- 116 -
•
LPR/LPD
–
LPR/LPD-protocol
: schakel deze optie in om LPR/LPD in te schakelen.
–
Poortnummer
: voer het poortnummer in van het apparaat voor afdrukken via
LPD. U kunt dit poortnummer wijzigen wanneer de door u gebruikte
netwerkomgeving wordt gewijzigd.
•
Internet Printing Protocol (IPP)
–
IPP-protocol
: schakel deze optie in om IPP in te schakelen.
–
Printernaam
: voer de printernaam in.
–
Netwerkpad
: toont de printer URI.
AirPrint
U kunt instellingen voor
AirPrint
instellen.
•
AirPrint
: Als u
AirPrint
wilt gebruiken, vinkt u Inschakelen aan.
–
Beschrijvende naam
: Toont de aangepaste naam die door SSDP wordt gebruikt
door
AirPrint
. De aangepaste naam wordt in het Windows-netwerk getoond
wanneer een apparaat wordt gedetecteerd.
–
Locatie
: Voer de apparaatlocatie in.
–
Geografische locatie
: U kunt de geografische locatie instellen.
•
Latitude
: Voer de breedtegraad in.
•
Longitude
: Voer de lengtegraad in.
•
IPP-instellingen
–
Veilige IPP
: Koppeling naar
Veilige IPP
-instellingen.
–
Raw TCP/IP, LPR, IPP
: Koppeling naar
Raw TCP/IP, LPR, IPP
-instellingen.
•
Biedt informatie
: U kunt de informatie van verbruiksartikelen controleren.
Google Cloud Print
U kunt instellingen doen voor
Google Cloud Print
.
•
Anoniem registreren
–
Printernaam
: Voer de gewenste printernaam in.
–
Beschrijving printer
: Voer de beschrijving voor de printer in.
–
Proxy-instellingen
: U kunt de proxyserver instellen.
•
Proxy inschakelen
: Als u de proxyserver wilt gebruiken, vinkt u Inschakelen
aan.
•
Proxy-IP
: Voer de proxy-IP in.
•
Poort
: Voer de poort in.
–
Verbinding testen
: U test de verbinding met de proxyserver.
–
Status registratie
: U kunt de status van uw registratie controleren.