NL
11
Symbolen in deze bedieningshandleiding
Belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid zijn speciaal gekenmerkt. Neem deze aanwijzin-
gen strikt in acht om ongevallen en schade aan het apparaat te vermijden:
WAARSCHUWING:
waarschuwt voor gevaren voor uw gezondheid en toont mogelijk letselrisico’s.
OPGELET:
wijst op mogelijke gevaren voor het apparaat of andere voorwerpen.
OPMERKING: kenmerkt tips en informatie voor u.
Speciale veiligheidsaanwijzingen voor dit apparaat
• Het apparaat alleen onder toezicht gebruiken!
• Nooit iets aan de veiligheidsschakelaars veranderen!
• Nooit bij ingeschakeld apparaat het deksel verwijderen.
• Voorzichtig bij het hanteren met het centrifugezeef. Het is zeer scherp!
• Het apparaat mag alleen worden gebruikt met ingezette stopper!
Overzicht van de bedieningselementen
1. Stopper
2. Vulopening
3. Transparante afdekking
4. Veiligheidsvergrendeling
5. Opzeteenheid met aandrijfwiel
6. Saptank
7. Droesemtank
8. Functieschakelaar
9. Netkabel
10. Controlelamp
Bediening
1. Zo brengt u de sapcentrifuge (zonder transparante afdekking, 3) aan.
2. U plaatst het centrifugezeef zodanig op het drijfwiel, dat het vrij kan ronddraaien. VOOR-
ZICHTIG, scherp!
3. Plaats het transparante deksel (3) en zet de beide veiligheidsvergrendelingen (4) vast,
zodat zij in de behuizing klikken.
4. U snijdt de te persen vruchten in repen.
5. Controleert u, of de functieschakelaar (8) op „OFF“ staat.
6. Sluit het apparaat aan op een correct geïnstalleerd stopcontact 230 V, 50 Hz.
7. U schuift de vruchten in de vulopening (2) en schuift ze met de stopper (1) door, nadat u
het apparaat hebt ingeschakeld.