4. Verwijder de inzetfilters (zie afbeelding G en H) en reinig de inzetfilters door
deze uit te kloppen en zacht uit te borstelen. Gebruik hiervoor de reinigings-
borstel (26).
5. Plaats de onderdelen weer terug.
Vergrendel het deksel van de stofopvangbak weer. Zie ook afb. I.
• Reinig de filter na ieder derde leging of bij sterkere verontreinigingen door stro-
mend water tegen de blaasrichting in door te laten lopen.
• Plaats de filters pas weer wanneer zij volledig gedroogd zijn!
3.
Uitlaatfilter:
• Verder beschikt uw apparaat over twee uitlaatfilters.
• Wij adviseren u, de filters na iedere 5e leging te reiniging.
• U vindt de filter achter het ventilatierooster (4) van de behuizing aan de voorzij-
de (3). Zie ook afb. J.
• Trek de filters eruit. Reinig deze filters zoals eerder beschreven.
Reinigen en bewaren
Reinigen
• Trek vóór de reiniging eerst de netsteker uit de contactdoos!
• Reinig de buitenkant met een droge doek.
• Reinig de motorbeveiligingsfilter na ongeveer iedere 3 leging. De filter bevindt
zich achter de stofzak. Reinig de filter in warm water zonder toevoegingen en
plaats hem pas wanneer hij volledig gedroogd is.
Bewaren
• Breng de handgreep in de verticale positie (a). Zie ook afb. E.
• Rol de kabel volledig op.
Dit apparaat is gekeurd conform de op dit moment van toepassing zijnde CE-
richtlijnen zoals bijvoorbeeld elektromagnetische compatibiliteit en laagspannings-
voorschriften en is geconstrueerd volgens de nieuwste veiligheidstechnische voor-
schriften.
Technische wijzigingen voorbehouden!
12
NL