De DHP-A is voorzien van een buitengedeelte dat de energie in de bui-
tenlucht benut tot een minimumtemperatuur van -20°C. Het buitenge-
deelte heeft een batterij waarmee de brinevloeistof gratis energie uit de
buitenlucht haalt. Tijdens bedrijf wordt de batterij gekoeld door de
energie-uitwisseling terwijl tegelijkertijd de luchtvochtigheid ervoor
zorgt dat deze met vorst wordt bedekt. De DHP-A heeft een automatis-
che functie om de batterij te ontdooien met de geproduceerde warmte-
energie. Indien nodig start de ontdooiprocedure. Dit houdt het vol-
gende in:
•
De ontdooiprocedure start wanneer de temperatuur van de brinev-
loeistof de ingestelde grenswaarde voor ontdooien bereikt.
•
De compressor wordt stopgezet, zodat de ontdooiprocedure de
compressor niet onnodig belast. De compressor wordt echter niet
stopgezet wanneer deze warm water produceert, omdat de boiler
wordt afgekoeld bij ontdooien. De ventilator van het buitenge-
deelte wordt bij ontdooien stopgezet om het ontdooien sneller te
laten verlopen.
•
De shuntklep in de warmtepomp gaat open, zodat de warme bri-
nevloeistof vanuit de ontdooitank wordt vermengd met de koude
brinevloeistof die circuleert in het buitengedeelte. Het mengsel
heeft een temperatuur van ongeveer 15°C.
•
De brinevloeistof van 15 graden laat het aangevroren vocht op de
batterij smelten terwijl de vloeistof flink wordt afgekoeld.
•
Als de brinevloeistof niet langer wordt afgekoeld naar temperatu-
ren onder 11°C is de batterij voldoende ontdooid.
•
De shuntklep sluit de toevoer van warme brinevloeistof vanuit de
ontdooitank af.
•
Er wordt weer overgeschakeld op normaal bedrijf.
Toerentalregeling
Geldt voor bepaalde warmtepompmodellen.
Om een warmtepomp zo effectief mogelijk te kunnen laten werken, zijn
zowel voor het verwarmingssysteem als voor het brinecircuit optimale
omstandigheden vereist. Het temperatuurverschil tussen de aanvoer-
leiding en retourleiding van het verwarmingssysteem moet continu bin-
nen het interval van 7–10°C liggen. Voor het brinecircuit geldt een tem-
peratuurverschil van 3°C tussen de in- en uitgaande leiding. Als de ver-
schillen groter of kleiner zijn, wordt de warmtepomp minder effectief en
wordt er minder bespaard.
Gebruikershandleiding VUBMA910 – 7