1
2
5
4
3
6
BEKNOPTE GEBRUIKSAANWIJZING
I
21
V O O R S T O E L E N
Met de hand te bedienen functies
Hoofdsteun
Trek de hoofdsteun uit om deze in een hogere stand te zetten. Druk op de bediening en op de
hoofdsteun om deze in een lagere stand te zetten. De instelling is correct wanneer de bovenkant
van het hoofd zich op gelijke hoogte bevindt als de bovenkant van de hoofdsteun. De hoofdsteun
is ook verstelbaar in hellingshoek.
Druk op de ontgrendellip van de hoofdsteun en trek de steun omhoog om hem te verwijderen.
N.b.: Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Verstellen in de lengterichting
Licht de bedieningsstang op en schuif de stoel in de gewenste stand.
Verstellen van de lendesteunen
Verdraai de knop om de lendesteunen in de gewenste stand te zetten.
In hoogte verstellen van de bestuurdersstoel
Licht de bediening op of druk deze neer. Herhaal dit totdat u de gewenste stand heeft verkregen.
Verstellen van de rugleuning
Zet met de daarvoor bestemde bediening de rugleuning in de gewenste hellingshoek.
De rugleuning kan 45° naar achteren worden gekanteld tot hij vergrendelt; door tegen de bediening
te drukken kunt u de rugleuning ontgrendelen.
Toegang tot de achterzitplaatsen
Om achter in- of uit te kunnen stappen beweegt u de bediening 6 naar voren zodat de rugleuning
wordt neergeklapt en u de stoel naar voren kunt schuiven.
Bij het terugplaatsen van de stoel neemt deze automatisch weer de oorspronkelijke stand in.
Controleer of de stoel goed vergrendeld is.
N.b.: Hiermee kunt u de autogordel op zijn plaats houden (zie vorige bladzijde).