III
33
AIRCONDITIONING
A. Aan-/uitzetten van de
airconditioning
Druk bij draaiende motor op de
toets: het lampje brandt.
Als de knop C op "0" staat, is de
airconditioning uitgeschakeld.
De temperatuur in de auto kan
nooit lager zijn dan de buitentem-
peratuur, als de airconditioning
niet aan staat.
Om de goede werking van het
systeem te waarborgen, adviseren
wij u de airconditioning regelmatig
te laten controleren.
Het condenswater van de
aircocompressor wordt afgevoerd
via een speciale opening. Hierdoor
kan zich een plasje water onder
uw stilstaande auto vormen.
Als de auto langere tijd in de
zon heeft gestaan, waardoor
de interieurtemperatuur flink is
opgelopen, ventileer dan het
interieur door alle ramen enkele
minuten open te zetten en
vervolgens te sluiten.
Wanneer de airconditioning aan
staat ontrekt deze energie aan
de motor, wat leidt tot een hoger
brandstofverbruik.
Voor het behoud van de goede
afdichting van de aircocompressor,
is het noodzakelijk de
airconditioning minimaal één keer
per maand aan te zetten.
De airconditioning is het hele
jaar door nuttig, omdat het de
luchtvochtigheid terugdringt en de
ruiten ontwasemt.
Voor een doeltreffend gebruik van
de airconditioning moeten alle
ruiten gesloten zijn.
V E N T I L A T I E - V E R W A R M I N G
A I R C O N D I T I O N I N G