4.2. Op de afneembare flens staan er gemonteerd: een tubulaire elektrische verwarmer (hierna: TEV),
voelers van de thermostaat en van de thermoschakelaar. De TEV verwarmt het ingaande water, terwijl de
thermostaat de temperatuur traploos regelt binnen het bereik tot +75°C. Ieder model heeft een touchpad-
bedieningspaneel. De elektronische controle zal de door de gebruiker vooringestelde watertemperatuur
automatisch handhaven. De thermo-schakelaar is een beveiligingsinrichting die de boiler tegen
oververhitting beschermt, door de TEV van het stroomnet af te koppelen, als de watertemperatuur +95°C
heeft overschreden.
Bij modellen van de serie “IF” wordt de verwarmingsmodus door een controlelampje “Temp.
Preservation” geïndiceerd (Fig. 2, pos. 7): deze licht op zodra de temperatuur een vooraf ingestelde waarde
heeft bereikt. De modellen van series “ID” en “IB” zijn met een speciale verwarmingsindicator uitgerust
(Fig. 3, pos. 8), waarvan de bewegende lichtgevende streepjes de verwarming-procesdynamiek weergeven en
continu gaan branden nadat de benodigde temperatuur is bereikt.
De elektriciteitskabel is optioneel van een beveiligingsschakelaar voorzien, die de boiler van het
stroomnet ontkoppelt bij lekkage of in geval van een doorslag van de voedingsstroom op enige geaarde
elementen van het toestel.
4.3. De veiligheidsklep (Fig. 1, pos. 5) werkt als terugslagventiel, d.w.z. laat niet overvloedig water uit
de boiler terug stromen, als de druk in de binnentank drastisch stijgt (dit kan gebeuren bij een heftige
opwarming) en zo voorkomt het terechtkomen van verwarmingswater naar het centrale
watervoorzieningsnet; tegelijkertijd doet hij dienst als beschermingsklep die de overdruk afvoert bij
eventuele oververhitting. Tijdens het opwarmen kan er wat water uit de uitlaatbuis van het veiligheidsventiel
doorsijpelen. Dit is heel normaal en is opzettelijk bedoeld om het verwarmingssysteem te beveiligen, door
eventuele overdruk te laten ontsnappen. Die uitlaatbuis dient altijd open te blijven, daarvoor moet deze buis
in een vorstvrij milieu naar beneden gericht staan.
Het is noodzakelijk om een waterafvoer uit de uitlaatbuis (Fig. 1, pos. 14) naar het rioolnet te
voorzien; daarvoor moet u vóór de montage van de boiler een geschikte afvoergoot (Fig. 1, pos. 6)
voorbereiden.
Bovendien dient u af en toe (tenminste eens per maand) een weinig water via de uitlaatbuis van de
veiligheidsklep naar het rioolsysteem af te laten, om de kalkaanslag te laten verwijderen evenals om de
functionaliteit van het ventiel te controleren. De veiligheidsklep is met een draaiknop (Fig. 1, pos. 15)
uitgerust, waarmee hij geopend kan worden. Zorg ervoor dat die draaiknop tijdens het werken van de
verwarmer in de “gesloten” positie staat, om lekkage te verhinderen.
5. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
5.1. Een elektrische veiligheid van de boiler wordt door ons uitsluitend gegarandeerd onder voorbehoud dat
er een effectieve aarding is, die aan alle geldende montageregels en normen voldoet op het gebied van
elektrische installaties.
5.2. Alle sanitaire fittingen en verbindingsstukken evenals afsluitventielen dienen aan de parameters van het
waterleidingsnet te zijn aangepast en al de vereiste kwaliteitscertificaten hebben.
5.3. Bij de montage evenals bij het verdere gebruik van de boiler is het niet toegestaan:
Stroomvoorziening inschakelen, tenzij de boiler niet volledig is gevuld met water;
Beschermingsdeksel verwijderen, zolang het apparaat onder spanning staat;
De boiler zonder aarding laten werken, evenmin waterleidingbuizen als aardleiding gebruiken;
Het toestel op een waterleidingnet aansluiten, waar de werkdruk 0,6 MPa overschrijdt;
De boiler zonder een veiligheidsventiel op het centrale watertoevoersysteem aansluiten;
Water uit de boiler aftappen wanneer het systeem onder spanning staat;
Van onderdelen of aanvullende accessoires gebruik maken die door de Fabrikant niet aanbevolen
of uitdrukkelijk toegestaan zijn;
Boiler-water voor het koken van eten gebruiken;
De boiler met vuil water vullen: vreemde mechanische deeltjes (zand, kleine steentjes enz.) en
andere onzuiverheden kunnen wel het veiligheidsventiel verstoppen en zo de boiler beschadigen;
De opbouw en/of montage-afmetingen van houders van de boiler zelfstandig wijzigen.
Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur ter plaatse binnen het bereik tussen +3°C en +40°C ligt.
Indien het water binnen de tank bij een lage temperatuur bevriest, dan gaat de hele boiler kapot, hetgeen door
de garantie niet gedekt wordt.