10. Kalibratie van de stelaandrijving
De stelaandrijving kan altijd opnieuw worden gekalibreerd.
Druk hiervoor in de bedrijfsmodus HANDMATIG of
AUTOMATISCH gedurende 3 seconden gelijktijdig op
alle vier de toetsen.
Op het display verschijnt nu de tekst CAL (zie afb. rechts).
De kalibratie kan altijd worden afgebroken door een willekeuri-
ge toets langer in te drukken.
Als de stelaandrijving niet gekalibreerd kan worden (bijv. omdat
het apparaat niet op de radiator is gemonteerd, een verkeerde
adapter wordt gebruikt of als het proces door de gebruiker is
afgebroken), verschijnt op het display de tekst ErrC evenals
een knipperende driehoek (zie afb. rechts).
Deze foutmelding kan door te drukken op de toets „PROG“
worden verwijderd.
☞
Na de kalibratieprocedure als gevolg van een fout of annulering
door de gebruiker, blijft het driehoeksymbool net zolang
weergegeven tot de stelaandrijving succesvol is gekalibreerd.
ƽ
Wanneer het apparaat niet is gekalibreerd, is een effectief
gebruik van de stelaandrijving niet mogelijk. Daarom wordt
onafhankelijk van de geactiveerde modus of functie de motor
niet bediend zolang de stelaandrijving niet is gekalibreerd.
11. Ventielbescherming
De ventielbescherming voorkomt een verkalking van het ventiel.
Deze functie wordt 28 dagen na de uitvoering van de laatste ventielbescherming of
een „geslaagde“ kalibratie van de stelaandrijving automatisch uitgevoerd.
Hiervoor wordt het ventiel volledig geopend en gesloten. Vervolgens keert de ste-
laandrijving weer terug in de oorspronkelijke positie. Dit voorkomt kalkaanslag op
het ventiel.
92