33
lichaam van het kind.
2. Open de sluitingshaak en duw de voorkant van de wan-
delwagen naar voren (g . 2).
3. Duw de achterste kruiskoppeling met de voet omlaag
(g. 3).
LET OP: verzeker u er voor het gebruik van dat de wandel-
wagen op de open stand vergr endeld is en controleer dat
de achterste kruiskoppeling inderdaad vergrendeld is .
GEBRUIK V AN DE VEILIGHEIDSGORDELS
De wandelwagen is uitgerust met een veiligheidssysteem
met vijf verankeringspunten bestaande uit twee schouder-
banden, twee afstelknoopsgaten, een buikgordel en een
tussenbeenstuk met gesp.
Na de veiligheidsgordels te hebben verwijderd (bijv . om ze
te wassen), verzekert u zich er van dat ze met behulp van
de verankeringspunten weer goed worden aangebracht.
De gordels moeten opnieuw afgest eld worden.
LET OP: om hem te gebruiken voor kinderen vanaf de
geboorte tot ongeveer 6 maanden, moeten de schouder-
gordels worden gebruikt; st eek ze eerst door beide rege-
lopeningen.
4. Stel de hoogte van de schouderbanden af door ze, in-
dien nodig, door de afstelopening t e halen, zoals wordt
getoond in guur 4. Na het kind in de wandelwagen te
hebben gezet, maakt u de veiligheidsgordels vast door
eerst de twee vorken door de opening van de schouder-
banden (g. 4A en 4B) te halen en ze v er volgens in het
tussenbeenstuk (g. 4C) te doen. stel de lengte van de
gordels af door ze op de schouder en het lichaam van
het kind aan te laten sluiten. Druk op de zijvorken en trek
eraan, om de buikgordel los te maken.
LET OP: om de veiligheid van uw kind te garanderen, moe-
ten de veiligheidsgordels altijd gebruikt w orden.
DE RUGLEUNING AFSTELLEN
De rugleuning k an op 5 standen worden af gesteld.
5. Bevestig de t wee stoen panelen met de twee drukkno-
pen aan de achterste buizen, zoals w ordt getoond in -
guur 5.
6. Door op de k nop op de rugleuning van de wandelwa-
gen te drukken, k an de schuine stand er van worden af-
gesteld. Door de knop los te laten, wordt de rugleuning
op de dichtstbijzijnde stand vastgezet (g. 6).
7. Om de rugleuning omhoog te halen, duwt u hem tot de
gewenste stand omhoog (g. 7).
LET OP: Met het gewicht van het kind k unnen deze hande-
lingen moeilijker zijn.
DE VOETENSTEUN AFSTELLEN
Voor meer comf ort van het k ind k an de voetensteun van de
wandelwagen op 2 standen worden bevestigd .
8. Om de positie van de voetensteun af te stellen draait u de
twee 2 hendeltjes aan de zijkanten omhoog tot ze in de
horizontale vergr endelstand staan (g. 8).
9. Om de voetensteun terug in de beginstand te zetten
drukt u op de knoppen aan de zijk anten (g. 9).
LET OP: de beensteun dient niet als beveilig ing van het kind.
ACHTERSTE REMMEN
De achterwielen zijn uitgerust met samenwerkende rem-
men, waardoor met één enkel pedaal tegelijkertijd op bei -
de achterwielgroepen wordt geremd .
10. Om de wandelwagen te remmen, duwt u één van de
twee hendels in het midden van de achterste wielgroe-
pen naar beneden, zoals wordt get oond in afbeelding 10.
11. Om het remsysteem te deblokk eren, duwt u één van de
twee hendels in het midden van de achterste wielgroe-
pen naar boven, zoals wor dt getoond in afbeelding 11.
LET OP: Gebruik altijd de rem als u stopt. Laat de wandel-
wagen nooit met het kind erin op een helling staan, ook al
zijn de remmen geactiveerd.
LET OP: Na de remhendel te hebben aangetr okk en verze-
ker t u zich ervan dat de remmen goed op beide achter wiel-
groepen geplaatst zijn.
ZWENKENDE VOORWIELEN
De wandelwagen is uitgerust met zwenk ende/vaste voor-
wielen. Aangeraden wordt de vaste wielen op bijzonder
onregelmatig terrein te gebruiken. De wielen op de zwenk-
stand worden daarent egen aangeraden voor een betere
manoeuvreerbaarheid van de wandelwagen op normale
wegen.
12. Om de voor wielen z wenkend te maken, duwt u de hen-
del aan de voorkant omhoog, zoals wordt getoond in -
guur 12. Om de voorwielen op de vaste stand te zetten,
trapt u de hendel met de voet omlaag. Het wiel wor dt
onafhankelijk van de stand waarop het zich bevindt op
de rechte stand ver grendeld.
LET OP: Beide wielen moeten altijd tegelijkertijd worden
vergr endeld of ontgrendeld.
ZOMER- WINTERKAP
13. Om de k ap te bevestigen maakt u de plastic clip op de
speciale plaatsen vast, zoals wordt get oond in guur
13A. Maak de achterk ant van de kap vast aan de achter-
kant van de rugleuning van de wandelwagen met de
daarvoor bedoelde k noppen (g. 13B) om de montage
van de kap op de zitting verder uit te voeren.
LET OP: De kap dient aan beide k anten van de wandel-
wagen te worden bevestigd . Controleer of hij goed is vast-
gemaakt.
14. Open de k ap zoals wordt getoond in guur 14A. Sluit
de kap door het voorste gedeelte naar u toe te trekken,
zoals wordt get oond in guur 14B.
15. De kap k an worden omgevormd tot een zomerse zon-
nekap. De ap achteraan k an met behulp van de ritsslui-
ting en de knopen aan de achterk ant van de rugleuning
worden verwijderd (g. 15).
16. De k ap k an verlengd worden in drie verschillende con-
guraties. De beginconguratie verzekert de standaard-
bescherming (Fig . 16A). Voor meer bescherming opent
u het stoen stuk op het voorst e gedeelte van de kap
(Fig . 16B). En voor een complete bescherming opent u
tenslotte de ritssluiting op de kap en trekt u het rester-
ende stuk stof uit (F ig.16C).
DE W ANDEL W AGEN DICHTKLAPPEN
LET OP: Let er bij deze handeling op dat het kind en even-
tuele andere kinderen zich op een veilige afstand bevin-
den. Verzeker u er tijdens deze fase van dat de bewegende
delen van de wandelwagen niet in aanraking k omen met
het lichaam van het kind. V oordat u de wagen sluit, contro-
leert u ook dat de boodschappenmand leeg is.
17. Om de wandelwagen in te k lappen, trekt u de achterste
kruisk oppeling (g. 17A) omhoog en deblokkeer t u het
• G ebruik het ar tik el niet als er on -
der delen stuk of gescheur d zijn, of
ontbr ek en.
• Z or g er v oor dat de wandelwagen
niet in aanrak ing k omt met zilt
wat er om r oest v or ming t e v oor k o -
men.
• G ebruik de wandelwagen niet op
het strand .
TIPS V OOR HE T REINIGEN EN HE T ONDERHOUD
Dit ar tik el heef t ger egeld onder houd nodig . R einig ing en
onder houd mogen alleen door een v olwassene w or den
gedaan.
REINIGEN
D e st of van de wandelwagen k an v er wijder d w or den (raad -
pleeg het hoof dstuk “ A fneembaar heid ”). Zie de wasetik et -
t en om de st o en gedeelt es t e r einigen. H ier onder w or den
de wassymbolen met hun bet ek enis w eer gege v en:
M et k oud wat er met de hand wassen
N iet blek en
N iet in de dr oogtr ommel dr ogen
N iet str ijk en
N iet chemisch lat en r einigen
R einig de k unstst of delen r egelmatig met een v ochtige
doek . Na e v entuele aanrak ing met wat er moet en de me -
talen delen af gedr oogd w or den om r oest v or ming t e v oor -
k omen.
ONDERHOUD
Smeer de be w egende delen indien nodig met dr oge silico -
nenolie . C ontr oleer per iodiek de slijtagestaat van de wielen
en houd z e vr ij van st of en zand . V er z ek er u er van dat de
k unstst of delen, die o v er de metalen buiz en lopen, vr ij zijn
van st of , vuil en zand om wr ijving t e v oor k omen, wat de
goede w er k ing van de wandelwagen k an schaden. B er g de
wandelwagen op een dr oge plaats op .
AL GEMENE INSTR UC TIES
DE V OOR WIELEN MONTEREN
1. Br eng het v oor wiel aan door het in de hier v oor best em -
de pin t e st ek en t ot u de v er g r endelk lik hoor t (F ig . 1). Her -
haal dez e handeling bij het ander e wiel .
LE T OP : V er z ek er u er v oor het gebruik van dat de wielen
goed zijn vast gez et.
UITKL APPEN V AN DE W ANDEL W A GEN
LE T OP : L et er bij dez e handeling op dat het k ind en e v en -
tuele ander e k inder en zich op een v eilige af stand be vinden.
V er z ek er u er tijdens dez e fase van dat de be w egende de -
len van de wandelwagen niet in aanrak ing k omen met het