KEUZE VAN DE INSTALLATIEPLAATS
Plaats de klimaatregelaar op een egaal
oppervlak, waarbij de luchtroosters niet kun-
nen worden belemmerd. Plaats het apparaat
op een afstand van minstens 50 cm van
muren of hindernissen.
SNOEROPROLINRICHTING
Alvorens de slang voor de afvoer van de
warme lucht te monteren, worden beide
beugels die dienen als oprolinrichting voor
het voedingssnoer gemonteerd met behulp
van de meegeleverde schroeven, zoals geïl-
lustreerd in de figuur.
ACCESSOIRES VOOR DE LUCHTAFVOER
INSTALLATIE VAN HET LUCHTAFVOERKANAAL
1. Draai tegen de richting van de wijzers de
twee adapters aan de uiteinden van de
slang vast (zie figuur), nadat de slang werd
uitgetrokken.
2. Bevestig de vierkante adapter van de
afvoerleiding aan de opening voor de afvoer
van de warme lucht.
3. Breng het ander uiteinde (flens) naar het
dichtstbijzijnde raam.
Let op: de lengte van de buizen voor de luch-
tafvoer kan van 500 tot 2000 mm lang zijn. Het
is raadzaam steeds de minimale lengte te
gebruiken om de lucht af te voeren.
Tijdens de montage worden de buizen zo
horizontaal mogelijk gehouden zonder ze te
vervormen. Het uiteinde wordt overigens niet
aangesloten op een andere afvoer (schoor-
steen,…), omdat dit de werking kan versto-
ren.
Correcte installatie aan de muur: de ope-
ning bevindt zich op 40 tot 130 cm van de
vloer.
58
Installatie