39
Werking van de toestellen
?
Bedieningsonderdeel: type 1 :
a = draaiknop voor de afstelling van
de temperatuur (1-5)
b = het groene LED-lampje brandt:
“in werking”
het groene LED-lampje knippert:
de “vertraging van het stopzet-
ten” voor de verlaging van de
temperatuur is actief.
c = Zomermodus (watertempera-
tuur van 40°C of 60°C)
d = Wintermodus (verwarming zon-
der temperatuurcontrole van
het water of met een installatie
van gezuiverd water)
e = Wintermodus (verwarming met
controle van de watertemperatuur)
f = Draaiknop « Off »
g = het gele LED-lampje brandt :
« fase van de temperatuurstelling
van de geiser »
h = het rode LED-lampje brandt :
« Defect ».
De LED-lampjes zijn alleen zichtbaar
wanneer het apparaat aan staat.
Besturingselement type 2:
1 = Melding
2 = Standregel
3 = Menuregel (boven)
4 = Menuregel (beneden)
5 = Melding spanning sector 230V
6 = Melding timer
7 = Reguleringen / Waarden
8 = Draaiende knop / push
9 = Terugkeerknop
De draaiende knop / push (8)
maakt het mogelijk om de menu’s
van de regels (3+4) te selecteren
en de reguleringen door te
voeren. De melding gebeurt via
een auto-verlichtingsscherm (1).
De terugkeerknop (9) maakt het
mogelijk om naar een menu terug
te keren.
Thermostaat van de
omgevingstemperatuur:
Om de omgevingstemperatuur
te kunnen meten, zit er in het
voertuig een externe sonde voor
de omgevings-temperatuur (i). De
positie van deze sonde wordt per
geval bepaald door de fabrikant van
het voertuig, naar gelang het type
voertuig.
De instelling van de thermostaat
die zich ter hoogte van het
bedieningsonderdeel (1-5) bevindt,
moet worden bepaald, naar gelang
de behoefte aan warmte en het
type voertuig. Om een gemiddelde
omgevingstemperatuur te verkrij-
gen van ongeveer 23°C, raden wij aan
de thermostaat af te stellen op 4.
Inwerkingstelling:
In principe is de verwarmingsfunctie
altijd beschikbaar, zonder enige beper-
king, of het nu met of zonder water is
.
Controleer of de schoorsteen
vrij is. Verwijder alle eventuele
verstoppingen.
i