1. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar
rood (warm) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
2. Regeling luchtopbrengst
Draai bij aangezet contact aan de
knop om de gewenste luchtopbrengst
te verkrijgen.
Gebruik voor een optimaal comfort
de stand 0 zo min mogelijk.
In de stand 0 blijft er door de rijwind
nog wel een kleine luchtstroom ge-
handhaafd.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een tussenstand te zetten.
Luchtstroom naar
beenruimte.
4. Achterruitverwarming
Druk bij draaiende motor de
schakelaar 4 in, het controle-
lampje gaat branden.
De achterruitverwarming zorgt
voor de ontwaseming van de
achterruit.
Druk nogmaals op de schakelaar 4 om de
achterruitverwarming uit te schakelen.
Luchtstroom naar voorruit,
zijruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar been-
ruimte, luchtverdeelrooster
en linker en rechter ventila-
tieroosters.
Luchtstroom naar lucht-
verdeelrooster en linker en
rechter ventilatieroosters.
3. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten.
Schakel zodra de omstan-
digheden het toelaten de
achterruitverwarming uit om
onnodig stroom- en brand-
stofverbruik te voorkomen.
Ontdooien en ontwasemen
Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt te
werk:
- stel de luchtverdeling in op
"voorruit en zijruiten",
- stel de temperatuur 1 en de
luchtopbrengst 2 in op maximaal,
- sluit de linker en rechter
ventilatieroosters.