2.5
SYSTEEMPAGINA
2.5
SYSTEEMPAGINA
Scherm Geavanceerd
37
Scherm Geavanceerd
• Positieformaat
Om het formaat te wijzigen dat het toestel gebruikt om coördinaten van
een locatie weer te geven markeert u POS. FORMAAT
Ẇ. Druk op de
ENTER-knop om het menu naar voren te brengen en selecteer uit de
volgende opties: hddd.ddddd° (graden, decimale graden), hddd°mm.mm
(graden, minuten, decimale minuten), hddd°mm’ss.s (graden, minuten,
seconden, decimale seconden), Brits net, Nederl net, Fins KK127 net, Duits
net, Iers net, Maidenhead, MGRS (Militair net referentiesysteem), Nieuw-
Zealand, Qatar net, Zweeds net, Zwitsers net, Taiwan net, door de
gebruiker omschreven net, UTM/UPS (Universal transfer
Mercator/Universal Polar stereograph), W Maleisisch R Ẋ.
• Noord referentie
Om de oriëntatiemethode van het toestel t.o.v. het magnetische veld van
de aarde te wijzigen markeert u NOORD REF Ẇ (zie “Informatie over
noord referentie” op pagina 42). Druk op de ENTER-knop om het menu
naar voren te brengen. Selecteer GEOGRAF voor geografisch noorden,
MAGNETISCH voor magnetisch noorden of NET voor kaartnoorden ẋ.
• Batterysaver
Om de gebruiksduur van de batterij te behouden, selecteert u BATTERYSAVER
Ẇ. Druk op de ENTER-knop om het menu weer te geven. Selecteer AAN of
UIT Ẍ.
4. Om de gemaakte wijzigingen op te slaan markeert en selecteert u OPSLAAN
Ẇ. Om deze functie te verlaten zonder de wijzigingen op te slaan drukt u
op de PAGINA-knop ẗẖ.
Ẍ Interval
instellen
ẋ Oriëntatie
instellen
Gebruik van het scherm Geavanceerd
Vanaf het scherm Geavanceerd kunt u de geavanceerde bedieningsparameters
wijzigen die door uw GPS 100 worden gebruikt.
Zo wijzigt u de geavanceerde parameters:
1. Markeer in de systeempagina met de IN/UITZOOMEN-knop en selecteer
GEAVANCEER door de ENTER-knop in te drukken Ẅ. Een menu met
geavanceerde parameters verschijnt. SELECT is gemarkeerd ẅ.
2. Druk op de ENTER-knop en de titel van het eerste dataveld begint te
knipperen Ẇ. Markeer het veld dat u wilt wijzigen (gemarkeerde veld
knippert).
3. Kies uit de volgende opties. (U hoeft alleen de instellingen te selecteren die u
wilt wijzigen.)
• WAAS
Om de WAAS-ontvanger van het toestel in of uit te schakelen markeert u
WAAS Ẇ. (Zie “Wat is WAAS” op pagina 42.) Druk op de ENTER-knop
om het menu naar voren te brengen. Selecteer AAN of UIT ẇ.
• Kompas
Om de door het kompas gebruikte methode voor richtingaanwijzing te
wijzigen markeert u KOMPAS Ẇ. Druk op de ENTER-knop om het menu
naar voren te brengen. Selecteer HOOFDSTR (standaard N-Z-O-W), GRADEN
(<0°-360°) of MILS (0000-6400) Ẉ.
• Kaartdata
Om de data te wijzigen die door uw toestel worden gebruikt bij het
vergelijken van informatie met een papieren kaart of ander navigatiemiddel
markeert u KAARTDATA Ẇ (zie “Wat zijn kaartdata?” op pagina 42 voor
details). Druk op de ENTER-knop om het menu naar voren te brengen.
Selecteer de kaartdata die overeenkomen met het item dat u vergelijkt ẉ.
NB: De meest gebruikte data is WGS 84
vervolg
Ẅ Parameters
wijzigen
ẅ Datavelden
selecteren
ẇ WAAS aan/uitẆ Eerste data-
veld knippert
38
ẉ Instellingen
kaartdata
Ẉ Kompas
instellen
Ẋ Coördinaten
locatie
ẗẖ Terugkeren
naar
systeempagina