60x de normale snelheid.
Selecteer tijdens het versneld afspelen [Ð] om terug te keren naar
de normale afspeelsnelheid.
x00×
Øx00
Vertraagd afspelen* Selecteer [Ö] / [Õ].
Herhaal deze handeling als u de afspeelsnelheid wilt wijzigen naar
circa 1/4 1/8 van de normale snelheid.
x1/0Õ
Öx1/0
Beeldje voor beeldje
achteruit/vooruit*
Selecteer terwijl het afspelen onderbroken is [ ] / [ ].
Naar het begin van de
huidige clip springen
Selecteer [Ú].
Naar het begin van de
vorige clip springen
Selecteer [Ú] tweemaal.
Naar het begin van de
volgende clip springen
Selecteer [Ù].
Afspelen onderbreken/
hervatten
Selecteer tijdens het afspelen [Ý] om het afspelen te onderbreken.
Selecteer terwijl het afspelen onderbroken is [Ð] om het afspelen
te hervatten.
Ý
Ð
Stoppen met afspelen Selecteer [Ñ] als u wilt stoppen met afspelen en terug wilt keren naar
het indexscherm.
Afspeeltype Bediening
Terugkeren naar het
foto-indexscherm
Selecteer [f].
Foto’s doorlopen Selecteer [h] om de scrollbalk weer te geven. Selecteer [Ï]/[Ð]
of sleep uw vinger over de scrollbalk om de gewenste foto te vinden.
Selecteer [L] om terug te keren naar de weergave van één foto.
Basisfuncties voor afspelen
86
Het volume aanpassen
Tijdens het afspelen wordt audio uitgevoerd vanuit de ingebouwde monoluidspreker. U kunt een
koptelefoon aansluiten op het ×-aansluitpunt (koptelefoon) om de audio in stereo te beluisteren.
1 Raak tijdens het afspelen het scherm aan om de afspeelregelaars op te roepen.
2 Selecteer [Ó/].
3 Selecteer [Ø]/[Ô] of [Ù]/[Õ] om het volume te regelen en selecteer vervolgens [K].
U kunt ook uw vinger over de bijbehorende volumebalk slepen.
Clipinformatie weergeven
1 Selecteer in het clipindexscherm [I] en selecteer vervolgens de gewenste clip.
Het scherm [Clip-info] wordt weergegeven.
Selecteer [Ï]/[Ð] om de informatie voor de vorige/volgende clip te bekijken.
2 Selecteer [L] tweemaal om terug te gaan naar het indexscherm.
* Alleen wanneer de optionele GPS-ontvanger GP-E2 werd gebruikt bij het opnemen van de clip.
1
3
2
4
5
6
7
8
1 Bestandsnummer (A 99)
2 De informatie voor de vorige/volgende clip
weergeven
3 Clipnummer/totaal aantal clips
4 Datum en tijd bij het begin van de opname
5Clipduur
6 Beeldsnelheid (A 35) en filmindeling
7 Resolutie en bitsnelheid (A 35)
8 GPS-informatie* (A 77)
(locatie bij de start van de opname)
Clip- en fotobewerkingen
87
Clip- en fotobewerkingen
Clips en foto’s verwijderen
Clips en foto’s die u niet wilt bewaren, kunt u verwijderen.
Clips en foto’s verwijderen uit het indexscherm
1 Open het gewenste indexscherm (A 83).
Sleep uw vinger naar links/rechts tot u clip of foto ziet die u wilt verwijderen.
2 Selecteer [Verwijderen].
[FUNC] > [Verwijderen]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [Ja].
Als u [Selecteer] selecteert, dient u voordat u [Ja] selecteert de volgende procedure uit te voeren
om de afzonderlijke opnamen te selecteren die u wilt verwijderen.
Selecteer [Stop] als u de bewerking wilt onderbreken terwijl deze wordt uitgevoerd. Sommige
opnamen zullen desondanks worden verwijderd.
4 Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
Afzonderlijke opnamen selecteren
1 Selecteer de afzonderlijke clips/foto’s die u wilt verwijderen.
Op de door u geselecteerde opnamen verschijnt een vinkje !. Het totale aantal geselecteerde
clips/foto’s wordt weergegeven naast het pictogram ".
Selecteer een geselecteerde clip of foto opnieuw als u het vinkje wilt verwijderen. Om alle vinkjes
tegelijk te verwijderen, selecteert u [Alle verw.] > [Ja].
2 Selecteer [OK] nadat u alle gewenste opnamen hebt geselecteerd.
Opties
Een clip verwijderen tijdens het afspelen
1 Speel de gewenste clip af (A 83).
2 Raak het scherm aan om de afspeelknoppen op te roepen en verwijder vervolgens de clip.
[Ý] > [FUNC] > [Verwijderen] > [Ja]
3 Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
Bedieningsstanden:
<mapnaam>: Verwijdert alleclips of foto’s die op een bepaalde datum zijn vastgelegd.
De laatste 4 cijfers van de mapnaam in de knop geven de opnamedatum
weer (1025 = 25 oktober).
[Selecteer]: U kunt de afzonderlijke clips of fotos selecteren die u wilt verwijderen.
[Alle clips], [Alle foto’s]:
Verwijdert alle clips of foto’s.
Clip- en fotobewerkingen
88
Een foto verwijderen tijdens het afspelen
1 Geef de gewenste foto weer (A 83).
2 Raak het scherm aan om de afspeelknoppen op te roepen en verwijder vervolgens de foto.
[FUNC] > [Verwijderen] > [¸ Doorgaan] > [Ja]
3 Sleep uw vinger naar links/rechts om een andere foto te selecteren die u wilt verwijderen
of selecteer [X].
BELANGRIJK
Wees voorzichtig bij het verwijderen van opnamen. Zodra u opnamen hebt verwijderd,
bent u deze voorgoed kwijt.
Maak van belangrijke opnamen eerst een back-up voordat u ze verwijdert (A 93).
OPMERKINGEN
Foto’s die met een ander apparaat werden beveiligd, kunt u met deze camcorder niet verwijderen.
Als u alle opnamen wilt verwijderen en alle opnameruimte weer vrij wilt maken, kan het handiger
zijn om de SD-kaart te initialiseren (A 30).
Clipssnijden
U kunt clipssnijden door alles tot een bepaald punt of alles na een bepaald punt te verwijderen.
1 Speel de gewenste clip af (A 83).
2 Raak het scherm aan om de afspeelknoppen op te roepen en open het scherm voor snijden.
[Ý] > [FUNC] > [Snijden]
3 Breng de clip desgewenst naar een specifiek punt.
De markering geeft aan op welk punt de clip wordt afgesneden.
Op het scherm verschijnen afspeelknoppen (A 85). Gebruik eventueel de speciale afspeelstanden
om het gewenste punt te lokaliseren.
4 Selecteer de gewenste snijdopties en snijd de clip.
[Snijden] > [Snijd begin af] of [Snijd einde af] > [Nieuw bestand] of [Overschrijven]
Met de eerste set opties kunt u kiezen om respectievelijk voor of na de markering ´ te snijden.
Met de tweede set opties kunt u kiezen om respectievelijk de gesneden clip op te slaan als een
nieuwe clip of om de bestaande clip te overschrijven.
Als u [Nieuw bestand] hebt geselecteerd, kunt u [Stop] selecteren en vervolgens [OK] als u de
bewerking wilt onderbreken terwijl deze wordt uitgevoerd.
OPMERKINGEN
In het indexscherm worden clips die zijn gesneden met de optie [Snijd begin af] weergegeven met
een speciaal afspeelpictogram in plaats van met de gebruikelijke miniatuur.
In het scherm voor snijden springt de knop voor beeldje achteruit/vooruit in intervallen van 1 beeldje.
De posities waar het snijden mogelijk is, bevinden zich 1 GOP (circa 0,5 seconde) uit elkaar.
De clip wordt gesneden aan het begin/einde van de GOP die het beeldje met de markering bevat.
Bedieningsstanden:
Video-uitvoerconfiguratie
89
Externe aanslu itingen
Video-uitvoerconfiguratie
De videosignaaluitvoer van het HDMI™ OUT-aansluitpunt is afhankelijk van de videoconfiguratie van
de clip en van verschillende menu-instellingen. De videosignaaluitvoer kan ook variëren afhankelijk van
de mogelijkheden van de aangesloten monitor.
Video-uitvoerconfiguratie (opname)
1
> [£ Schermconfiguratie] > optie [HDMI-scanmodus].
2
> [£ Schermconfiguratie] > optie [Max resolutie HDMI].
3
50.00P, tijdens opnemen in slow of fast motion.
4
Alleen wanneer de beeldsnelheid is ingesteld op 50.00P. Wordt automatisch geselecteerd,
afhankelijk van de mogelijkheden van het aangesloten scherm.
Bedieningsstanden:
Videoconfiguratie
voor opnamen
Scanstand-
instelling
1
Maximale
resolutie-
instelling
2
Video-uitvoerconfiguratie
Resolutie Beeldsnelheid Resolutie Beeldsnelheid Kleursampling
3840x2160 25.00P
P
1920x1080 1920x1080
Gelijk aan
videoconfiguratie
3
YCbCr 4:2:2
8 bits
1280x720
(50.00P)
1280x720 50.00P
PsF 1920x1080 50.00i
1920x1080
50.00P
25.00P
P
1920x1080
1920x1080
720x
4
Gelijk aan
videoconfiguratie
3
YCbCr 4:2:2
10 bits
1280x720
(50.00P)
1280x720 50.00P
PsF 1920x1080 50.00i
6
Externe aansluitingen
Video-uitvoerconfiguratie
90
Video-uitvoerconfiguratie (afspelen)
1
> [£ Schermconfiguratie] > optie [HDMI-scanmodus].
2
> [£ Schermconfiguratie] > optie [Max resolutie HDMI].
3
YCbCr 4:2:0-video die op de kaart is opgenomen, wordt uitgevoerd als een YCbCr 4:2:2-signaal.
Videoconfiguratie van de clip
Scanstand-
instelling
1
Maximale
resolutie-
instelling
2
Video-uitvoerconfiguratie
Resolutie Beeldsnelheid Resolutie Beeldsnelheid Kleursampling
3840x2160 25.00P
P
3840x2160 3840x2160
Gelijk aan
videoconfiguratie
YCbCr 4:2:2
8 bits
3
1920x1080 1920x1080
Gelijk aan
videoconfiguratie
1280x720
(50.00P)
1280x720 50.00P
PsF 1920x1080 50.00i
1920x1080
50.00P
25.00P
P
3840x2160 1920x1080
Gelijk aan
videoconfiguratie
1920x1080 1920x1080
Gelijk aan
videoconfiguratie
1280x720
(50.00P)
1280x720 50.00P
PsF 1920x1080 50.00i
De camcorder aansluiten op een extern scherm
91
De camcorder aansluiten op een extern scherm
Sluit u de camcorder aan op een extern scherm om beelden af te spelen, gebruik dan het
HDMI OUT-aansluitpunt. Selecteer vervolgens de configuratie van de videosignaaluitvoer.
U kunt het schermdisplay ook uitvoeren (A 101).
Aansluitschema
Het verdient aanbeveling dat u met de compacte netadapter stroom levert aan de camcorder
via het stopcontact.
Het HDMI OUT-aansluitpunt gebruiken
Het digitale signaal dat wordt uitgevoerd via het HDMI OUT-aansluitpunt, bevat het videosignaal
en het audiosignaal. U kunt ook het tijdcodesignaal en sommige hulpdisplays (schermdisplay,
markeringen enzovoort) uitvoeren zodat u deze ook op een extern scherm kunt controleren.
Het audio-uitvoersignaal is lineaire PCM-audio op twee kanalen (16-bits, 48 kHz-sampling).
1 Selecteer [Max resolutie HDMI].
> [£!Schermconfiguratie] > [Max resolutie HDMI]
2 Selecteer de gewenste maximale resolutie aan en selecteer vervolgens [L].
3 Alleen de stand : wilt u het tijdcodesignaal uitvoeren, selecteer dan
[HDMI-tijdcode].
> [3 " Opname instellen] > [HDMI-tijdcode]
4 Selecteer [Aan] en selecteer vervolgens [X].
OPMERKINGEN
Het HDMI OUT-aansluitpunt op de camcorder is alleen bestemd voor uitvoersignalen.
Maak geen verbinding tussen dit aansluitpunt en een HDMI-uitgang op een extern apparaat,
omdat de camcorder hierdoor beschadigd kan raken.
Bedieningsstanden:
HDMI IN-
aansluitpun
HTC-100 High Speed
HDMI-kabel (optioneel)
HDMI OUT-
aansluitpunt
De camcorder aansluiten op een extern scherm
92
Bij aansluiting van de camcorder op DVI-monitors kan een juiste werking niet worden
gegarandeerd.
Afhankelijk van de monitor wordt video mogelijk niet correct uitgevoerd.
Als het aangesloten scherm niet compatibel is met de signaaluitvoer uit de camcorder, zal de
HDMI-uitvoer stoppen.
Het tijdcodesignaal wordt niet uitgevoerd via het HDMI OUT-aansluitpunt in de volgende gevallen:
- In de stand .
- Als de opnamestand voor slow motion en fast motion is ingeschakeld.
- Als de uitvoer 720x576 / 50.00P is.
U kunt zowel > [3 Opname instellen] > [Opnameopdracht] als [HDMI-tijdcode]
instellen op [i Aan] om de START/STOP-knop van de camcorder te gebruiken om ook de
opnamehandelingen van een externe recorder die is aangesloten op het HDMI OUT-aansluitpunt
te bedienen. Het tijdcodesignaal van de camcorder wordt ook uitgevoerd.
Werken met clips op een computer
93
Clips opslaan
Werken met clips op een computer
Zorg ervoor dat u clips die met deze camcorder worden opgenomen, opslaat op een computer.
Hiervoor hebt u een kaartlezer nodig die op een computer is aangesloten of een computer met een
SD-kaartsleuf. Voor informatie over het overdragen van bestanden vanaf de SD-kaart, raadpleegt
u de gebruiksaanwijzing van de computer of de hulpmodules van het besturingssysteem.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen clips worden gesplitst en als afzonderlijke bestanden
worden opgenomen. Met de MP4 Join Tool kunt u de gesplitste bestanden samenvoegen en
opslaan als een één enkele clip zonder onderbrekingen.
Bestanden overdragen naar de computer
1 Plaats een SD-kaart met de gewenste clips in de SD-kaartsleuf van de computer
of in de kaartlezer die op de computer is aangesloten.
2 Volg de instructies op het scherm van het besturingssysteem.
3 Kopieer de clips op de SD-kaart naar de computer.
Opnamen op de SD-kaart staan in mappen met de naam ‘XXX_mmdd’ in de map ‘DCIM’,
waarbij XXX het mapnummer aangeeft (100 tot en met 999) en mmdd de opnamedatum
aangeeft (A 100).
Clips samenvoegen die door de camcorder zijn gesplitst
Gebruik de MP4 Join Tool om clips samen te voegen die in de volgende gevallen door de camcorder
zijn gesplitst.
Wanneer de camcorder overschakelt naar de andere SD-kaart terwijl een video wordt opgenomen
door de Relay Recording-functie (A 30).
Het videobestand (de stream) in de clip zal bij circa elke 4 GB worden gesplitst.
De MP4 Join Tool is beschikbaar als gratis download (voor Windows of macOs) via de website
van Canon voor uw regio. Controleer de downloadpagina voor de systeemvereisten en de nieuwste
informatie.
U vindt uitgebreide instructies voor het installeren en verwijderen van de software in het bestand
‘Lees dit eerst’ (Install-MP4 Join Tool.pdf) dat is meegeleverd met het gecomprimeerde bestand
dat u downloadt. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing (PDF-bestand) die samen met de software
wordt geïnstalleerd voor meer informatie over het gebruik van de software.
7
Clips opslaan
Clips en foto’s kopiëren naar SD-kaarten
94
Clips en foto’s kopiëren naar SD-kaarten
U kunt clips en foto’s kopiëren van de ene SD-kaart naar de andere.
1 Open het gewenste indexscherm (A 83).
Als u alleclips of foto’s die op dezelfde datum zijn vastgelegd (oftewel in dezelfde map zijn
opgeslagen) wilt kopiëren, sleept u uw vinger naar links/rechtstotdat een clip of foto verschijnt
die u wilt kopiëren.
2 Selecteer [Kopieren (6'7)] of [Kopieren (7'6)].
[FUNC] > [Kopieren (6'7)] of [Kopieren (7'6)]
3 Selecteer de gewenste optie en selecteer vervolgens [Ja].
Als u [Selecteer] selecteert, dient u voordat u [Ja] selecteert de volgende procedure uit te voeren
om de afzonderlijke opnamen te selecteren die u wilt kopiëren.
Selecteer [Stop] als u de bewerking wilt onderbreken terwijl deze wordt uitgevoerd.
4 Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
Afzonderlijke opnamen selecteren
1 Selecteer de afzonderlijke clips/foto’s die u wilt kopiëren.
Op de door u geselecteerde opnamen verschijnt een vinkje !. Het totale aantal geselecteerde
clips/foto’s wordt weergegeven naast het pictogram ".
Selecteer een geselecteerde clip of foto opnieuw als u het vinkje wilt verwijderen. Om alle vinkjes
tegelijk te verwijderen, selecteert u [Alle verw.] > [Ja].
2 Selecteer [OK] nadat u alle gewenste opnamen hebt geselecteerd.
Opties
Een foto kopiëren tijdens het afspelen
1 Geef de gewenste foto weer (A 83).
2 Raak het scherm aan om de afspeelknoppen op te roepen en kopieer vervolgens de foto.
[FUNC] > [Kopieren (6'7)] of [Kopieren (7'6)] > [¨ Doorgaan] > [Ja]
3 Sleep uw vinger naar links/rechts om een andere foto te selecteren die u wilt kopiëren
of selecteer [X].
OPMERKINGEN
In de volgende gevallen kunt u opnamen niet kopiëren naar een SD-kaart:
- Als het SD-kaartcompartimentklepje openstaat.
- Als de LOCK-schakelaar op de SD-kaart die als bestemming geldt, zo ingesteld staat dat
de kaart niet kan worden beschreven.
- Als een bestandsnummer (A 99) niet kan worden aangemaakt omdat het aantal mappen
en bestanden op de kaart het maximum heeft bereikt.
Wanneer er niet genoeg vrije ruimte is op de SD-kaart die als bestemming geldt, kopieert de
camcorder zoveel mogelijk foto’s voordat de bewerking wordt stopgezet.
Videostreambestanden die groter zijn dan 4 GB, kunnen niet worden gekopieerd naar SDHC-kaarten.
Bedieningsstanden:
<mapnaam>: Kopieert alleclips of foto’s die op een bepaalde datum zijn vastgelegd.
De laatste 4 cijfers van de mapnaam in de knop geven de opnamedatum
weer (1025 = 25 oktober).
[Selecteer]: U kunt de afzonderlijke clips of foto’s selecteren die u wilt kopiëren.
[Alle clips], [Alle foto’s]: Kopieert alle clips of foto’s.
Menuopties
95
Overige informat ie
Menuopties
Niet-beschikbare menuonderdelen worden gedimd getoond. Raadpleeg Gebruik van de menu’s
(A 25) voor meer informatie over hoe u een optie kunt selecteren. Raadpleeg de pagina waarnaar
wordt verwezen voor meer informatie over elke functie. Menu-opties zonder een pagina waarnaar
wordt verwezen, worden na de tabellen nader verklaard. Onderstreepte instelopties zijn de
standaardinstellingen.
FUNC-menu
FUNC-menu (stand )
* De knop geeft het pictogram van de huidige instelling weer.
Knop op het scherm Instelopties/functie AUTO n A
[ Diafragma] Diafragmawaarderegelaar, F1.8 tot F8.0;
Zebrapatroonknop*: [
Uit], [z 70%], [{ 100%]
41
[ Sluitertijd] Sluitertijdregelaar, 1/6 tot 1/2000;
Zebrapatroonknop*: [
Uit], [z 70%], [{ 100%]
41
[ Gain] Versterkingswaarderegelaar, 0,0 dB tot 24,0 dB;
Zebrapatroonknop*: [
Uit], [z 70%], [{ 100%]
40
[ AGC-limiet] [n] (handmatig): in-/uitschakelen (uit), wanneer [n] geselecteerd is:
versterkingslimietregelaar, 0,0 dB tot 23,0 dB
46
[y Belicht.comp.] Regelaar voor belichtingsinstelling, [i] (instellingen voor
aanraakbelichting): [
Normaal], [ Hoge lichten];
Zebrapatroonknop*: [
Uit], [z 70%], [{ 100%];
[ ] (AE-vergrendeling): in-/uitschakelen (uit).
40
[Witbalans]* [ Auto], [¼ Daglicht], [É Lamplicht], [ Kleurtemperatuur],
[ Set 1], [ Set 2]
47
[BLC altijd aan]* [ Uit], [ Aan] 45
[< Focus] [m Auto], [n Handmatig], wanneer [n] geselecteerd is: knop voor
scherpstellingsvoorkeuze;
[i] (contourverscherpingsinstellingen): [Peaking en Z/W], [Piekkleur],
[O] (contourverscherping): in-/uitschakelen (uit)
.
54
[^ Vergroting] [OK] 56
[R Zoom] Zoomregelaars op het scherm, [PHOTO] (een foto maken),
[START]/[STOP] (een clip opnemen);
[ ] (digitale teleconverter): in-/uitschakelen (uit)
.
52
[ Stijlen] [i] (stijlinstellingen) :[Scherpte], [Contrast], [Kleurverzadiging] 49
[¡ Audio] Audioniveaus voor audiokanalen CH1 en CH2; [ Auto],
[ö Handmatig], wanneer [ö Handmatig] geselecteerd is:
instelling van audioniveau [Ï], [Ð]: 0 tot en met 100 (50)
;
[ ]* (audioscène): [ Standaard]
, [ Muziek], [ Festival],
[Spraak], [ Vergadering], [ Woud en vogels],
[Ruisonderdrukking], [ Aangepast]
67
66
8
Overige informatie
Menuopties
96
FUNC-menu (stand )
Instellingsmenu’s
Menu [v Camera-instelling] (alleen stand )
Menuonderdeel Instelopties en overige informatie
Voor clips: Indexscherm [y]:
Eén enkele clip
(afspelen onderbroken)
[Kopieren (6'7)], [Kopieren (7'6)]
<mapnaam>,
[Selecteer], [Alle clips]
94
[Verwijderen] 87
[Snijden] 88
Voor foto’s: Indexscherm [}] Weergave van één foto
[Kopieren (6'7)], [Kopieren (7'6)]
<mapnaam>,
[Selecteer], [Alle foto’s]
94
[Verwijderen] 87
Menuonderdeel Instelopties A
[Dig. Zoom] [j Uit], [s 400x], [ Digitale teleconv.]
[Zachte zoombediening] [j Uit], [¬ Start], [® Stop], [¯ Start en stop] 53
[Zoomsnelheidniveau] [Z Snel], [[ Normaal], [] Langzaam] 51
[Greepzoombediening] [ Inschakelen], [ Uitschakelen] 51
[Greepzoomsnelheid] [Y] (variabele snelheid), [X] (constante snelheid)
Bij [X]: 1-16 (8)
51
[High-Speed Zoom] [i Aan], [j Uit] 52
[AF-modus] [= Instant AF], [? Normale AF], [@ Normaal AF] 57
[Gezichtsdet. en volgen] [i Aan }], [j Uit] 58
[Voork.snelh. scherpstelling] [Z Snel], [[ Normaal], [] Langzaam]
[Autom. achtergr.verl.corr.] [i Aan], [j Uit]
[Auto Langz.Sluiter] [i Aan], [j Uit]
[Knipperreductie] [j Uit], [k Auto]
[ND-filter] [k Auto], [j Uit] 44
[Conversielens] [¾ TL-H58], [¿ WA-H58], [j Uit]
[Beeldstabilisator] [® Uit], [¯ Standaard], [° Dynamisch] 60
[Knop Powered IS] [Î Ingedrukt houden], [Ï Omschakelen]
[WB-prioriteit instellen] [Ã Auto], [¼ Daglicht], [É Lamplicht], [ Kleurtemperatuur],
[ Set 1], [ Set 2]
[Focus-/zoomringbediening] [ Inschakelen], [ Uitschakelen]
[Richting scherpstelring] [h Normaal], [X Omgekeerd]
[Scherpstelringrespons] [Z Snel], [[ Normaal], [] Langzaam]
[Richting zoomring] [h Normaal], [X Omgekeerd]
Menuopties
97
[Dig. Zoom]: bepaalt de werking van de digitale zoom.
Wanneer u zoomt, schakelt de camcorder automatisch over op digitale zoom zodra u verder zoomt
dan het optische zoombereik.
Met de digitale zoom wordt het beeld digitaal verwerkt. De beeldresolutie zal daarom verslechteren
naarmate u meer inzoomt.
Digitale zoom is niet beschikbaar in de stand of wanneer > [v Camera-instelling]
> [Conversielens] ingesteld is op [¿ WA-H58].
[Voork.snelh. scherpstelling]: hiermee bepaalt u de snelheid waarmee de scherpstelling verandert
in de voorkeuzepositie.
[Autom. achtergr.verl.corr.]: als deze optie op [i Aan] ingesteld is, worden onderwerpen die met
tegenlicht worden verlicht, automatisch gedetecteerd en wordt de belichting hiervoor gecorrigeerd.
Dit komt van pas in situaties waarin het onderwerp niet constant met tegenlicht wordt verlicht.
Automatische tegenlichtcorrectie is niet beschikbaar in de volgende gevallen:
- Als de camcorder in de stand staat.
- Als de filmmodus is ingesteld op n, [Q Nachtscène], [K Sneeuw], [L Strand],
[M Zonsonderg.], [S Spotlight] of [T Vuurwerk].
[Auto Langz.Sluiter]: de camcorder gebruikt op plaatsen met onvoldoende verlichting automatisch
lange sluitertijden om heldere opnamen te maken.
Wanneer deze instelling is ingesteld op [i Aan], is de minimale sluitertijd die wordt gebruikt:
1/25 (50.00P) of 1/12 (25.00P).
De automatische lange sluitertijd is alleen beschikbaar in de stand of wanneer de filmmodus
ingesteld is op [ Programma AE].
Zet de langzame sluiter op [j Uit] als een nabeeld met sporen verschijnt.
We raden aan dat u de camcorder stabiliseert, bijvoorbeeld door deze op een statief te plaatsen.
De camcorder gebruikt geen automatische lange sluitertijd wanneer de AGC-limiet is ingesteld.
[Knipperreductie]: indien ingesteld op [k Auto], zal de camcorder automatisch flikkeringen detecteren
en verminderen.
Als u opneemt onder lichtbronnen zoals TL-verlichting, kwiklampen of halogeenlampen kan het
scherm flikkeren afhankelijk van de sluitertijd. U kunt flikkeringen voorkomen door de sluitertijdstand
in te stellen op een waarde die past bij de frequentie van het plaatselijke lichtnet: 1/100 voor 50 Hz-
systemen, 1/60 voor 60 Hz-systemen.
[Conversielens]: als u de optionele teleconverter TL-H58 of groothoekconverter WA-H58 op de camcorder
aansluit, selecteer dan de juiste instelling van de conversielens. De camcorder zal de beeldstabilisatie
dan optimaliseren en de minimale afstand tot het object instellen. De minimale afstand tot het object in
het gehele zoombereik is 130 cm voor de teleconverter en circa 60 cm voor de groothoekconverter.
Wanneer u [¿ WA-H58] selecteert en inzoomt, zal de markering van de zoomstand stoppen
voordat het eind van de zoombalk wordt bereikt.
De teleconverter vergroot de brandpuntsafstand met een factor van circa 1,5, terwijl
de groothoekconverter de brandpuntsafstand verkleint met een factor van circa 0,75.
Wanneer u een andere instelling selecteert dan [j Uit], dan wordt de AF-stand automatisch
ingesteld op [@ Normaal AF].
De geschatte scherpstelafstand die op het scherm wordt weergegeven, zal veranderen al
naargelang de instelling. Gebruikt u geen optionele conversielens, selecteer dan [j Uit].
Menuopties
98
[Knop Powered IS]: bepaalt de werking van de toewijzingsknop die ingesteld is op [È Powered IS]
(A 60).
[Î Ingedrukt houden]: Powered IS wordt geactiveerd als u de knop ingedrukt houdt.
[Ï Omschakelen]: telkens als u de knop indrukt, wordt de functie Powered IS ingeschakeld
respectievelijk uitgeschakeld.
[WB-prioriteit instellen]: handig wanneer u een bepaalde witbalansinstelling vaker moet gebruiken.
U kunt een toewijzingsknop indrukken die is toegewezen aan [Ä WB-prioriteit] om te wisselen tussen
de huidige witbalans en de witbalansinstelling die is geselecteerd voor [WB-prioriteit instellen].
[Focus-/zoomringbediening]: hiermee schakelt u de werking van de scherpstel-/zoomring in of uit.
[Richting scherpstelring]: hiermee wijzigt u de richting waarin de scherpstel-/zoomring moet worden
gedraaid bij het scherpstellen. Deze optie is alleen van invloed op de scherpstel-/zoomring als u ermee
scherpstelt (wanneer de schakelaar van de scherpstel-/zoomring op FOCUS is ingesteld).
[Scherpstelringrespons]: hiermee selecteert u de gevoeligheid van de reactie als u scherpstelt met
de scherpstel-/zoomring. Deze optie is alleen van invloed op de scherpstel-/zoomring als u ermee
scherpstelt (wanneer de schakelaar van de scherpstel-/zoomring op FOCUS is ingesteld).
[Richting zoomring]: wijzigt de richting waarin de scherpstel-/zoomring moet worden gedraaid als
u deze gebruikt om de zoom aan te passen (wanneer de schakelaar van de scherpstel-/zoomring
op ZOOM is ingesteld).
Menu [É Weergaveinstelling] (alleen stand )
[Datumcode]: bij clips wordt aangegeven op welke datum een clip is opgenomen. Bij foto’s wordt
de datum en/of tijd of de gebruikte camera-instelling op het moment dat de foto werd gemaakt,
weergegeven.
Menu [Æ Opname instellen]
Menuonderdeel Instelopties A
y }
[¸ Datumcode] [j Uit], [% Datum]
[{ Datumcode] [j Uit], [% DAtum], [& Tijd], [ Datum en tijd],
[{ Camera datum]
Menuonderdeel Instelopties A
[¸ Resolutie] [3840x2160 (150 Mbps)], [1920x1080 (35 Mbps)],
[1920x1080 (17 Mbps)]
35
[¸ Framerate] [¿ 50.00P], [¾ 25.00P] 35
[Opnamemedia] [v Opnamemedia Videos]:
[
6 Geh. kaart A], [7 Geh. kaart B]
30
[{ Opnamemedia Foto’s]:
[
6 Geh. kaart A], [7 Geh. kaart B]
[Dubbel-/relay-opn.] [v Standaardopname], [4 Dubbelopname],
[ Relay-opname] (of [ Relay-opname])
30
Menuopties
99
[Beschikbaar geheugen]/[Gebruikt geheugen]: toont een scherm waarin u kunt controleren hoeveel
van de SD-kaart momenteel beschikbaar is voor het maken van opnamen of hoeveel in gebruik is
(« totale opnametijd en ª totaal aantal foto’s).
De geschatte resterende opnametijd voor clips en het geschatte resterende aantal foto’s worden
bij benadering gegeven en zijn gebaseerd op de momenteel gebruikte videoconfiguratie en een
fotoresolutie van 1920x1080.
U kunt ook de snelheidsklasse van de SD-kaart controleren.
[HDMI-tijdcode]: indien deze optie ingesteld is op [i Aan], dan wordt in de uitvoer van het HDMI-
signaal vanuit de camcorder ook de tijdcode van de camcorder meegenomen.
[MP4-clip-/-fotonummering]: clips en foto’s worden als bestanden opgeslagen in mappen. U kunt
selecteren welke bestandsnummeringsmethode voor deze bestanden moet worden gebruikt.
Bestandsnummers worden in de afspeelstand in diverse schermen getoond met een notatie zoals
‘101-0107’. De eerste drie cijfers geven het mapnummer aan en de laatste vier cijfers zijn voor elk
bestand in een map verschillend.
[m Reset]: telkens wanneer u een nieuwe (of geïnitialiseerde) SD-kaart plaatst, begint de
bestandsnummering opnieuw vanaf 100-0001. Als de kaart al opnamen bevat, worden de nieuwe
bestanden verder genummerd vanaf het nummer van de meest recente opname op de SD-kaart.
[n Continu]: de bestandsnummering gaat verder bij het nummer dat volgt op het nummer van
het laatste bestand dat met de camcorder is gemaakt. Deze instelling is de handigste manier om
bestanden op een computer te beheren. We raden aan dat u de instelling [n Continu] gebruikt.
[Slow & Fast Motion] [OFF], [x0,5], [x2], [x4], [x10], [x20], [x60], [x120],
[x600], [x1200]
36
[Beschikbaar geheugen] [6], [7]
[Gebruikt geheugen] [6], [7]
[Initialiseren 8] [6 Geh. kaart A], [7 Geh. kaart B] 30
[Opnameopdracht] [i Aan], [j Uit] 33
[HDMI-tijdcode] [i Aan], [j Uit]
[Tijdcodemodus] [ Preset], [ Regen.] 61
[Tijdcode werkingsmodus] [ Rec Run], [ Free Run] 61
[Starttijdcode] 00:00:00:00 tot en met 23:59:59:24, [Reset] 62
[Type User Bit] [ Instelling], [ Tijd], [ Datum];
[i]: User Bit-invoerscherm (00 00 00 00
tot
FF FF FF FF).
63
[Kleurenbalken] [j Uit], [ EBU], [ SMPTE] 73
[1 kHz-toon] [ü –12 dB], [þ –18 dB], [ÿ –20 dB],
[
j Uit]
73
[MP4-clip-/-fotonummering] [m Reset], [n Continu]
Menuonderdeel Instelopties A
Menuopties
100
Over mapnamen
Een voorbeeldmapnaam is ‘101_1025’. De eerste 3 cijfers geven het mapnummer aan
(van 100 tot 999) en de laatste 4 cijfers geven de maand en dag aan waarop de map is gemaakt.
In dit voorbeeld is de map met het nummer 101 gemaakt op 25 oktober.
Elke map kan maximaal 500 bestanden bevatten (clips en foto’s samen). Als dit aantal wordt
overschreden, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt.
Over bestandsnummers
Een voorbeeldbestandsnummer is ‘101-0107’. De eerste 3 cijfers geven het mapnummer aan
waarin de clip/foto is opgeslagen en de laatste 4 cijfers geven het opeenvolgende nummer aan
dat aan de opname is toegewezen (van 0001 tot en met 9999).
Het bestandsnummer geeft ook de naam en locatie aan van het bestand op de SD-kaart. Een clip
die bijvoorbeeld het nummer 101-0107 heeft en die is opgenomen op 25 oktober, staat in de map
MVI\101_1025’ als het bestand ‘MVI_0107.MP4’; een foto met hetzelfde bestandsnummer wordt
in dezelfde map opgeslagen als het bestand ‘IMG_0107.JPG’.
Menu [¡ Audio-instelling]
[Piepje]: bij sommige bedieningshandelingen is een piepje hoorbaar.
Als vooropname (A 74) is geactiveerd, laat de camcorder geen pieptoon horen.
Menuonderdeel Instelopties v y } A
[Ingebouwde mic.demping] [k Auto], [i Aan], [j Uit] 68
[Ingebouwd windfilter] [H Auto (hoog)], [L Auto (laag) ], [j Uit à] 69
[Freq.respons ingeb. mic.] [h Normaal], [ç Lage tonen verst.],
[è Lage tonen filteren], [é Middentonen verst.],
[ê Mid/hoog verst.]
70
[Gerichtheid ingeb. mic.] [í Mono], [h Normaal], [î Breed] 69
[Audio-limiter] [i Aan], [j Uit] 70
[Audio-compressor] [H Hoog], [L Laag], [j Uit] 71
[MIC: dempen] [k Auto], [i Aan], [j Uit] 68
[MIC: laag filteren] [i Aan], [j Uit] 68
[MIC ALC-koppeling] [ Linked], [ Separated] 66
[MIC-voeding] [i Aan], [ Uit] 65
[º-mic.demping] [k Auto], [i Aan], [j Uit] 68
[Vol koptelef.] ,
0-15 (8)
72
[Luidsprekervol.] ,
0-15 (8)
86
[Piepje] [÷ Hoog volume], [ø Laag volume], [j Uit]
ÔÕ
ØÙ
Menuopties
101
Menu [£ Schermconfiguratie]
[Uitvoerstatus]: toont een scherm waarin u kunt controleren wat de standaard is van het videosignaal
dat wordt uitgevoerd vanuit het HDMI OUT-aansluitpunt.
[Helderheid]: stelt de helderheid van het LCD-scherm in.
Wijziging van de helderheid van het LCD-scherm heeft geen invloed op de helderheid van
de opnamen of op de helderheid van het afspeelbeeld op een tv.
[LCD Backlight]/[Acht.gr.verl. zoeker]: hiermee kan het scherm worden ingesteld op een van drie
helderheidsniveaus (voor het LCD-scherm) of twee helderheidsniveaus (voor de zoeker)
Wijziging van de helderheid van het scherm heeft geen invloed op de helderheid van de opnamen
of op de helderheid van het afspeelbeeld op een TV.
Gebruik van de optie [ Helder] verkort de effectieve gebruiksduur van de accu.
[LCD Spiegelbeeld]: als deze optie is ingesteld op [i Aan], wordt het beeld op het scherm
horizontaal omgekeerd als u het LCD-paneel 180 graden naar het onderwerp draait. Met andere
woorden: op het scherm ziet u een spiegelbeeld van het onderwerp.
Als de camcorder, de optionele afstandsbediening of een in de winkel verkrijgbare afstandsbediening
wordt bediend terwijl het spiegelbeeld wordt weergegeven, wordt het spiegelbeeld ongeveer
4 seconden lang tijdelijk uitgeschakeld.
[TV-scherm]: als deze optie op [i Aan] staat, worden de schermdisplays van de camcorder ook
getoond op een aangesloten tv of monitor.
[Markeringen]: u kunt in het midden van het scherm een raster of een horizontale lijn weergeven.
Gebruik de markeringen als referentie om ervoor te zorgen dat uw onderwerp juist wordt ingekaderd
(verticaal en/of horizontaal).
Schermmarkeringen zijn niet beschikbaar terwijl vergroting geactiveerd is.
Gebruik van de schermmarkeringen heeft geen invloed op de opnamen.
[Afstandseenheden]: hiermee selecteert u of tijdens handmatige scherpstelling de scherpstelafstand
wordt weergegeven in meters of feet. Deze instelling is ook van invloed op afstandseenheden voor
GPS-informatie wanneer de optionele GPS-ontvanger GP-E2 wordt gebruikt.
Menuonderdeel Instelopties A
[Max resolutie HDMI] [3840x2160]*, [1920x1080], [1280x720(50.00P)]
* Alleen in de stand .
91
[HDMI-scanmodus] [ P], [PsF (geforc. 1080i)]
[Uitvoerstatus]
[Helderheid]
[LCD Backlight] [ Helder], [ Normaal], [ Donker]
[Acht.gr.verl. zoeker] [ Helder], [ Normaal]
[LCD Spiegelbeeld] [i Aan], [j Uit]
[TV-scherm] [i Aan], [j Uit]
[Markeringen] [j Uit], [4 Horizon (grijs)], [3 Horizon (wit)],
[6 Raster (grijs)], [5 Raster (wit)]
[Afstandseenheden] [. meters], [/ feet]
Menuopties
102
Menu [B Systeeminstelling]
* Optie alleen beschikbaar wanneer de optionele GPS-ontvanger GP-E2 op de camcorder aangesloten is.
Menuonderdeel Instelopties A
[Taal ] [ ], [Dansk], [Deutsch], [ ], [English], [Español],
[Français], [Italiano], [Magyar], [Melayu], [Nederlands],
[Norsk], [Polski], [Português], [ ], [Suomi], [Svenska],
[Türkçe], [ ], [ ], [ ], [ ],
[ ], [ ], [ ], [ ], [ ]
24
[Tijdzone/DST] ["] (tijdzone thuis) of [#] (tijdzone op reis):
[Parijs]
, lijst met tijdzones van de wereld
[$] (instelling zomertijd): schakel in of uit
24
[Datum/Tijd] [Datum/Tijd]: ([1 Jan. 2019 12:00 AM])
[Datumindeling]: [Y.M.D], [M.D,Y], [D.M.Y]
(Y- jaar, M- maand, D- dag)
[24H]: Schakel in (24-uurs klok) of uit
(12-uurs klok)
23
[POWER-led] [i Aan], [j Uit] 21
[ACCESS-led] [i Aan], [j Uit] 29
[Automatisch uit] [i Aan], [j Uit]
[REMOTE-aansluiting] [ RC-V100 (REMOTE A)], [ Standaard] 76
[Toewijsbare knop 1] tot en
met [Toewijsbare knop 5]
Hieronder vindt u de standaardinstellingen voor elke
toewijzingsknop. Voor een volledige lijst van de functies die
kunnen worden toegewezen, raadpleegt u de tabel met details.
1: [
B AF/MF], 2: [z Pre-opname], 3: [j Uit],
4: [j Uit], 5: [ Opname bekijken]
80
[Toewijsbare knop op
scherm]
Voor een volledige lijst van de functies die kunnen
worden toegewezen, raadpleegt u de tabel met details
(standaard: [
Foto]).
80
[CUSTOM-knoppen] [ Tv/Av/M], [ AGC-limiet], [y Belicht.comp.],
[j
Uit]
79
[Accu-info]
[Res.kopie menu-inst. 7] [Opslaan], [Laden] 82
[GPS-aut. tijdinst.]* [j Uitschakelen], [i Autom. bijwerken]
[GPS-informatieweergave]*
[Certificaatinformatie]
[Firmware]
[Alles terugstellen] [Nee], [Ja]
Menuopties
103
[Automatisch uit]: bij gebruik van de accu schakelt de camcorder zichzelf automatisch uit als er
5 minuten lang geen bedieningshandelingen zijn verricht. Dit wordt gedaan om stroom te besparen.
Circa 30 seconden voordat de camcorder wordt uitgeschakeld, verschijnt [Automatisch uit].
[Accu-info]: als u gebruikmaakt van een accu die compatibel is met Intelligent System, dan wordt
met deze optie een scherm getoond waarin u kunt controleren in hoeverre (weergegeven als een
percentage) de accu nog opgeladen is en wat de resterende opnametijd (stand ) of afspeeltijd
(stand ) is.
Wanneer de accu helemaal leeg is, wordt de informatie over de accu mogelijk niet weergegeven.
[GPS-aut. tijdinst.]: wanneer de optionele GPS-ontvanger GP-E2 op de camcorder aangesloten is,
kunt u de camcorder automatisch de instelling [Datum/Tijd] laten instellen op basis van de informatie
die wordt verkregen van GPS. Raadpleeg Setting Time from GPS on the Camera/Tijd van GPS op
camcorder instellen in de gebruiksaanwijzing van de ontvanger voor meer informatie.
[GPS-informatieweergave]: wanneer de optionele GPS-ontvanger GP-E2 op de camcorder aangesloten
is, kunt u met deze functie GPS-informatie bekijken. Raadpleeg Viewing GPS Information/GPS-informatie
bekijken in de gebruiksaanwijzing van de ontvanger voor meer informatie.
[Certificaatinformatie]: met deze optie wordt specifieke certificaatinformatie weergegeven die op deze
camcorder van toepassing is.
[Firmware]: u kunt controleren wat de huidige versie is van de camcorderfirmware. Deze menuoptie
is gewoonlijk niet beschikbaar.
[Alles terugstellen]: hiermee worden alle camcorderinstellingen gereset.
Bijlage: Schermdisplays en pictogrammen
104
Bijlage: Schermdisplays en pictogrammen
Links in het scherm
Opname
Pictogram/Display Beschrijving
F00.0 Diafragmawaarde (A 41)
ND1/0 ND-filter (A 44)
1/00000 Sluitertijd (A 40)
00.0dB Versterkingswaarde (A 40)
AE +/-0 0/0
+/-0 0/0
Belichtingscompensatie (A 43)
Belichtingsvergrendeling (A 43)
00.0dB AGC-limiet (A 46)
=, ?, @, D Focus (A 54)
0.0m, 000m, G Scherpstelafstand
• Tijdens het scherpstellen wordt de geschatte scherpstelafstand weergegeven.
}, ~ Gezichtsdetectie en volgen (A 58)
¼, É, È, , Witbalans (A 47)
Tegenlichtcorrectie (A 45)
O, N Contourverscherping (A 56)
z, { Zebrapatroon (A 44)
GPS actief (A 77)
Alleen wanneer de optionele GPS-ontvanger GP-E2 op de camcorder is aangesloten.
Digitale teleconverter (A 53)
REC`, STBY` Opnameopdracht (A 33)
Schermmarkeringen (A 101)
Volgen (A 58)
Gezichtsdetectiekader (A 58)
Bijlage: Schermdisplays en pictogrammen
105
Boven in het scherm
Rechts in het scherm
Pictogram/Display Beschrijving
N -stand (A 32, 33)
, , , n, H,
I, Q, K, L, M,
R, S, T
Filmmodus (A 37)
00:00:00:00 Tijdcode (A 61)
Ñ, Ü Opnamehandeling (A 32)
Ñ opnamestand-by, Ü opname
z Vooropnamestand (A 74)
Å, Ä,
È (in het geel)
Beeldstabilisator (A 60)
, , ,
(in het wit),
(In het geel),
(in het rood)
000 min
Resterende acculading (A 16)
Het pictogram geeft een schatting van de resterende lading aan. Naast het pictogram
wordt in minuten de resterende opnametijd getoond.
• Als in het geel wordt weergegeven, is de accu bijna leeg.
• Als wordt weergegeven, vervangt u de accu door een volledig opgeladen accu.
• Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden wordt de resterende acculading mogelijk
niet nauwkeurig aangegeven.
6 (in het groen),
7 (in het groen)
6 (in het geel),
7 (in het geel)
(in het rood),
(in het rood)
Gemaakte foto (A 32)
• Als een pictogram in het geel wordt weergegeven, is de aangegeven kaart bijna vol.
• Wanneer (of ) wordt weergegeven, kan de foto niet worden opgenomen
vanwege een probleem met de SD-kaart.
Pictogram/Display Beschrijving
6/7 000u00m Resterende opnameduur
6/7 000u00m
(pictogram in het geel)
SD-kaart is bijna vol.
6/7 Einde
(pictogram in het rood)
Geen vrije ruimte meer op de SD-kaart.
(in het rood),
(in het rood)
Er is geen SD-kaart aanwezig of er kunnen op de SD-kaart geen opnamen worden
gemaakt.
/ 000u00m Relay Recording (A 30)
Zoombalk (A 50)
• Verschijnt alleen tijdens het zoomen. Het lichtblauwe gedeelte geeft het digitale
zoombereik aan.
x0.0,
x0000
Opnamestand slow motion en versneld en snelheid voor slow motion/fast motion
(A 36)
¿, ¾ Beeldsnelheid (A 35)
¸ Filmindeling
0000x0000 Resolutie (A 35)
Bijlage: Schermdisplays en pictogrammen
106
Onder in het scherm
000Mbps Bitsnelheid (A 35)
º Geavanceerde mini-accessoireschoen (A 64)
¾, ¿ Conversielens (A 96)
å, Microfoondemper (A 68)
ë, à Windscherm (A 69)
, , , , ,
,
Audioscènes (A 66)
MIC-voeding (A 65)
Pictogram/Display Beschrijving
[FUNC] Opent het FUNC-menu (A 26, 95)
B, ~, ^, ,
±, Å, Ä, z,
, ,
Toewijzingsknop op het scherm (A 80)
• Standaard wordt de functie [ Foto] (een foto maken) aan de knop toegewezen.
[] Volgen (A 58)
Belichtingsbalk (A 41)
Audio-opnameniveau (A 67)
Pictogram/Display Beschrijving
Bijlage: Schermdisplays en pictogrammen
107
Afspelen
Boven in het scherm
Onder in het scherm
Clips Foto’s
Pictogram/Display Beschrijving
[FUNC] Opent het FUNC-menu (A 26).
Ð, Ý, Ø, ×,
Ö, Õ, Ô, Ó
Afspeelhandeling (A 85)
Ð: afspelen, Ý: afspelen onderbreken, Ø/×: versneld afspelen,
Ö/Õ: vertraagd afspelen, Ô/Ó: beeldje voor beeldje achteruit/vooruit
6/7 SD-kaart in gebruik.
00:00:00:00 Tijdcode (A 61)
000000/000000 Huidige foto/totaal aantal foto’s
x0.0,
x0000
Opnamestand slow motion en versneld en snelheid voor slow motion/fast motion
(A 36)
¿, ¾ Beeldsnelheid (A 35)
¸ Filmindeling
0000x0000 Resolutie (A 35)
000Mbps Bitsnelheid (A 35)
000000 Clipnummer
000-0000 Bestandsnummer (A 99)
Pictogram/Display Beschrijving
Ú, Ù, Ý, Ð, Ñ,
Ø, Ö, ×, Õ
Afspeelknoppen voor clips (A 85)
Volume koptelefoon/luidspreker (A 72, 86)
f, h Afspeelknoppen voor foto’s (A 85)
Tijd en datum
F00 1/00000
Datum/tijdcode (A 98)
Problemen oplossen
108
Problemen oplossen
Doorloop eerst de lijst hieronder wanneer u problemen ondervindt bij het gebruik van uw camcorder.
Neem contact op met een Canon Service Center als het probleem aanhoudt.
Stroombron
De camcorder kan niet worden ingeschakeld of schakelt zichzelf uit.
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
- Verwijder de accu en sluit deze opnieuw goed aan.
Ik kan de accu niet opladen.
- Zorg ervoor dat de camcorder uit staat, zodat u met opladen kunt beginnen.
- De temperatuur van de accu ligt buiten het werkbereik (circa 0–40 °C). Verwijder de accu,
verwarm de accu of laat deze afkoelen en probeer daarna de accu opnieuw op te laden.
- Laad de accu op bij temperaturen tussen circa 0 °C en 40 °C.
- De accu is defect. Vervang de accu.
- De camcorder kan niet met de aangesloten accu communiceren. Accu’s die niet door Canon
voor gebruik met deze camcorder worden aanbevolen, kunt u met deze camcorder niet opladen.
- Als u wel een accu gebruikt die door Canon aanbevolen is voor gebruik met deze camcorder,
is er mogelijk een probleem met de camcorder of de accu. Neem contact op met een Canon
Service Center.
De compacte netadapter produceert geluid.
- Een zacht geluid is hoorbaar als de compacte netadapter op een stopcontact wordt
aangesloten. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
De accu raakt zelfs bij normale temperaturen snel leeg.
- De accu heeft het einde van zijn levensduur bereikt. Schaf een nieuwe accu aan.
Opname
Als ik op de START/STOP-knop druk, wordt niet begonnen met de opname.
- U kunt geen opnamen maken terwijl de camcorder eerdere opnamen wegschrijft naar
een SD-kaart (terwijl de ACCESS-indicator (status geheugenkaart) brandt of knippert).
Wacht totdat de camcorder klaar is.
Het punt waar de START/STOP-knop werd ingedrukt, komt niet overeen met het begin/einde
van de opname.
- Er kan een kleine vertraging optreden tussen het moment waarop u de START/STOP-knop
indrukt en het moment dat een opname wordt gestart/beëindigd. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
De camcorder stelt niet scherp.
- De automatische scherpstelling werkt niet op het onderwerp. Stel handmatig scherp (A 54).
- De zoeker wordt niet ingesteld. Gebruik de oogcorrectieregelaar om de zoeker correct in te
stellen (A 19).
- De lens of Instant AF-sensor is vuil. Reinig de lens of sensor met een zacht
lensreinigingsdoekje (A 118). Gebruik nooit tissuepapier om de lens te reinigen.
Er gebeurt niets als ik de zoomtuimelschakelaar op de handgreep gebruik.
- De zoomtuimelschakelaar op de handgreep is uitgeschakeld. Stel [Camera-instelling] >
[Greepzoombediening] in op [Inschakelen].
Er gebeurt niets als ik de scherpstel-/zoomring gebruik.
- De scherpstel-/zoomring is uitgeschakeld. Stel [Camera-instelling] > [Focus-/zoomringbediening]
in op [Inschakelen].
Problemen oplossen
109
Het beeld ziet er enigszins gekromd uit als een onderwerp snel voorbij de lens flitst.
- Dit is een verschijnsel dat kenmerkend is voor CMOS-beeldsensors. Als een onderwerp zeer
snel langs de voorzijde van de camcorder beweegt, kan het beeld er enigszins gekromd
uitzien. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Wisselen van bedieningsstand tussen opnemen (Ü)/opnamestand-by (Ñ)/afspelen (Ð) duurt
langer dan normaal.
- Als de SD-kaart een groot aantal clips bevat, kunnen sommige handelingen langer duren dan
normaal. Maak een kopie van uw opnamen (A 93) en initialiseer de kaart (A 30).
Ik kan geen goede clips of foto-opnamen maken.
- Dit kan zich voordoen als in de loop der tijd veel clips en foto’s worden gemaakt/verwijderd.
Maak een kopie van uw opnamen (A 93) en initialiseer de kaart (A 30).
Na lang gebruik van de camcorder wordt deze heet.
- De camcorder kan warm worden nadat deze een lange tijd ononderbroken is gebruikt; dit wijst
niet op een storing. Als de camcorder ongebruikelijk heet wordt of heet wordt nadat u deze
slechts korte tijd hebt gebruikt, dan kan dit duiden op een probleem met de camcorder.
Neem contact op met een Canon Service Center.
Afspelen
Ik kan geen clips/foto’s verwijderen.
- De LOCK-schakelaar op de SD-kaart staat zo ingesteld dat gegevens op de kaart niet per
ongeluk kunnen worden gewist. Wijzig de stand van de LOCK-schakelaar.
- Foto’s die met een ander apparaat werden beveiligd, kunt u met deze camcorder niet verwijderen.
- Het kan voorkomen dat u clips niet kunt verwijderen als deze zijn opgenomen of bewerkt met
een ander apparaat.
Het verwijderen van clips neemt meer tijd in beslag dan gewoonlijk.
- Als de SD-kaart een groot aantal clips bevat, kunnen sommige handelingen langer duren dan
normaal. Maak een kopie van uw opnamen (A 93) en initialiseer de kaart (A 30).
Ik kan clips of foto’s niet kopiëren.
- Mogelijk kunt u geen clips/foto’s kopiëren die met een ander apparaat zijn gemaakt of bewerkt
en die vervolgens zijn overgedragen naar een SD-kaart die op de computer is aangesloten.
Afzonderlijke clips/foto’s in het indexscherm kunnen niet met een vinkje ! worden
gemarkeerd.
- U kunt niet meer dan 100 clips/foto’s afzonderlijk selecteren. Selecteer de optie [Alle clips]
of [Alle foto’s] in plaats van [Selecteer].
Indicatoren en schermdisplays
verschijnt in het rood op het scherm.
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
verschijnt in het rood op het scherm.
- De camcorder kan niet met de accu communiceren, waardoor de resterende acculading
niet kan worden weergegeven.
6/7 verschijnt in het rood op het scherm.
- De SD-kaart is vol. Verwijder een aantal opnamen (A 87) om ruimte vrij te maken of vervang
de kaart.
/ verschijnt in het rood op het scherm.
- Er is een kaartfout opgetreden. Zet de camcorder uit. Verwijder de SD-kaart en plaats deze terug.
Initialiseer de SD-kaart (A 30) als het scherm niet terugkeert naar de normale weergave.
Problemen oplossen
110
Zelfs nadat ik ben gestopt met opnemen, blijft de ACCESS-indicator (status geheugenkaart)
rood branden.
- De clip wordt nog opgenomen op de kaart. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
De rode POWER/CHG-indicator knippert snel (elke 0,5 seconde wordt er geknipperd).
- De temperatuur van de accu ligt buiten het werkbereik (circa 0–40 °C). Verwijder de accu,
verwarm de accu of laat deze afkoelen en probeer daarna de accu opnieuw op te laden.
- Laad de accu op bij temperaturen tussen circa 0 °C en 40 °C.
- De accu is beschadigd. Gebruik een andere accu.
- Het opladen is stopgezet omdat de compacte netadapter of de accu defect is. Neem contact
op met een Canon Service Center.
7 knippert op het scherm.
- U hebt de optionele GPS-ontvanger GP-E2 op de camcorder aangesloten in de stand .
Ontkoppel de ontvanger, zet de camcorder in de stand en sluit de ontvanger vervolgens
opnieuw aan.
Beeld en geluid
Het scherm is te donker.
- U kunt de helderheid aanpassen met de optie [Schermconfiguratie] > [Helderheid]
of [LCD Backlight].
De schermdisplays verschijnen en verdwijnen herhaaldelijk.
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
- Verwijder de accu en sluit deze opnieuw goed aan.
Op het scherm worden abnormale karakters weergegeven en de camcorder functioneert
niet naar behoren.
- Verwijder de stroombron en sluit deze na enige tijd weer aan.
Op het scherm verschijnt videoruis.
- Houd de camcorder uit de buurt van apparaten die sterke elektromagnetische velden
produceren, zoals krachtige magneten en motoren, MRI-machines of hoogspanningsleidingen.
Op het scherm verschijnen horizontale strepen.
- Dit is een verschijnsel dat zich vaak voordoet bij CMOS-beeldsensors als u opnamen maakt
onder sommige tl-lampen, kwiklampen of natriumlampen. Dit is normaal en duidt niet op een
storing. U kunt de symptomen mogelijk verminderen door [Camera-instelling] > [Knipperreductie]
in te stellen op [Auto] of door de sluitertijd in te stellen op een waarde die overeenkomt met de
frequentie van het plaatselijke lichtnet (1/100 voor 50 Hz-systemen, 1/60 voor 60 Hz-systemen).
Het beeld op de zoeker is wazig.
- Stel de zoeker bij met de oogcorrectieregelaar (A 19).
Op de zoeker verschijnt geen beeld.
- Sluit het LCD-paneel en trek vervolgens de zoeker naar buiten om deze te activeren.
Ik kan geen audio opnemen.
- De externe microfoon die aangesloten is op het MIC-aansluitpunt, is niet ingeschakeld of de
batterij van de microfoon is leeg. Het is ook mogelijk dat een externe microfoon is aangesloten
die compatibel is met voeding via de microfoonstekker, maar dat [Audio-instelling] >
[MIC-voeding] ingesteld is op [Uit].
- Het audio-opnameniveau is niet juist ingesteld (A 67).
Het geluid is vervormd of wordt opgenomen op een lager niveau.
- Als u opnamen maakt bij harde geluiden (zoals vuurwerk, shows of concerten), kan het geluid
vervormd raken of wordt het geluid mogelijk niet op het feitelijke niveau opgenomen. Activeer
de microfoondemper (A 68) of stel het audio-opnameniveau handmatig in.
Problemen oplossen
111
Het beeld wordt correct weergegeven maar de ingebouwde luidspreker produceert geen geluid.
- Het luidsprekervolume staat uit. Pas het volume aan (A 86).
- In de stand wordt geluid uit de ingebouwde luidspreker gedempt wanneer een
koptelefoon wordt aangesloten op de camcorder.
SD-kaart en accessoires
Ik kan de SD-kaart niet plaatsen.
- De SD-kaart die u in de camcorder probeert te plaatsen, houdt u verkeerd om vast. Draai de
kaart om en plaats deze in de camcorder.
Ik kan geen opnamen maken op de SD-kaart.
- Er moet een compatibele SD-kaart gebruikt worden (A 28).
- Initialiseer de SD-kaart (A 30) als u deze voor de eerste keer met de camcorder gebruikt.
- De SD-kaart is vol. Verwijder een aantal opnamen (A 87) om ruimte vrij te maken of vervang
de SD-kaart.
De optionele afstandsbediening RC-V100 of een in de winkel verkrijgbare afstandsbediening
doet het niet.
- Zorg ervoor dat [Systeeminstelling] > [REMOTE-aansluiting] ingesteld is op [RC-V100
(REMOTE A)] als u de optionele afstandsbediening RC-V100 gebruikt of ingesteld is op
[Standaard] als u een in de winkel verkrijgbare afstandsbediening gebruikt.
- Zet de camcorder uit, sluit de afstandsbediening opnieuw aan en zet vervolgens de camcorder
weer aan.
Aansluiten van externe apparaten
Op een nabij tv-scherm verschijnt videoruis.
- Als u de camcorder gebruikt in een kamer waar een tv staat, houd dan tussen de compacte
netadapter en het netsnoer en de antennekabels van de tv voldoende afstand aan.
De camcorder geeft een goede weergave maar er is geen beeld op een extern scherm.
- De camcorder is niet op de juiste wijze op het externe scherm aangesloten. Zorg dat de
camcorder correct is aangesloten (A 91).
- De video-ingang op het externe scherm is niet afgestemd op het videoaansluitpunt waarop
u de camcorder hebt aangesloten. Selecteer de juiste video-ingang.
De camcorder is aangesloten met de optionele HTC-100 High-Speed HDMI-kabel, maar het
externe scherm geeft geen beeld of produceert geen geluid.
- Verwijder de High-Speed HDMI-kabel en herstel vervolgens de verbinding of zet de camcorder
uit en weer aan.
- Het aangesloten scherm ondersteunt de geselecteerde videoconfiguratie niet. Verander de
videoconfiguratie in een videoconfiguratie die het scherm ondersteunt.
De computer herkent de camcorder niet, hoewel de camcorder correct aangesloten is.
- Sluit de camcorder alleen aan op de computer terwijl het foto-indexscherm wordt
weergegeven.
- Verwijder de USB-kabel en zet de camcorder uit. Zet na korte tijd de camcorder weer aan
en herstel de verbinding.
- Sluit de camcorder aan op een andere USB-poort van de computer.
Er kunnen geenclips en foto’s naar de computer worden overgedragen.
- De SD-kaart bevat te veelclips en foto’s. Verwijder een aantal opnamen (A 87) tot de SD-kaart
een gecombineerd totaal van 2.500 (Windows)/1.000 (macOS) opnamen of minder bevat.
Problemen oplossen
112
Overzicht van berichten
Accu is niet compatibel. Camcorder schakelt uit.
- Er is een accu aangesloten die door Canon niet aanbevolen is voor gebruik met deze
camcorder en de camcorder werd ingeschakeld. De camcorder zal automatisch binnen
4 seconden worden uitgeschakeld.
Bezig kaart te lezen. Verwijder kaart niet.
- U hebt het SD-kaartcompartimentklepje geopend terwijl de camcorder bezig was met een
bewerking op de SD-kaart of de camcorder begon met een bewerking op de kaart toen
u het SD-kaartcompartimentklepje opende. Verwijder de SD-kaart niet voordat dit bericht
verdwenen is.
Communicatiefout met accu. Bevat de accu het logo van Canon?
- U hebt een accu aangesloten die niet door Canon wordt aanbevolen voor gebruik met deze
camcorder.
- Als u wel een accu gebruikt die door Canon aanbevolen is voor gebruik met deze camcorder,
is er mogelijk een probleem met de camcorder of de accu. Neem contact op met een Canon
Service Center.
Controleer kaart
- Ik krijg geen toegang tot de SD-kaart. Controleer de SD-kaart en zorg ervoor dat de kaart goed
werk en correct geplaatst is.
- Er is een fout opgetreden op de SD-kaart. De camcorder kan de foto niet maken of niet
weergeven. Verwijder de kaart en SD-plaats deze weer terug of gebruik een andere SD-kaart.
- U hebt een MultiMediaCard (MMC) in de camcorder geplaatst. Gebruik een aanbevolen
SD-kaart (A 28).
- Als het bericht verdwijnt en 6/7 daarna in het rood wordt weergegeven, gaat u als volgt te
werk: zet de camcorder uit, verwijder de SD-kaart en plaats deze weer terug in de camcorder.
Als 6/7 weer groen wordt, kunt u het opnemen/afspelen hervatten. Blijft het probleem zich
voordoen, maak dan een back-up van uw opnamen (A 93) en initialiseer daarna de SD-kaart
(A 30).
De kaart is tegen wissen beveiligd
- De LOCK-schakelaar op de SD-kaart staat zo ingesteld dat gegevens op de kaart niet per
ongeluk kunnen worden gewist. Wijzig de stand van de LOCK-schakelaar.
Fout in bestandsnaam
- De map- en bestandsnummers hebben hun maximale waarde bereikt. Stel [Opname instellen]
> [MP4-clip-/-fotonummering] in op [Reset] en initialiseer de SD-kaart (A 30).
Geen clips
- Er staan geen clips op de geselecteerde SD-kaart.
Geen foto’s
- Er zijn geen foto’s om weer te geven.
Geen kaart
- Plaats een compatibele SD-kaart in de camcorder (A 28).
Geheugenkaartdeksel staat open
- Sluit het SD-kaartcompartimentklepje nadat u een SD-kaart hebt geplaatst.
Het is eventueel niet mogelijk videos op deze kaart op te nemen
- Er is een fout opgetreden op de SD-kaart. De camcorder kan de foto niet maken of niet
weergeven. Verwijder de kaart en SD-plaats deze weer terug of gebruik een andere SD-kaart.
Initialiseer alleen met de camcorder
- Initialiseer de SD-kaart met deze camcorder (A 30).
(in alfabetische volgorde)
Problemen oplossen
113
Kaart is vol
- De SD-kaart is vol. Verwijder een aantal opnamen (A 87) om ruimte vrij te maken of vervang
de SD-kaart.
Kan clip niet trimmen
- Clips die zijn opgenomen of gekopieerd met gebruik van andere apparaten, kunnen niet worden
gesneden.
Kan niet opnemen op deze geheugenkaart
- Clips kunnen niet worden opgenomen op een SD-kaart van 512 MB of minder. Gebruik een
compatibele SD-kaart (A 28).
Kan niet weergeven Initialiseer alleen met de camcorder
- De SD-kaart in de camcorder is met een computer geïnitialiseerd. Initialiseer de kaart met deze
camcorder (A 30).
Kan niet weergeven
- Clips kunnen niet worden afgespeeld vanaf een SD-kaart van 512 MB of minder. Gebruik een
compatibele SD-kaart (A 28).
Laad de accu
- De accu is leeg. Laad de accu op.
Maak regelmatig backups van opnamen
- Bij het aanzetten van de camcorder kan dit bericht verschijnen. Maak regelmatig een back-up
van de opnamen omdat bij een storing in het apparaat u opnamen kunt kwijtraken.
Opname beëindigd wegens onvoldoende schrijfsnelheid van de geheugenkaart
- Doordat de schrijfsnelheid van de SD-kaart te langzaam was, is de opname gestopt. Om clips
op te nemen met een resolutie van 3840x2160 of clips die gebruikmaken van de opnamestand
slow motion en versneld, dient u een SD-kaart te gebruiken met UHS-snelheidsklasse U3.
Om andere clips op te nemen, dient u een SD-kaart te gebruiken met SD-snelheidsklasse
6 of 10 of UHS-snelheidsklasse U1 of U3.
- Als u in de loop der tijd herhaaldelijk clips hebt opgenomen, verwijderd en bewerkt (gefragmenteerd
geheugen), dan zal het langer duren om gegevens weg te schrijven naar de SD-kaart en kan
het gebeuren dat de camcorder het maken van opnamen stopzet. Maak een kopie van uw
opnamen (A 93) en initialiseer de SD-kaart (A 30).
Proces geannuleerd
- Ik krijg geen toegang tot de SD-kaart. Controleer de SD-kaart en zorg ervoor dat de kaart goed
werk en correct geplaatst is.
- Er is een fout opgetreden op de SD-kaart. De camcorder kan de foto niet maken of niet
weergeven. Verwijder de kaart en SD-plaats deze weer terug of gebruik een andere SD-kaart.
Sommige clips zijn niet gewist
- Clips die werden beveiligd/bewerkt met een ander apparaat en vervolgens werden gekopieerd
naar een SD-kaart die aangesloten was op de computer, kunt u met deze camcorder niet
verwijderen.
Taken in voortgang. Koppel de voeding niet af.
- De camcorder is de SD-kaart aan het bijwerken. Wacht totdat de procedure is voltooid
en verwijder de compacte netadapter of accu niet.
Te veel foto’s en MP4-filmpjes. Koppel USB-kabel los.
- Koppel USB-kabel los. Probeer een kaartlezer te gebruiken of verlaag het totale aantal
MP4-clips en foto’s op de SD-kaart tot minder dan 2.500 (Windows) of 1.000 (macOS).
- Verschijnt er een dialoogvenster op het computerscherm, sluit het dan. Verwijder de
USB-kabel en herstel na korte tijd de verbinding.
Veiligheidsmaatregelen en hoe u de camera moet behandelen
114
Veiligheidsmaatregelen en hoe u de camera moet behandelen
Zorg dat u deze veiligheidsmaatregelen leest om het product veilig te kunnen gebruiken.
WAARSCHUWING
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product in geval van vreemde omstandigheden,
zoals de aanwezigheid van rook of een vreemde geur.
Raak geen blootgelegde interne onderdelen aan.
Maak het product niet nat. Stop geen vreemde voorwerpen of vloeistoffen in het product.
Raak het product niet aan tijdens onweer als de stekker in het stopcontact zit. Dit kan een
elektrische schok veroorzaken.
Demonteer of wijzig het product niet.
Stel het product niet bloot aan harde schokken of trillingen.
Neem de volgende veiligheidsmaatregelen in acht wanneer u in de winkel verkrijgbare batterijen
of bijgeleverde batterijen gebruikt.
- Gebruik batterijen alleen voor het product waarvoor ze bedoeld zijn.
- Verwarm batterijen niet en stel ze niet bloot aan vuur.
- Laad batterijen alleen op met goedgekeurde batterijladers.
- Stel de polen niet bloot aan vuil en zorg ervoor dat ze niet in contact komen met metalen pennen
of andere metalen voorwerpen.
- Gebruik geen lekkende batterijen. Indien een batterij lekt en het materiaal in contact komt met
uw huid of kleding, dient u de blootgestelde huid of kleding grondig af te spoelen met stromend
water. In geval van contact met de ogen dient u de ogen grondig te spoelen met ruime
hoeveelheden stromend water en onmiddellijk medische hulp in te roepen.
- Breng tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterijen voordat u batterijen
weggooit. Dit kan een elektrische schok, explosie of brand veroorzaken.
Gebruik alleen stroombronnen waarvan in deze gebruiksaanwijzing
wordt aangegeven dat ze
bedoeld zijn voor gebruik met dit product.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u een batterijlader of voedingsadapter
gebruikt.
- Steek de stekker van het product niet met natte handen in het stopcontact en haal de stekker
niet met natte handen uit het stopcontact.
- Gebruik het product niet als de stekker niet volledig in het stopcontact is gestoken.
- Stel de stekker en de polen niet bloot aan vuil en zorg ervoor dat ze niet in contact komen met
metalen pennen of andere metalen voorwerpen.
- Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer. Beschadig, breek of wijzig het netsnoer niet.
- Wikkel het product tijdens gebruik of kort na gebruik, wanneer het product nog steeds warm is,
niet in doeken of andere materialen.
- Haal de stekker van het product niet uit het stopcontact door aan het snoer te trekken.
- Laat het product niet gedurende lange tijd aangesloten blijven op een stroombron.
Laat het product tijdens gebruik niet langdurig in contact komen met hetzelfde gedeelte van de huid.
Zelfs als het product niet warm aanvoelt, kan dit leiden tot eerstegraads verbrandingen, zoals een
rode huid of blaren. Het gebruik van een statief of vergelijkbare apparatuur wordt aanbevolen
wanneer het product wordt gebruikt op warme locaties of door mensen met een slechte
bloedsomloop of een minder gevoelige huid.
Houd het product buiten bereik van jonge kinderen.
Verwijder regelmatig met een droge doek eventueel stof dat zich op de stekker en het stopcontact
ophoopt.
Veiligheidsmaatregelen en hoe u de camera moet behandelen
115
VOORZICHTIG
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Laat het product niet achter op locaties die worden blootgesteld aan extreem hoge of lage
temperaturen. Het product kan extreem heet/koud worden en brandwonden of letsel veroorzaken
wanneer het wordt aangeraakt.
Bevestig het product alleen op een statief dat stevig genoeg is.
Kijk niet langdurig naar het scherm of door de zoeker. Dit kan symptomen veroorzaken die
vergelijkbaar zijn met wagenziekte. Stop in dat geval onmiddellijk met het gebruik van het product
en rust enige tijd voordat u het gebruik hervat.
Camcorder
Houd u aan de instructies hieronder om ervoor te zorgen dat de camcorder optimaal blijft functioneren.
Sla uw opnamen regelmatig op een extern apparaat op. Zorg ervoor dat u uw opnamen
overdraagt naar een computer (A 93) en maak regelmatig back-ups. Hierdoor behoudt u belangrijke
opnamen in geval van schade en zorgt u voor meer ruimte op de SD-kaart. Canon kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor verlies van gegevens.
Gebruik en bewaar de camcorder niet op stoffige of zanderige plaatsen. De camcorder is niet
waterdicht – vermijd daarom ook water, modder of zout. De camcorder en/of lens kan beschadigd
raken als dergelijke substanties de camcorder binnendringen.
Gebruik de camcorder niet in de buurt van sterke elektromagnetische velden, zoals krachtige
magneten en motors, MRI-machines of hoogspanningsleidingen. Als u de camcorder op dergelijke
plaatsen gebruikt, kan video vervormd worden of kan audio- of videoruis optreden.
Richt de lens of zoeker niet op sterke lichtbronnen. Laat de camcorder niet gericht op een helder
onderwerp. Wees vooral voorzichtig wanneer de camcorder op een statief is bevestigd of wanneer
de camcorder wordt gedragen. De lens of de zoeker kan namelijk op sterke lichtbronnen worden
gericht. Zorg dat de lensbescherming gesloten is wanneer de camcorder niet wordt gebruikt.
Houd de camcorder niet vast aan het LCD-paneel als u de camcorder draagt. Wees voorzichtig
als u het LCD-paneel sluit. Zwaai niet met de camcorder als u de polsriem gebruikt. Anders kunt
u objecten raken.
Behandel het touchscreen met de nodige voorzichtigheid. Oefen niet te veel kracht uit en gebruik
geen balpen of ander gereedschap met een harde punt om op het touchscreen bedieningshandelingen
uit te voeren. Hierdoor kan het oppervlak van het touchscreen beschadigd raken.
Bevestig geen beschermfolie op het touchscreen. De camcorder is uitgerust met een capacitief
touchscreen. Het touchscreen is mogelijk niet correct te bedienen als u hierop een extra
beschermende laag aanbrengt.
Bevestigt u de camcorder op een statief, controleer dan of
de bevestigingsschroef van het statief korter is dan 6,5 mm.
Gebruik van andere statieven kan de camcorder beschadigen.
Probeer bij het opnemen van films een kalm, stabiel beeld te
krijgen. Als u tijdens het opnemen de camcorder te veel beweegt
en vaak snel zoomt en pant (door de camcorder zijwaarts te
bewegen), kan dit tot onrustige scènes leiden. In extreme gevallen
kan het afspelen van dergelijke scènes tot gevolg hebben dat door de visuele waarneming bij
u bewegingsziekte wordt veroorzaakt. Als u een dergelijke reactie ervaart, stop dan onmiddellijk
met afspelen en wacht een tijdje totdat u verdergaat.
6,5 mm
Veiligheidsmaatregelen en hoe u de camera moet behandelen
116
De camcorder voor langere tijd opbergen
Indien u van plan bent de camcorder lange tijd niet te gebruiken, bergt u deze op een plaats op die
vrij is van stof, met een lage luchtvochtigheid en bij een temperatuur die niet hoger wordt dan 30 °C.
Accu
GEVAAR!
Behandel de accu met de nodige voorzichtigheid.
Houd de accu uit de buurt van open vuur (de accu kan exploderen).
Stel de accu niet bloot aan een temperatuur die hoger is dan 60 ºC. Laat de accu niet achter
in de buurt van een verwarmingsapparaat of in een auto bij heet weer.
Probeer de accu niet uit elkaar te halen of er aan te knutselen.
Laat de accu niet vallen en stel de accu niet bloot aan schokken.
Laat de accu niet nat worden.
Vuile polen kunnen tot gevolg hebben dat het contact tussen de accu en de camcorder niet goed is.
Veeg de polen schoon met een zachte, droge doek.
De camcorder voor langere tijd opbergen
Berg accu’s op een droge plaats op waar de temperatuur niet hoger wordt dan 30 °C.
U verlengt de levensduur van de accu door deze volledig te ontladen voordat u de accu opbergt.
Accu’s moet u minstens eenmaal per jaar volledig opladen en volledig ontladen.
Resterende accucapaciteit
Als u gebruikmaakt van een accu die compatibel is met Intelligent System en de resterende
accucapaciteit niet correct wordt weergegeven, laad de accu dan volledig op. Toch kan het
voorkomen dat de juiste tijd niet goed wordt weergegeven, bijvoorbeeld nadat de accu vele malen
herhaaldelijk is gebruikt, als een volledig opgeladen accu lange tijd niet wordt gebruikt of wanneer
een accu lange tijd wordt gebruikt bij hoge temperaturen. Gebruik daarom de weergegeven tijd
op het scherm als indicatie.
Over het gebruik van andere accu’s dan die van Canon
Uit oogpunt van veiligheid worden andere accu’s dan originele Canon-accu’s niet opgeladen
als u ze aansluit op deze camcorder of op de optionele acculader CG-800E.
We raden aan dat u gebruikmaakt van originele Canon-accu’s met de
aanduiding Intelligent System.
Als u in de camcorder andere accu’s gebruikt dan originele Canon-accu’s, verschijnt en wordt
de resterende accutijd niet getoond.
Veiligheidsmaatregelen en hoe u de camera moet behandelen
117
SD-kaart
We raden aan dat u van uw opnamen op de SD-kaart een back-up maakt op uw computer.
Gegevens kunnen vanwege kaartdefecten of blootstelling aan statische elektriciteit beschadigd of
verloren raken. Canon is niet aansprakelijk voor gegevens die verloren of beschadigd zijn geraakt.
Raak de contactpunten niet aan en stel deze niet bloot aan stof of vuil.
Gebruik geen SD-kaarten op plaatsen die blootstaan aan sterke magnetische velden.
Laat SD-kaarten niet achter op plaatsen met een hoge vochtigheid en hoge temperaturen.
Demonteer of verbuig een SD-kaart niet, laat een SD-kaart niet vallen en stel een SD-kaart niet bloot
aan schokken of water.
Controleer hoe u de SD-kaart naar de camcorder gericht houdt voordat u deze in de camcorder
plaatst. Als u een SD-kaart verkeerd om in een sleuf probeert te plaatsen, kan de SD-kaart of
camcorder beschadigd raken.
Plak geen labels of stickers op de SD-kaart.
Interne oplaadbare lithiumbatterij
Deze camcorder is uitgerust met een interne oplaadbare lithiumbatterij waarmee de camcorder
de datum, tijd en andere instellingen kan onthouden. De ingebouwde lithiumbatterij wordt weer
opgeladen als u de camcorder gebruikt. Als u de camcorder echter circa 3 maanden niet gebruikt,
raakt de ingebouwde lithiumbatterij geheel leeg.
De interne lithiumbatterij laadt u als volgt opnieuw op: sluit de compacte netadapter aan op de
camcorder en laat de camcorder hierop 24 uur aangesloten staan terwijl de camcorder uit staat.
Afdanken
Wanneer u clips verwijdert of een SD-kaart initialiseert, wordt alleen de bestandstoewijzingstabel
gewijzigd en worden de opgeslagen gegevens niet fysiek gewist. Als u een SD-kaart afdankt of aan
een andere persoon geeft, dient u deze eerst te initialiseren (A 30). Maak vervolgens de kaart vol met
onbelangrijke opnamen en initialiseer de kaart opnieuw. Dit maakt het voor anderen heel moeilijk om
de originele opnamen terug te halen.
Onderhoud/overig
118
Onderhoud/overig
Reinigen
Camcorderbehuizing
Gebruik een zachte, droge doek om het camcorderhuis te reinigen. Gebruik nooit met chemicaliën
behandelde doeken of vluchtige oplosmiddelen zoals verfverdunner.
Lens, zoeker en Instant AF-sensor
Indien het lensoppervlak of de Instant AF-sensor vuil is, werkt de autofocus mogelijk niet goed.
Verwijder stof of vuildeeltjes met een blaaskwastje (geen spuitbus gebruiken).
Gebruik een schoon, zacht lensreinigingsdoekje om de lens of zoeker voorzichtig af te vegen.
Gebruik nooit tissuepapier.
LCD-touchscreen
Reinig het LCD-touchscreen met een schoon, zacht lensreinigingsdoekje.
Bij plotselinge temperatuurschommelingen kan zich op het oppervlak van het scherm condens
voordoen. Veeg het vocht weg met een zachte, droge doek.
Condens
Als u de camcorder snel verplaatst tussen locaties met hete en koude temperaturen, kan er op de
interne oppervlakken van de camcorder condens (waterdruppeltjes) ontstaan. Gebruik de camcorder
niet als condens wordt gesignaleerd. Als u de camcorder blijft gebruiken, kan deze beschadigd raken.
Condens kan zich in de volgende situaties voordoen:
Als de camcorder snel wordt verplaatst van koude naar warme plaatsen
Wanneer de camcorder wordt achtergelaten in een vochtige kamer
Als een koude kamer snel wordt verwarmd
Condens voorkomen
Stel de camcorder niet bloot aan plotselinge of extreme temperatuurswijzigingen.
Verwijder de SD-kaarten en de accu. Plaats de camcorder vervolgens in een luchtdichte zak en
laat de camcorder langzaam op temperatuur komen voordat u de camcorder uit de zak haalt.
Als condens wordt gedetecteerd
Hoe lang het precies duurt voordat de waterdruppeltjes zijn verdampt, hangt af van de locatie en
weersomstandigheden. Als vuistregel geldt: wacht 2 uur voordat u het gebruik van de camcorder
hervat.
Onderhoud/overig
119
Het certificaatlogo bekijken
U kunt het scherm > [B Systeeminstelling] > [Certificaatinformatie] weergeven om
certificaatgegevens voor deze camcorder te bekijken.
Gebruik van de camcorder in het buitenland
Stroombronnen
U kunt gebruikmaken van de compacte netadapter om de camcorder te bedienen en accu’s op
te laden in elk land met een voeding tussen 100 en 240 V AC, 50/60 Hz. Neem contact op met
een Canon Service Center voor informatie over stekkeradapters voor gebruik in het buitenland.
Optionele accessoires
120
Optionele accessoires
De volgende optionele accessoires zijn compatibel met deze camcorder. De meeste accessoires
worden op de volgende pagina’s gedetailleerder beschreven.
OPMERKINGEN
Accessoires die compatibel zijn met de geavanceerde accessoireschoen, kunt u niet aansluiten
op deze camcorder. Gebruik accessoires met het logo Mini ADVANCED SHOE, zodat u verzekerd
bent van compatibiliteit met de geavanceerde mini-accessoireschoen.
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is zodanig ontworpen dat het uitstekende prestaties levert wanneer het wordt gebruikt in
combinatie met originele Canon-accessoires. Canon kan niet aansprakelijk worden gehouden voor
schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, etc. als gevolg van defecten in niet-originele
Canon-accessoires (zoals lekkage en/of explosie van een accu). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet geldt voor reparaties die het gevolg zijn van defecten in niet-originele Canon-accessoires,
hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten verrichten.
(De verkrijgbaarheid verschilt per regio)
Videolamp VL-5 Stereo-richtmicrofoon
DM-100
GP-E2
GPS-ontvanger
Groothoekconverter
WA-H58
Beschermingsfilter 58 mm,
ND4L-filter 58 mm,
ND8L-filter 58 mm
High Speed
HDMI-kabel HTC-100
IFC-400PCU
USB-kabel
RC-V100
Afstandsbediening
Schouderriem
SS-600/SS-650
WS-20
Polsriem
SC-2000
Zachte draagtas
BP-820, BP-828
Accu
CG-800E
Acculader
Compacte netadapter
CA-570
TL-H58
Teleconverter
Optionele accessoires
121
Accu’s
Als u extra accu’s nodig hebt, kunt u kiezen uit een van de volgende
modellen: BP-820 of BP-828.
Als u accu’s met de aanduiding Intelligent System gebruikt,
kan de camcorder met de accu communiceren en de resterende
gebruiksduur weergeven (met een nauwkeurigheid van 1 minuut).
Deze accu’s kunt u alleen gebruiken met camcorders en opladers
die compatibel zijn met het Intelligent System.
Acculader CG-800E
Gebruik de acculader om accu’s op te laden.
Teleconverter TL-H58
Deze teleconverterlens vergroot de brandpuntsafstand van
de camcorderlens met een factor 1,5.
De teleconverter kan niet worden gebruikt in combinatie
met de bijgeleverde zonnekap met lensbescherming.
De minimale scherpstelafstand bij maximale telefoto met
de teleconverter is 1,3 m.
Groothoekconverter WA-H58
Deze groothoekconverter verkleint de brandpuntsafstand met
een factor 0,75. Hierdoor krijgt u een breed perspectief voor
opnamen binnenshuis of panorama’s.
De groothoekconverter kan niet worden gebruikt in combinatie
met de bijgeleverde zonnekap met lensbescherming.
Beschermingsfilter 58 mm, ND4L-filter 58 mm,
ND8L-filter 58 mm
Met neutrale-densiteitfilters en MC-Protector Filters bent
u moeilijke lichtomstandigheden de baas.
Videolamp VL-5
Met deze videolamp kunt u zelfs op donkere plaatsen heldere
kleurenopnamen maken. Deze lamp wordt aangesloten op de
geavanceerde mini-accessoireschoen op de camcorder, zonder
dat u een kabel nodig hebt.
Optionele accessoires
122
Stereo-richtmicrofoon DM-100
Deze zeer gevoelige, super-richtmicrofoon wordt aangesloten
op de geavanceerde mini-accessoireschoen op de camcorder.
Deze microfoon kunt u gebruiken als een richtmicrofoon (mono)
of stereomicrofoon.
Zachte draagtas SC-2000
Een handige camcordertas met gevoerde vakjes en genoeg
ruimte voor accessoires.
Dit merkteken is het symbool van originele Canon-videoaccessoires.
Als u gebruikmaakt van Canon-videoapparatuur, raden wij u aan om gebruik
te maken van accessoires of producten van het Canon-merk met hetzelfde
merkteken.
Specificaties
123
Specificaties
LEGRIA HF G50
— Waarden zijn bij benadering gegeven.
Systeem
Opnamesysteem
Clips: MP4 Video: MPEG-4 AVC/H.264
Audio: MPEG-2 AAC-LC (2 kanalen)
Videoconfiguratie (resolutie, bitsnelheid, beeldsnelheid)
3840x2160: 150 Mbps (25.00P)
1920x1080: 35 Mbps, 17 Mbps (50.00P, 25.00P)
Kleursampling: YCbCr 4:2:0, 8 bits
Foto’s: DCF (Design rule for Camera File system), compatibel met Exif
1
versie 2.3
Beeldtype: JPEG
1
Deze camcorder ondersteunt Exif 2.3 (ook wel ‘Exif Print’ genoemd). Exif Print is een standaard voor verbetering
van de communicatie tussen camcorders en printers. Door een met Exif Print compatibele printer aan te sluiten,
gebruikt en optimaliseert u de beeldgegevens die tijdens het opnemen met de camcorder zijn gemaakt.
Hierdoor worden afdrukken van zeer hoge kwaliteit geproduceerd.
Opnamemedia (niet bijgeleverd)
SD-, SDHC- (SD High Capacity) of SDXC-kaart (SD eXtended Capacity) (sleuven)
•Beeldsensor
CMOS van het type 1/2.3, 21.140.000 pixels
Effectief aantal pixels: 8.290.000 pixels
LCD-touchscreen: 7,50 cm (3,0 inch), breedbeeld, TFT-kleur, 460.000 beeldpunten
,
100% dekking, bediening met capacitief touchscreen
•Zoeker: 0,61 cm (0,24 inch), breedbeeld, kleur, equivalent van 1.560.000 beeldpunten
,
100% dekking
•Microfoon: stereo electreet condensatormicrofoon, demper (20 dB)
•Lens
f=3,67 – 73,4 mm, F/1.8-2.8, 20x optische zoom, cirkelvormig diafragma met 8 bladen
Wanneer de resolutie 3840x2160 is (35 mm-equivalent):
30,6 – 612 mm
(wanneer Dynamic IS geactiveerd is)
29,3 – 601 mm
(voor andere beeldstabilisatie-instellingen)
Wanneer de resolutie 1920x1080 is (35 mm-equivalent):
32,0 – 640 mm
(wanneer Dynamic IS geactiveerd is)
30,5 – 627 mm
(voor andere beeldstabilisatie-instellingen)
Lenssamenstelling: 12 elementen in 10 groepen (twee asferische elementen)
AF-systeem
Autofocus (TTL + externe afstandssensor indien ingesteld op [Instant AF] of [Normale AF])
of Handmatige scherpstelling
Filterdiameter: 58 mm
Minimale scherpstellingsafstand
60 cm; 1 cm bij maximale groothoek
Specificaties
124
•Witbalans
Automatische witbalans, aangepaste witbalans (2 instellingen), door de gebruiker gedefinieerde
instellingen van de kleurtemperatuur of voorkeuzewitbalans: daglicht, kunstlicht
Minimale verlichting
0,3 lx
(filmmodus [Weinig licht], sluitertijd 1/2)
4,2 lx
(filmmodus [Programma AE], beeldsnelheid 50.00P, sluitertijd 1/25, automatische
lange sluitertijd aan)
Aanbevolen verlichting: meer dan 100 lx
Beeldstabilisatie: beeldstabilisator met optische verschuiving + digitale compensatie
Resolutie van foto’s: 3840x2160 (3.080 kB), 1920x1080 (880 kB)
Het cijfer tussen haakjes geeft de bestandsgrootte aan.
Aansluitpunten
HDMI OUT-aansluitpunt: HDMI mini-connector; alleen uitvoer
USB-aansluitpunt: mini-B-aansluiting, Hi-Speed USB; alleen uitvoer
MIC-aansluitpunt
Stereo-mini-aansluiting van 3,5 mm (asymmetrisch); het is mogelijk om een microfoon
van het juiste type via de microfoonstekker van voeding te voorzien
Gevoeligheid:
–65 dBV (automatisch volume, volledige schaal –12 dB)/1,5 k of meer
Microfoondemper: 20 dB
Geleverde voeding: 2,4 V (nominale weerstand 2,2 k)
×-aansluitpunt (koptelefoon)
Stereo-mini-aansluiting van 3,5 mm (asymmetrisch)
–24 dBV (32 belasting, max. volume)/100
REMOTE-aansluitpunt: Stereo-mini-aansluiting van 2,5 mm, alleen invoer
Voeding/overig
Voeding (nominaal)
7,4 V DC (accu), 8,4 V DC (compacte netadapter)
•Stroomverbruik
:
3,8 W (150 Mbps, AF ingeschakeld, LCD normale helderheid)
Bedrijfstemperatuur
: 0–40 °C
•Afmetingen
[B x H x D] (zonder de handgreepriem)
Alleen camcorder: 109 x 84 x 182 mm
Camcorder met bevestigde zonnekap: 115 x 84 x 231 mm
•Gewicht
Alleen camcorder: 735 g
Camcorder met zonnekap, accu BP-820 en één SD-kaart: 875 g
Specificaties
125
Compacte netadapter CA-570
•Voeding: 100 – 240 V AC, 50/60 Hz
Nominale uitgangsspanning/nominaal verbruik: 8,4 V DC, 1,5 A/29 VA (100 V) – 39 VA (240 V)
Bedrijfstemperatuur
: 0 – 40 °C
•Afmetingen
: 52x29x90 mm
•Gewicht
: 135 g
Accu BP-820
•Accutype
Oplaadbare lithiumionaccu, compatibel met Intelligent System
Nominale spanning: 7,4 V DC
Bedrijfstemperatuur
: 0 – 40 °C
Accucapaciteit: 1780 mAh (standaard), 13 Wh/1700 mAh (minimum)
•Afmetingen
: 30,7x39,4x40,2 mm
•Gewicht
: 85 g
Gewicht en afmetingen zijn bij benadering gegeven. Fouten en omissies voorbehouden.
Referentietabellen
126
Referentietabellen
Geschatte opnametijden
De camcorder maakt gebruik van een variabele bit rate (VBR) om video te coderen; de feitelijke
opnametijd zal daarom afhangen van het onderwerp. De volgende tabel toont de geschatte
opnametijden voor een enkele opnamehandeling totdat de aangegeven SD-kaart vol raakt.
Oplaad-, opname- en afspeeltijden
De oplaadtijd voor de diverse accu’s in de volgende tabel is bij benadering gegeven en varieert al
naargelang de oplaadomstandigheden en de aanvankelijke laadstatus van de accu.
De opname- en afspeeltijden in de tabellen hieronder zijn bij benadering gegeven en zijn afhankelijk
van de videoconfiguratie en de oplaad-, opname- en afspeelomstandigheden. Voor het schatten van
de tijden wordt verondersteld dat het LCD-scherm wordt gebruikt. De effectieve gebruiksduur van de
accu kan afnemen als u opnamen maakt in koude omstandigheden, bij gebruik van de meer heldere
scherminstellingen, etc.
* Geschatte tijden voor het opnemen met herhaalde bedieningshandelingen, zoals starten/stoppen,
zoomen, aan/uit.
Bitsnelheid
SD-kaart
8 GB 16 GB 32 GB 64 GB 128 GB
150 Mbps 5 min. 10 min. 25 min. 55 min. 110 min.
35 Mbps 25 min. 55 min. 115 min. 240 min. 485 min.
17 Mbps 55 min. 120 min. 245 min. 495 min. 995 min.
Accu
BP-820 BP-828
Oplaadomstandigheden
Bij gebruik van de camcorder 210 min. 300 min.
Bij gebruik van de acculader CG-800E 190 min. 260 min.
Accu Resolutie/bitsnelheid Opname (maximum) Opname (typisch)* Afspelen
BP-820
3840x2160 (150 Mbps) 190 min. 105 min. 290 min.
1920x1080 (35 Mbps) 220 min. 120 min. 315 min.
BP-828
3840x2160 (150 Mbps) 290 min. 160 min. 435 min.
1920x1080 (35 Mbps) 335 min. 180 min. 480 min.
127
A
Aan/uitzetten van de camcorder . . . . . . . . . 21
Aansluiten op een extern scherm . . . . . . . . . 91
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Accu
Accu-informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Indicator resterende acculading . . . . . . 16
Opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afspelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
AGC-limiet (Automatic Gain Control) . . . . . . 46
Audio opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Audio-compressor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Audio-equalizer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Audio-limiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Audio-opnameniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Audioreferentiesignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Audioscènes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Automatische lange sluitertijd . . . . . . . . . . . 97
AUTO-stand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Av (filmmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
B
Beeldsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Belichting
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . . . . 43
Belichtingsvergrendeling . . . . . . . . . . . . 43
Handmatige belichting . . . . . . . . . . . . . . 40
Lichte gebieden AE . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Touch AE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Bestandsnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Bitsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Buitenland, gebruik van de camcorder . . . 119
C
Cameramodusschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . 22
Clips
Afspelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Clipinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Herstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Clips opslaan op een computer . . . . . . . . . . 93
Clips snijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Compacte netadapter . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Condens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Contourverscherping . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
CUSTOM-knop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
CUSTOM-regelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
D
Datum en tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Datum/tijdcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75, 98
DC IN-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Diafragma (f-getal) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Digitale teleconverter . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Dubbele opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
E
Een SD-kaart initialiseren . . . . . . . . . . . . . . . 30
Externe microfoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
F
Ferrietkern, bevestiging . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Filmmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Focus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Foto’s
Bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Foutberichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
FUNC-menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 95
G
Geavanceerde mini-accessoireschoen . . . . 64
Gebruikersbit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Gezichtsdetectie en volgen . . . . . . . . . . . . . 58
H
HDMI OUT-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . 91
I
Image Stabilizer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Instellingsmenu’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 96
Interne ondersteuningsbatterij . . . . . . . . . . 117
J
Joystick . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
K
Kleurenbalken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Knipperreductie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Koptelefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
×-aansluitpunt (koptelefoon) . . . . . . . . . . . . 72
L
Lage-tonenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Luidspreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Index
128
M
M (filmmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Menu-instellingen opslaan en laden . . . . . . 82
MIC-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Microfoondemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Microfoonrichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
MP4 Join Tool . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
N
Nachtscène (speciale scènestand) . . . . . . . 38
ND-filter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
O
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Oogcorrectieregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Oplaadtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Opnamen bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Opnamen kopiëren naar een SD-kaart . . . . 94
Opnamen verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Opnemen in slow motion en fast motion . . . 36
P
P (filmmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Pictogrammen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Pieptoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Pieptoon uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Portret (speciale scènestand) . . . . . . . . . . . 38
Powered IS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
R
Relay-opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Resetten van alle camcorderinstellingen
naar de standaardwaarde . . . . . . . . . . . . 103
Resolutie (beeldjesgrootte) . . . . . . . . . . . . . 35
S
Schermdisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75, 104
Schermmarkeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Scherpstel-/zoomring . . . . . . . . . . . . . . 50, 54
Scherpstelling
Autofocus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Functies voor hulp bij scherpstelling . . . 55
Scherpstellingsvoorkeuze . . . . . . . . . . . 55
SD-kaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Compatibele SD-kaarten . . . . . . . . . . . . 28
De SD-kaart voor opnamen
selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Initialiseren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Plaatsen/verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . 29
Serienummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Sluitertijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .40
Sneeuw (speciale scènestand) . . . . . . . . . . .38
Sport (speciale scènestand) . . . . . . . . . . . . .38
Spotlight (speciale scènestand) . . . . . . . . . .38
Statief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Stijl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49
Strand (speciale scènestand) . . . . . . . . . . . .38
Stroom via stekker (microfoon) . . . . . . . . . . .65
T
Taal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24
Tegenlichtcorrectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45
Tijdcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
Tijdzone/zomertijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24
Toewijzingsknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80
Tv (filmmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41
U
USB-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77
V
Vergroting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56
Versterking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .40
Videoconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35
Video-uitvoerconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . .89
Volume . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72, 86
Vooropname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74
Vuurwerk (speciale scènestand) . . . . . . . . . .38
W
Weinig licht (speciale scènestand) . . . . . . . .38
Windscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .69
Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47
Z
Zebrapatroon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .44
Zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
Zonnekap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
Zonsondergang (speciale scènestand) . . . . .38
Zoomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
High-speed zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . .52
Zachte zoomregeling . . . . . . . . . . . . . . .53
Zoomsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . .51, 52
© CANON INC. 2019
CEL-SX7HA280
De informatie in dit document is gecontroleerd en goedgekeurd in februari 2019.
Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Bezoek de Canon-website voor uw regio om de meest recente versie te downloaden.
Canon Inc.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Canon Europa N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
http://www.canon-europe.com
99

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Canon LEGRIA HF G50 wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Andere Handbücher von Canon LEGRIA HF G50

Canon LEGRIA HF G50 Bedienungsanleitung - Deutsch - 134 seiten

Canon LEGRIA HF G50 Bedienungsanleitung - Englisch - 129 seiten


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info