47
Schuif de vierkante disselaansluiting
over het op de fiets gemonteerde
koppelingselement.
Steek de veerklempen door de boor-
gaten van beide koppelingsonderdelen
en sluit de beugel, zodat de opening
van de klem over het uiteinde van de
pen ligt.
2.3.2. De dissel op het koppelingselement monteren
Veiligheidsaanwijzing:
Altijd de veiligheidsriem aan de
kettingstijl bevestigen!
Leg de veiligheidsriem om de
achterkant van het fietsframe en
bevestig de karabijnhaak aan de
D-ring van de dissel.
Veiligheidsaanwijzing:
een koppelingselement dat niet juist is gemonteerd kan tijdens het remmen losraken ofwel zijwaarts door de spaken steken.
Dit betekent dat de fietser zal vallen en zwaar gewond kan raken. Inspecteer dus telkens voordat u gaat fietsen of het
koppelingselement op de juiste plaats en goed vast zit.
•Lees de gebruiksaanwijzing goed door voordat u de Croozer gaat gebruiken.
•De fietser moet ouder zijn dan 16.
•Zorg van tevoren dat de aanhanger niet met delen van de fiets in aanraking kan komen, zoals pedalen, remmen, etc.
•Let op de juiste montage van alle onderdelen, met name de wielen en de dissel.
•Bedenk goed dat het rijgedrag van de fiets anders wordt als er een aanhanger aan is bevestigd en dat er hogere eisen
aan de remmen en aan de framebelasting worden gesteld. Raadpleeg bij twijfel altijd de vakhandelaar.
•Aanbevolen wordt spatborden en achteruitkijkspiegels op de fiets te monteren.
•Vervoer alleen kinderen die zelfstandig kunnen zitten, tenzij er een goed bevestigde babystoel (bijv. van het merk “Weber”)
wordt gebruikt.
•Vermijd om met één wiel over hindernissen te rijden, met name door bochten!
De aanhanger kan omkiepen, zelfs wanneer u zeer langzaam rijdt!
•Mocht het voertuig omkiepen, dan dient het handvat als veiligheidsstang.
Zorg er dus voor dat het handvat altijd gemonteerd is, zelfs als u het voertuig
achter uw fiets aan trekt!
•De aanhangers mogen alleen onbeladen gekoppeld of ontkoppeld worden.
•Vergeet nooit de dissel met de veiligheidsriem vast te zetten.
•De toegestane maximumsnelheid voor het rijden met een fietskar is 25 km/h. In de bochten dient u veel langzamer te rijden!
•Rij voorzichtig en voorkom situaties waarbij u volop op uw rem moet staan. Als u met de voorwielrem remt wanneer de
aanhanger bevestigd is, worden er grote krachten op de fiets en met name de gaffeldissel uitgeoefend.
•De fietser en de passagiers moeten goedgekeurde fietshelmen dragen.
•Vervoer uw kinderen nooit zonder goed afgestelde en vastgemaakte veiligheidsgordels. Als er een ongeluk gebeurt,
zou uw kind anders zware of zelfs dodelijke verwondingen kunnen oplopen!
•Trek de kinderkar alleen als u daar voldoende ervaring en kracht voor hebt.
•De fietskar mag nooit door een motorfiets worden getrokken.
•Controleer de wielspanning voordat u de fietskar trekt. De benodigde spanning is 35 psi (2,5 bar).
•Als u de aanhanger parkeert, zorg er dan voor dat hij niet kan omkiepen. Door de aanhanger aan de fiets te koppelen,
verandert het zwaartepunt van de fiets, waardoor de stander, en met name een tweepotige stander, niet goed meer
functioneert. De fiets kan omvallen en kinderen die in of uit de kar klimmen, kunnen gewond raken. Door de val kan de
aanhanger, de dissel of het koppelingselement beschadigd raken.
2.4. Veiligheidsvoorschriften voor de fietskar
