37
INSTALLATIE
Zet het apparaat in het vertrek dat ontvochtigd
moet worden. Er moet vóór de luchtontvochtiger
een vrije ruimte van minstens 50 cm worden gela-
ten, om de afvoer van lucht niet te belemmeren.
Voor een goede ventilatie moet aan de achterkant
van het apparaat minstens 5 à 10 cm vrije ruimte
worden gelaten. De afvoer van het condenswater
kan op twee manieren gebeuren:
A) Afvoer in het reservoir
Het condenswater kan rechtstreeks in het reser-
voir opgevangen worden.
Het reservoir is makkelijk te verwijderen (fig. 1).
B) Continu-afvoer naar buiten
Als u het apparaat lange tijd wilt laten werken zon-
der dat u de mogelijkheid hebt het reservoir perio-
diek te ledigen, raden wij u aan een continue
afvoer te gebruiken.
1) Draai de plug voor continue afvoer los en ver-
wijder het rubberen dopje (zie figuur 2).
2) Bevestig de rubberen slang aan de tuit.
3) Let erop dat de slang nooit boven de afvoer-
tuit komt. Is dit wel het geval, dat blijft het
water in het reservoir staan; controleer boven-
dien of de slang niet bekneld zit (fig. 3).
N.B.:
Bewaar het rubberen dopje om de tuit
af te sluiten.
Aanbrengen van de wielen
1) Neem de stekker uit en ledig het reservoir
(indien hij vol is)
2) Verwijder de rubberen pluggen onderaan het
apparaat door ze met kracht of met behulp
van een tang uit te trekken (zie figuur 4/1).
3) Breng de wielen aan door de pennen van de
wielen in de gaten te steken. (zie figuur 4/2)
Opmerking:
Let tijdens deze handelingen
op dat het apparaat niet meer dan 45° wordt
gekanteld; wacht in elk geval na het aanbrengen
van de wielen minstens een uur voordat u het
apparaat weer gaat gebruiken.